MAANDAG 29 DECEMBER 1930.
355
Volgens den heer Wilbrink geeft het niet, of er meer werk-
loozen zijn, en maakt het voor de werkloozen niets uit, of de
werkloosheid langer duurt, maar spreekster heeft in de vorige
raadszitting medegedeeld, dat de familieomstandigheden dan
anders worden en dat, hoe langer de werkloosheid duurt,
hoe grooter de uitputting zal zijn; hoe meer gebrek aan alles,
aan kleeding, huisraad enz. Daarom acht spreekster deze manier
van bestrijding niet goed en zij betwijfelt, of bij de voorstel
lers van de motie van orde de ernstige wil wel aanwezig is
om iets ter verbetering van het lot der werkloozen te doen.
De heer van Es wenscht even aan te geven, waarom hij het
voorstel van orde mede heeft onderteekend.
Vooreerst heeft hij in de toelichting van den heer van Stralen
eik argument gemist, waarom deze zaak niet zon kunnen
worden aangehouden tot de behandeling van de begrooting,
maar in de tweede plaats heeft de heer van Stralen door zijn
voorstellen wel uitgedrukt, wat het voordeel der aanneming
ervan voor de werkloozen zou zijn, doch hij heelt niet getracht
eenigszins in een cijfer aan te geven, welke de gevolgen zouden
wezen voor de gemeente. Nu heeft de heer van Eek wel de
stelling verkondigd, dat, wanneer er aan den eenen kant groote
nooden zijn en aan den anderen kant ook de gemeentefinanciën
een rol spelen, men zich door het bestaan van die nooden
dient te laten leiden en de gemeentefinanciën op den achter
grond moet schuiven, maar dat is een onverantwoordelijk
standpunt en spreker had van den heer van Eek, dien hij heeft
leeren kennen als iemand met een gezond verstand, niet als
iemand, die zich altijd door zijn gevoel laat leiden, in zijn
hoedanigheid van Raadslid een dergelijke redeneering niet
verwacht.
Spreker stelt er prijs op, dat de vooi stellen van den heer
van Stralen bij de begrooting zullen worden behandeld, om
dat de Raadsleden dan een praeadvies zullen krijgen. Hij zal
dan liever op het kompas van Burgemeester en Wethouders
dan op dat van de sociaal-democraten varen. Volgens den heer
van Eek willen de heeren Wilbrink en Wilmer en spreker
door de indiening van hun orde-voorstel te kennen geven, dat
de sociaal-democraten zich niet met de werkloosheid mogen
bemoeien, maar het is dwaasheid om aldus te redeneeren.
Niemand van de rechter zijde zal het den heer van Eek of
een ander Raadslid kwalijk nemen, als hij zich met de werk
loosheid bemoeit, maar wei dient er tegen te worden gewaakt,
dat de zaken eenzijdig worden behandeld. Als de heer van
Eek zegt, dat de rechterzijde met het College heult tegen de
sociaal-democraten, dan stelt spreker er tegenover, dat dit
wel eens noodzakelijk kan zijn, want de sociaal-democraten in
den Raad mogen niet eischen, dat de Raad naar hun pijpen
en naar hun inzichten zal dansen. Zoolang de rechterzijde een
meerderheid heelt en haar verantwoordelijkheid gevoelt, moet
zij daarmede rekening houden en mag zij niet alleen afgaan
op de wenschen, welke de sociaal-democraten uiten en met
zekere aanmatiging decreteeren.
Op één argument, door den heer van Eek gebezigd, wil
spreker verder ingaan. De heer van Eek wees er op, dat de
werkloozen stoffelijk en geestelijk achteruitgaan, en hij bepleitte
op dien grond spoedige invoering van een verhooging van de
steunuitkeeringen. Financieel zouden de menschen daardoor
misschien beter worden, maar als de heer van Eek meent,
dat meerdere steun de menschen geestelijk opheft, dan moet
spreker hem die illusie benemen. Daarvoor is iets anders noodig.
Hetzelfde gold van de verhooging der Kerstgave, waartoe ook
voorstellen zijn gekomen van de zijde van de sociaal-democraten.
Door een verhooging van een Kerstgave alleen kan men den
mensch niet opheffen, want dat is slechts de materie. Door
de materie alleen kan men niet in de geestelijke behoeften
voorziendat is een aparte zaak, waarvoor iets anders noodig
is. Hier bewijzen de sociaal-democraten, dat zij met beide
voeten staan op den bodem van het materialisme en eigenlijk
alleen de stof erkennen, die de menschen ook uit hun geeste
lijke depressie zou moeten opheffen. Dat de S.D.A.P. volgens
de rechterzijde zich niet met de werkloosheid en al die zaken
zou mogen bemoeien, is ten eenen male ongegrond, ook volgens
de historie. Twee jaren geleden, bij den toenmaligen strengen
vorst, toen er ook veel werkloosheid was, zijn door het College
ook maatregelen genomen; toen is Wethouder Goslinga nog
onder hartelijk applaus, ook van de zijde van de S.D.A.P.,
hulde gebracht voor de destijds zoo spoedeischend genomen
maatregelen.
De sociaal-democraten staan heusch niet alleen op de bres,
maar er zijn nog meer menschen, die een open oog hebben
voor den nood, maar met het noodige verstand, en niet alleen
alleen met het gevoel.
De heer Romijn heeft niet medegewerkt aan het voorstel
der sociaal-democraten om deze zaak spoedeischend te be
handelen, noch aan de motie van orde der rechterzijde en
staat er dus nogal neutraal tegenover.
Spreker kan zich indenken, dat de sociaal-democratenkomen
met deze voorstellen en prijs stellen op behandeling vóór
1 Januari, gezien ook het terugkeeren van arbeiders naar de
kassen, dat op 1 Januari plaats zal hebben, maar daartegenover
staat toch, dat op 17 November, toen de heer van Stralen die
zaak in de Sectie ter sprake bracht, die omstandigheid in elk
geval bekend was; men wist, dat op 1 Januari die regeling
in werking zou treden. Spreker kan het dus niet als gemoti
veerd erkennen, dat de omstandigheden er toe zouden brengen
nu geen geduld meer te hebben, maar om ineens spoedeischende
behandeling te vragen.
Spreker is het ten deele met de sociaal-democraten eens,,
dat door de grootere werkloosheid de nood in de gezinnen
van werkloozen ook grooter geworden is, omdat familie,
kennissen en vrienden, van wie men in die kringen sympathie
en steun te verwachten heeft, door eigen onvermogen daartoe
niet meer in staat zullen zijn. Een toeneming van de werk
loosheid en uitbreiding van het aantal personen, die in die
zeer moeilijke omstandigheden verkeeren, heeft echter ook
andere gevolgen; door den op het oogenblik heerschenden
nood zullen de prijzen in het algemeen ook weer een tendens
tot verlaging vertoonen en tot een versnelde verlaging. Nu
zal dit niet geheel tegen elkaar opwegen, maar dit toont toch
aan het ernstige en moeilijke karakter van deze zaak. Er
wordt nu voorgesteld deze voorstellen niet vandaag te be
handelen, maar in de tweede helft van Januari, een tijdvak,
dat toch niet zoo verschrikkelijk lang is. De sociaal-democraten
kunnen zich volgens spreker niet ernstig beklagen, wanneer,
door de weinige voorbereiding en de weinige bekendheid met
het voorstel van den heer van Stralen, die voorstellen niet
nu reeds in behandeling kunnen komen. In dit laatste geval
zou het gevolg dan zeer waarschijnlijk zijn, dat er een absolute
afwijzing van die voorstellen kwam.
Met hat korte uitstel, dat wordt voorgesteld, is er niets
verloren en er is dan ook alle reden om het voorstel van
de rechterzijde te steunen. De Raad zal dan in de tweede
helft van Januari de zaak behandelen, daarbij behoorlijk voor
gelicht door het College, dat in een zaak als deze de leiding
moet hebben.
De heer van Tol meent, dat de behandeling van het tweede
punt der voorstellen van den heer van Stralen een uitstel
tot de tweede helft van Januari, zooals dat door het voorstel
van orde wordt beoogd, niet kan velen. Met 1 Januari zullen
verscheidene werkloozen naar de kas van hun organisatie
overgaan en een kleinere uitkeering krijgen dan zij van de
gemeente ontvangen. Die menschen hebben weken lang zonder
werk geloopen en nu zou het te betreuren zijn, indien met
de behandeling van het betrekkelijke voorstel van den heer
van Stralen tot het einde van Januari werd gewacht, omdat
dan de uitkeeringen uit de kas voorbij zijn en die menschen
weken lang een lager steunbedrag zullen hebben ontvangen.
Yan de aanneming van het voorstel van orde zouden die
menschen dus schade lijden.
De Voorzitter meent, dat door de heeren van Stralen en
van Eek over de houding van het College iets is gezegd,
dat recht gezet dient te worden.
Tot dusverre is dit debat op waardige en goede wijze ge
voerd van weerszijden zijn met veel ernst de argumenten
naar voren gebracht, welke men meende in dit stadium van
de zaak in het midden te moeten brengen en het zou
spreker spijten, indien daarin verandering kwam. Er bestaat
niet de minste twijfel, of al de leden van den Raad, onver
schillig, of zij rechts dan wel links gestemd zijn, zien den
ernst van het werkloosheidsvraagstuk in. Er bestaat alleen
verschil van opvatting omtrent het oogenblik, waarop de
voorstellen van den heer van Stralen moeten worden behan
deld. De Raad, die souverein is, moet daarover beslissen en
degene, die zijn zin niet krijgt, moet zich bij die beslissing
neerleggen. Van geen van beide zijden kan men zeggen, dat
er te lichtvaardig en zonder ernst wordt gehandeld.
De bewering van de heeren van Stralen en van Eek, dat toege
zegd was een spoedeischend praeadvies op het den lsten Decem
ber ingekomen adres van het Plaatselijk Arbeids-Secre-
tariaat, is niet geheel juist. Er is alleen gezegd, dat dat prae
advies zoo spoedig mogelijk zou komen, en in het College
is ook wel degelijk overwogen om het uit te brengen bij het
antwoord op het sectie-verslag. In de vorige vergadering is
gezegd, dat het praeadvies op de voorstellen van den heer
van Stralen nagenoeg gereed was, en spreker heeft er bijge
voegd, dat het in het antwoord op het sectie-verslag was
vervat. Er is gestemd over het voorstel van Burgemeester
en Wethouders om de voorstellen van den heer van Stralen
in hun handen te stellen om praeadvies en de groote meer
derheid van den Raad heeft zich daarmede vereenigd. Indien
naast hetgeen in het antwoord op het sectie-verslag is ge
zegd een praeadvies over deze zaak moest worden uitgebracht,
moest daarvoor een afzonderlijk onderzoek worden ingesteld,
d. w. z. het betreffende gedeelte moest uit de Memorie van