554
VRIJDAG 11 DECEMBER 1931.
sinds hij voorzitter van de commissie is (September), de af
doening van de zaak niet heeft vertraagd, maar bevorderd,
door haar op de agenda van de commissie te plaatsen en een
beslissing er over uit te lokken.
De vraag is nu wil de Raad op dit moment, zonder door
het College te zijn ingelicht omtrent de stichtings-en exploi
tatiekosten van het badhuis, zonder het plan gezien te hebben,
besluiten het badhuis te stichten, of wil de Raad de voor
stellen dienaangaande van Burgemeester en Wethouders
afwachten
Dat de voorstellen van Burgemeester en Wethouders zouden
leiden tot uitstel van de stichting van het badhuis met het
oog op de moeilijke tijdsomstandigheden, acht spreker niet
uitgesloten, al heeft spieker geen opdracht en ook geen vrij
moedigheid om dit namens het College te verklaren. Spreker
is het eens met de uitspraak van den partijgenoot van den
heer Koole, den heer de Miranda: Eerst leven en dan trach
ten aangenaam te leven.
Als het waar was, wat de heer Schüller interrumpeerde,
n.l. dat dit »leven" was, zou de wereld al dood zijn, want zij
heeft het duizenden jaren zonder badhuizen gedaan.
Men dient de zaken goed te overwegen, alvorens met voor
stellen te komen, ook omdat Gedeputeerde Staten ten aanzien
van kapitaalsuitgaven op het oogenblik zeer moeilijk zijn.
Burgemeester en Wethouders willen niet, zooals van hen
beweerd wordt, alles stopzetten, maar zij willen het geld, dat
er is, zoo productief mogelijk maken door het scheppen van
kapitaal, van waarden. Het badhuis zal echter geld blijven
kosten. Hiermede ontkent spreker in het geheel niet, dat het
een nuttige instelling kan zijn, maar ten slotte moet men de
belangen tegen elkaar afwegen.
Spreker geeft den heer Koole ernstig in overweging zijn
voorstel in te trekken, aangezien de verwerping er van de
totstandkoming van het badhuis zeker niet zou bevorderen,
terwijl hij toch moeilijk kan verwachlen, dat de Raad het zal
aannemen, zonder bekend te zijn met de cijfers en zonder het
plan gezien te hebben.
De heer Koole zegt, dat volgens den heer Coster de sociaal
democraten wel voorgesteld hebben om het gemeente-perso
neel op Zondagen en christelijke feestdagen zooveel mogelijk
vrijaf te geven, maar dat zij door dit voorstel een aantal
personen zouden dwingen, op Zondag arbeid te verrichten.
Indien de heer Ooster de bespreking over sprekers voorstel
twee jaar geleden echter goed gevolgd had, had hij daaruit op
kunnen maken, dat het volgens spreker nog een open vraag
blijft of daarbij personeel noodig is, daar het bestuur der
zweminiichting allemaal gediplomeerde zwemmeis zijn, die
zoo noodig bij gevaar zelf handelend kunnen optreden. Moet
echter het personeel op Zondag arbeid verrichten, dan moet
het natuurlijk in de week een vrijen dag hebben.
Het is mogelijk, dat de heer van Es in de Commissie niet
gezegd heeft, dat hij hoopte, dat dit plan uitgevoerd kon
worden uit het enthousiasme van den heer van Es in de
Commissie en uit zijn vóór dit plan stemmen maakte spreker
op, dat hij hoopte op spoedige uitvoeiing van dit plan.
Spreker neemt terug, dat de heer Goslinga, toen die zaak
in de Commissie van Financiën werd besproken, daarvan
voorzitter was. Indien de overdekte bad- en zweminrichting
in die commissie niet ter sprake was gekomen, en dus alleen
het badhuis, was de kans groot geweest, dat het er al ge
weest was. Spreker heeft in de Commissie voor den Genees
kundigen Dienst vermeden het badhuis vast te koppelen aan
een overdekte zweminrichting, daar het tekort daarop mogelijk
30.000.a 40.000.zou zijn, maar heeft alleen het
project, door het College aan die commissie voorgelegd,
objectief behandeld; wanneer de Commissie van Financiën
dat ook had gedaan, zou zij tot uitvoering van de toen
bestaande plannen besloten hebben, daar de financieele ver
houdingen toen nog niet de scherpte van nu hadden aange
nomen. Die overdekte zweminrichting is een débacle geworden
men moest /'100.000.waarborgsom hebben; men kwam
echter niet verder dan tot 30.000.er was dus niet veel
enthousiasme. Uit de begrooting, die spreker gekregen heelt,
blijkt echter, dat die overdekte inrichting op de gedachte
plaats onuitvoerbaar zou zijn; de ramingen waren veel te
hoog opgeschroefdmen rekende n.l. op 60.000 zwembaden
per jaar; dat kan spreker aannemeneen enthousiast zwemmer
kan, als er een overdekte inrichting is, ƒ0.40 missen voor
een bad, maar men rekende ook op 25.000 stortbaden per
jaar; men heeft een plaats uitgekozen ver van Tuinstadwijk
men rekende dus op 500 douchebaden per week; spreker is
dag in dag uit bezig het gebruik van zijn badhuis op te
voeren, reeds 9j jaar, met succes, maar hij heeft het toch
nog niet tot dit getal per week kunnen brengen. Dat was
op een fiasco uitgeloopen, omdat niemand 1 uur of 3 kwartier
gaat loopen naar een inrichting ver buiten de stad, vooreen
douchebad, wel voor een zwembad.
Daarbij heeft men gerekend op 10.000 kuipbaden per jaar,
terwijl het onmogelijk is tot zoo'n eindcijfer te komen. De
zaak is te veel opgeschroefd en daardoor mislukt.
Spreker kan zijn voorstel niet intrekken.
De heer Wilmer merkt op, dat de zaak door het voorstel
van den heer Koole niet eerder in den Raad komt en in elk
geval door Burgemeester en Wethouders een voorstel zal
worden ingediend.
De heer Koole zegt, dat de uitspraak van de Commissie
van Financiën van dien aard is, dat hij alle hoop heeft laten
varen. Spreker acht het best mogelijk, gezien de sluitende
begrooting en gelet op de uitdrukking van den heer de Reede,
dat men niet pessimistisch moest zijn, 50.000.op den
kapitaaldienst te brengen.
De commissie, die is samengeroepen om de klachten, in de
pers geuit, over een bad aan de van der Werfïstraat heeft
zich ook met de zaak van het badhuis Zuiderzicht bezig
gehouden en de vraag onder de oogen gezien, hoe de exploi
tatie van dat badhuis zoo goedkoop mogelijk zou kunnen
worden. Zij heeft gedacht aan de aanschaffing van groote
boilers van 10 M3., die gedurende den nacht electrisch ver
warmd zouden kunnen worden.
Buiten de Raadscommissie om interesseeren enkele personen
zich dus voor de totstandkoming van het badhuis.
Mochten zij een goedkoopere exploitatie vinden, dan is het
gewenscht, dat Burgemeester en Wethouders die overnemen.
Spreker handhaalt zijn voorstel en hoopt, dat de Raad zal
inzien, dat thans den bewoners van Tuinstadwijk de gelegen
heid wordt geboden de beschikking over een badhuis te
krijgen.
Het voorstel van den heer Koole tot openstelling op Zondag
van de zweminrichtingen »De Zijl" en de »Hooge Rijndijk"
wordt verworpen met 19 tegen 16 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Manders, Bergers, de Reede,
van der Reijden, van Rosmalen, Wilmer, Splinter, Donders,
Huurman, Simonis, Beekerikamp, Meijnen, van Tol, Coster,
Wilbrink, van Es, Tepe, Goslinga en Eikerbout.
Vóór stemmen: mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren
Knuttel, Bosman, Koole, Verweij, Groeneveld, Schüller,
mevrouw Braggaarde Does, de heeren van Eek, van Stralen,
Kooistra, Kuipers, Vos, Vallentgoed, van Eecke en Romijn.
Het voorstel van den heer Koole tot uitvoering van het
plan Badhuis Zuiderzicht, wordt verworpen met 22 tegen
13 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Manders, Bergers, de Reede,
van der Reijden, van Rosmalen, Wilmer, Bosman, Splinter,
Donders, Huurman, Simonis, Beekenkamp, Meijnen, van Tol,
Coster, Wilbrink, van Es, van Eecke, Tepe, Goslinga, Romijn
en Eikerbout.
Vóór stemmen: mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren
Knuttel, Koole, Verweij, Groeneveld, Schüller, mevrouw
Braggaarde Does, de heeren van Eek, van Stralen, Kooistra,
Kuipers, Vos en Vallentgoed.
Volgnr. 306 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De volgrs. 307 tot en met 334 worden achtereenvolgens
zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
Beraadslaging over volgnr. 335, luidende: Jaarwedden
van het personeel ten dienste van het beheer der openbare
werken, voor zoover niet onder de volgende volgnummers
begrepenf 109.037.
De heer Manders heeft in de sectie gevraagd zoo spoedig
mogelijke uitvoering van enkele werken met het oog op
werkverruiming en mede ter ontlasting van het verkeer.
Spreker meent, dat door het College zooveel mogelijk ge
tracht wordt om de werken, in het belang der gemeente
noodig, zoo spoedig mogelijk tot uitvoering te brengen;
alleen heeft hij nog aangegeven de wijze, waarop dit zou
kunnen geschieden, om daardoor wat meer werkloozen te werk
te stellen, waarop het College antwoordt, dat dit op de meest
rationeele wijze moet geschieden, dit waarschijnlijk bedoeld
in de moderne opvatting, n.l. zoo goedkoop en zoo vlug
mogelijkwanneer men dit rationeele, dit verstandelijke
aldus moet opvatten, dan stelt spreker daartegenover, dat
het toch ook wel kan zijn, dat een minder goedkoope wijze
van uitvoering toch verstandelijk wel beter kan zijn en ten
slotte soms ook nog goedkooper voor de gemeente zal zijn,
doordat men weer zooveel minder aan werkloozensteun zal
behoeven te betalen. Daarom geeft spreker nog eens ernstig
in overweging om bij de uitvoering van die publieke werken
4.