VRIJDAG 11 DECEMBER 1931.
547
moeten houden. Het maken van processen-verbaal moet zij
niet als haar hoofdtaak beschouwen. Niet het strafbare feit,
doch de persoon moet in de volle aandacht van de vrouw
leven.
In 1924 werden te Amsterdam 140 kinderen bij de kinder
politie aangebracht wegens spijbelen, enz. Er bleek, dat in
vele gevallen in de opvoeding de hulp der kinderpolitie noodig
was. Deze is echter slechts een centraal klachtenbureau voor
kinderbescherming, een schakel in de instituten voor kinder
bescherming. In de toekomst zal het de taak der viouw bij
de politie zijn, mede te arbeiden aan den socialen opbouw der
menschen en kinderen.
Mej. van Ooy besprak voorts de zedenverwildering onder de
jeugd en noemde het een gelukkig verschijnsel, dat men zich
tegenwoordig tot de kinderpolitie kan wenden. In Amsterdam
kunnen kinderen voorloopig worden ondergebracht in een
inrichting, waar zij veilig zijn.
De kinderpolitie oefent geen patronaat uit op de kinderen;
dit wordt overgelaten aan vereenigingen als Pro Juventute.
De kinderverwaarloozing neemt een groot deel der taak van
de kinderpolitie in beslag. Hiervan werden eenige staaltjes
verteld. Daaruit bleek ook, dat de preventieve waarde van
het werk der kinderpolitie niet gering geschat mag worden.
Van het aantal (9) inspectrices, dat bij de kinderpolitie in
ons land werkzaam is, hebben er 8 een verpleegstersopleiding
gehad. Deze komt dan ook goed te pas, doch een aparte
opleiding is daarboven nog noodzakelijk. Een afzonderlijke
opleiding voor de vrouw bestaat echter nog niet.
De vrouw, die bij de politie een taak gaat vervullen, kan
niet genoeg veelzijdige belangstelling hebben. De beste voor
bereiding leek spreekster dan ook het leven zelf."
In Het Haagsche Volk van 21 Juli 1931 trof spreekster het
volgende bericht aan
»De vrouwelijke politie is thans in Duitschland vrij alge
meen ingevoerd. In Berlijn telt het corps 35 vrouwelijke
agenten, in Altona 6, Breslau 8, Essen 8, Halle 4, Hannover
5, Maagdenburg 5, Kiel 4, Keulen 9, Koningsbergen 3,
Recklinghausen 4, Élberfeld-Barmen 5. De vrouwelijke agent
is sterk in verband gedacnt met de «inwendige zending" en
moet het diploma hebben van YVohltartspflegerin"(eigenlijk
niet te vertalen; bijv. ambtenaren voor maatschappelijke
zorg). Zij hebben tweeërlei taak, nl. op het gebied van de
crimineele politiezorg en op het gebied van het toezicht op
onvolwaardigen. Vooral ook de zorg over de jeugd ligt op
haar terrein."
In vergelijking met het voorgaande is hetgeen in Leiden
geschiedt, zeer poover. Men moet hier niet langer tevreden
zijn met een onbetaalde kracht, waarmede spreekster niet wil
zeggen, dat deze dame, omdat zij niet betaald wordt, haar
werk niet goed zou doen. Het is echter onmogelijk, dat
iemand, die van den ochtend tot den avond met andere
werkzaamheden is belast, nog frisch genoeg van geest zou
zijn om dit werk te doen. Spreekster uit daarom den wensch,
dat de Burgemeester een verandering in den bestaanden
toestand zal brengen.
Daarom meent spreekster, dat de Voorzitter in dit geval nog
aanmoediging behoeft. Hoewel de katholieken herhaaldelijk
den wensch geuit hebben om bij de politie een vrouw aan te
stellen, ter behartiging der vrouwen - en kinderbelangen op
zedelijk gebied, weet spreeker, dat, als de sociaal-democraten
een voorstel in dien geest doen, zij er toch niet vóór durven
stemmen. Dus daarom zal spreekster het laten bij dezen wensch
alleen en geen motie indienen.
De heer Knuttel weet, waar in vergelijking met elders
bij de algemeene beschouwingen de sociaal-democraten bier
nogal een uiterst radicaal standpunt hebben ingenomen, deze
woorden van mevr. Braggaar—de Does voor de kapitalistische
orde en de verheffende taak, die daarbij aan de politie toe
komt, op prijs te stellen.
Spreker heeft in het Algemeen Verslag een vraag gesteld
over de houding van den Commissaris van Politie en diens
uitlatingen naar aanleiding van de arrestatie van van der
Lubbe in het voorjaar, en de verklaringen, door twee, niet één,
zooals de Voorzitter zegt, getuigen voor de rechtbank afge
legd, die door het Leidsch Dagblad dik onderstreept zijn met
het opschrift: Ernstige beschuldiging tegen den Commissaris
van Politie, die n.l. te kennen zou hebben gegeven: voor
mijn part hadden ze hem doodgeslagen, zoo'n man moet uit
de ordelijke maatschappij verwijderd worden. Spreker vindt
dat zoo'n buitengewoon standpunt, dat hij meent daarop
even de aandacht te moeten vestigen, niet om genoegdoe
ning te krijgen, maar omdat hij, als waarschuwing, der
gelijke opmerkingen niet onopgemerkt wil voorbijgaan. Het
was een uitlating in besloten kring; tegen het ja van den
een staat het neen van den ander. Spreker kan, waar de
menschen met hun drieën gesproken hebben, geen nieuwe
bewijzen aanvoeren, maar het maakt toch een eigenaardigen
indruk, dat tegenover een zoo sensationeele beschuldiging
geen stem van den kant der politie gehoord is, om dat ook maar
eenigszins tegen te spreken en eenigszins tot rehabilitatie te
komen.
De Voorzitter zegt, dat volgens mevrouw Braggaarde
Does het aantal zaken, door de vrouwelijke hulp bij de
politie behandeld, n.l. 10, te weinig is; zij heeft een heele
serie van zaken opgesomd, die werkelijk hadden kunnen
voorkomen en behandeld hadden kunnen worden. Maar daar
gaat het juist om. Voorloopig wordt in Leiden alleen behoefte
aan vrouwelijke hulp bij de politie gevoeld, waar het betreft
zedenzaken en het verhoor van personen, waarvan het
wenschelijk is, dat zij door een vrouw verhoord worden.
Daarom is men op dat idee ingegaan en heeft men getracht
iemand te vinden, die daarvoor geschikt is.
Men had geen verdere behoefte aan vrouwelijk -politie
personeel en er was geen speciale reden iemand aan te stellen,
omdat men geen ander werk had. Aan de behoefte is thans
voldaan. Het is een gelukkig verschijnsel, dat in Leiden niet
veel zedendelicten vooikomen, waarbij vrouwen zijn betrokken.
Mocht het aantal onverhoopt grooter worden, dan zou spreker
niet aarzelen iemand te vragen, die meer vrijen tijd be
schikbaar had of een bezoldigde kracht daarvoor aan te
stellen.
Het terrein, waarop volgens mevrouw Braggaar de vrouwelijke
politie zich zou moeten bewegen, is vooral het terrein van
het sociale werk, dat met het politiewerk, zooals het in Hol
land wordt opgevat, niet te maken heeft.
Wat de kinderbescherming betreft: het is niet per se noodig
daarvoor vrouwelijke hulp te entjageeren, indien men, zooals
in Leiden, beschikt over mannelijk personeel, <iat voortreffelijk
zijn werk doet, waarvoor spreker vol lof is en waaraan ook
is toe te schrijven, dat de werkzaamheden van de vrouwelijke
politiehulp zich niet over een grooter terrein hebben uit
gestrekt.
Spreker is in beginsel niet tegen het aanstellen van
vrouwelijke hulp bij de politie. Alleen dan zou hij er toe
willen overgaan voorstellen te doen om op meer volledige
wijze daarin te voorzien, zooals het mevrouw Braggaar voor
oogeri staat, indien inderdaad de behoefte daaraan zou blijken
te bestaan, tietgeen op het oogenblik niet het geval is.
Spreker begrijpt het dilemma, waarvoor de heer Knuttel
zit, indien twee personen zeggen, dat dit en dat gezegd is
door een derde, met wien zij in gesprek waren, en die
derde ontkent dat.
De heer Knuttel merkt op, dat het waren voor den
rechter afgelegde verklariugen, waarop de rechter speciaal ge-
insisteerd heeft.
De Voorzitter kan alleen zeggen, dat de Commissaris van
Politie volgens diens verklaring volstrekt niet gezegd heeft,
wat hem door anderen in den mond is gelegd. De Commissaris
heeft gelukkig dadelijk opgeteekend, wat hij gezegd heeft,
zoodat spreker het dadelijk heeft kunnen vernemen. Volgens
die aanteekeningen heeft hij, sprekende over het optreden
van de politie tegenover van der Lubbe gezegd:
»Het is te betreuren, dat menschen, die feitelijk niets met
dergelijke dingen hebben te maken, daarbij wel eens klappen
oploopen, maar dat hebben zij dan aan hun nieuwsgierigheid
te danken. Nu is het nog zonder ernstige gevolgen atgeloopen
een volgende maal gebeuren er misschien ernstiger dingen,
waarvoor niet de politie, maar de raddraaiers verantwoordelijk
zijn, maar die zich jammer genoeg uit de voeten weten
te maken".
De heer Knuttel merkt op, dat het in het geheel niet op
dit geval slaat, aangezien geen andere menschen klappen
hehben opgeloopen.
De Voorzitter zegt, dat de Commissaris van Politie in
elk geval niet de geïncrimineerde woorden heeft gesproken.
Spreker moet ook zeer ernstig betwijfelen, of het door de
betrokken personen kan zijn verstaan. Langzamerhand heeft
spreker den Commissaris van Politie zeer goed leeren kennen.
Spreker weet, hoe de Commissaris zich in dergelijke om
standigheden gedraagt en dat hij, ook wanneer hij geprikkeld
zou zijn, volkomen zijn zelfbeheersching bewaart. Het is voor
spreker dan ook onaanvaardbaar, dat de Commissaris die
woorden zou hebben gesproken. Al wordt het ook in ge
tuigenverklaringen voor de rechtbank gezegd, is het daarom
nog niet waar, wanneer er tegenover staat de pertinente
verklaring van een anderen getuige, dat het niet is gebeurd.
Uit het feit, dat het in de pers niet is tegengesproken
door de politie, dient de heer Knuttel niet af te leiden een
overgroote mate van waarschijnlijkheid, dat het waar zou
zijn. Men kan er niet toe overgaan alle verklaringen, die