GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 3 INGEKOMEN STEKKEN. N°. 5. Leiden, 6 Januari 1932. Bij besluit van Uwe Vergadering van 7 December 1931 (Ing. St. No. 315) werd ons College gemachtigd tot het uit- leenen van overtollige kasgelden, welk besluit ingevolge de gewijzigde bepalingen der gemeentewet aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring werd toegezonden. Blijkeus het in de Leeskamer ter visie gelegd schrijven, wenschen Gedeputeerde Staten dat besluit op enkele punten te zien aangevuld. Aangezien bij ons College tegen deze aanvullingen geen bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering in overweging, met wijziging van het besluit van 7 December 1931, ons College te machtigen gedurende het jaar 1932 overtollige kasgelden uit te leenen aan: a. publiekrechtelijke lichamen en de Bank voor Neder- landsche Gemeenten N.V.; b. andere door ons aan te wijzen instellingen; een en ander voor den tijd en onder de voorwaarden, in elk voorkomend geval, met inachtneming van den geldigheidsduur vaD deze machtiging, door ons College te bepalen, met dien verstande, dat het uitleenen van gelden aan de onder b genoemde instellingen slechts geschiedt tegen verstrekking van zakelijk onderpand ten genoegen van ons College en met bepaling: 1°. dat de overwaarde van het onderpand ten minste 20 moet bedragen, en onverwijld aanvulling van het onderpand ten genoegen van ons College moet plaats vinden, zoodra de overwaarde beneden het genoemde percentage van 20 daalt, en 2°. dat, indien het zakelijk onderpand bestaat in effecten, dit slechts zullen kunnen zijn effecten, welke in de beurs- noteering zijn opgenomen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 6. Leiden, 6 Januari 1932. Bij raadsbesluit van 4 Maart 1929 (Ingek. Stukken No. 28) werden van de Sociëteit Amicitia tegen den prijs van/800. per jaar gehuurd eenige lokalen op de eerste verdieping van het sociëteitsgebouw aan de Breestraat No. 120. In deze lokalen werd de afdeeling Bevolking en Burgerlijke Stand der Secretarie gevestigd. De huur eindigt op 1 Mei 1932, of zooveel eerder als de Sociëteit het gebouw vóór dien datum mocht ontruimen. In verband hiermede is door ons College uitgezien naar andere localiteit. Wij hebben de hand kunnen leggen op het gebouw aan den Stillen Rijn No. 3, dat tot dusverre in ge bruik was bij de Christelijke Kweekschool voor onderwij zeressen) Behalve de vorenbedoelde bureaux, kan hierin ook het onlangs in het leven geroepen Crisis-Comité worden ondergebracht. De eigenares, de Leidsche Spaarbank, is bereid dit perceel aan de gemeente te verhuren voor den tijd van vijf jaren en daarna van jaar tot jaar, zulks voor den prijs van 1400.per jaar, met bepaling, dat het onderhoud van het gebouw voor rekening van de gemeente komt. Een huurovereenkomst op dezen voet komt ons in de gegeven omstandigheden aannemelijk voor, zoodat wij Uwe Vergadering, onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, in overweging geven te besluiten met ingang van een nader door ons College te bepalen datum van de Leidsche Spaarbank, tegen een jaarlijkschen huurprijs van ,1400.voor den tijd van vijf jaren te huren het gebouw aan den Stillen Rijn No. 3, ten behoeve van de vestiging van bureaux, met bepaling, dat de huur verder geacht wordt telkens, behoudens opzegging door één der partijen, voor den tijd van één jaar tegen denzelfden huurprijs en onder dezelfde voorwaarden te zijn verlengd, zullende de huur in elk geval eindigen tien jaren na den aanvang daarvan, zonder dat eenige opzegging wordt ver- eischt en voorts onder voorwaarde, dat het onderhoud van het gebouw ten laste van de gemeente komt. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 7. Leiden, 9 Januari 1932. In verband met de vacature van leeraar in de lichamelijke oefening aan de Kweekschool voor onderwijzers en onder wijzeressen, welke op 1 September j.l. is ontstaan tengevolge van het aan den heer A. Metz verleend eervol ontslag, hebben wij den heer A. Schwantje, onderwijzer in de lichamelijke oefening bij het openbaar lager onderwijs in deze gemeente, tijdelijk belast met het geven van de lessen van den heer Metz aan genoemde inrichting van onderwijs. Teneinde het mogelijk te maken te zijner tijd voor het onderwijs in de lichamelijke oefening aan de genoemde school een andere regeling te treffen, zijn wij met den Hoofdinspec teur van het Lager Onderwijs in de derde Hoofdinspectie van meening, dat voorloopig slechts tijdelijk in deze vacature dient te worden voorzien. Met verwijzing naar het bij de stukken gevoegd advies van genoemden Hoofdinspecteur geven wij mitsdien in overweging den heer A. Schwantje, onderwijzer in de lichamelijke oefening bij het openbaar lager onderwijs in deze gemeente, tot wederopzeggens te benoemen tot tijdelijk leeraar in de lichamelijke oefening aan de Gemeentelijke Kweekschool voor onderwijzers en onderwijzeressen en zulks alsnog te rekenen met ingang van 9 September 1930. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 8. Leiden, 15 Januari 1932. Onder verwijzing naar het in de Leeskamer ter visie liggend rapport van de Oommissie van Financiën geven wij Uwe Vergadering in overweging goed te keuren: 1°. den staat van af- en overschrijving op de begrootina voor 1930; 2°. de rekening, dienst 1930; 3°. de begrooting, dienst 1932; een en ander van het College van Vrouwenkraammoeders. Aan den Gemeenteraad. Burg en Weth. van Leiden. N°. 9. Leiden, 15 Januari 1932. Bij raadsbesluit van 14 April 1930 (Ingek. Stukken N°. 69) werd het perceel Lokhorststraat N°. 22 verhuurd aan de Weduwe A. Christiaanse-Hanno tegen den prijs van 300. per jaar. De huurster is inmiddels op 8 October 1931 overleden. Haar zoon, de heer A. Christiaanse, is bereid de huur tegen den geldenden prijs en onder de bestaande voorwaarden voort te zetten. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging het raadsbesluit van 14 April 1930 (Ingek. Stukken N°. 69), gerekend te zijn ingegaan op 8 October 1931, in dien zin te wijzigen, dat daarin wordt gelezen „A. Christiaanse" in plaats van „Wed. A. ChristiaanseHanno". Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 10. Leiden, 15 Januari 1932. In Uwe Vergadering van 6 Juli 1931 (Ingek. Stukken N°. 159) werd besloten aan de Provincie Zuid-Holland over te dragen den Zijldijk, de Zijl en de Spanjaardsbrug, ingaande op een door ons College, in overleg met Gedeputeerde Staten, te bepalen datum. De datum van overdracht van den Zijldijk werd inmiddels bepaald op 1 September 1931, op welk tijdstip mede de tol op dien weg werd opgeheven. Inzake de overdracht van de door de provincie te zijner tijd te vernieuwen Spanjaardsbrug stelden Gedeputeerde Staten aan ons College de volgende regeling voor: 1°. de overneming door de provincie van de brug heeft plaats op den dag van indienststelling van de nieuwe brug; 2°. het loopende contract, betreffende de pacht van de bediening van de brug, wordt na 1 Mei 1932 door de gemeente, voor zooveel van haar afhangt, verlengd; 3°. door de provincie wordt vanaf een nader te bepalen dag tot de overneming van de brug, aan de gemeente jaarlijks zooveel betaald als de kosten van de brug over dat jaar, verminderd met de pachtsom, meer bedragen dan 900. 4°. de gemeente blijft de brug tot het tijdstip van de over-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 1