494 WOENSDAG 9 DECEMBER 1931. Daarbij komt, dat de particulier wel 90 cent moet rekenen, omdat hij toch ook iets verdienen moet. De heer Schüller zegt, dat de gemeente die verdiensten in den zak zou kunnen steken. De heer Splinter is dit nog niet met den heer Schüller eens. Het is mogelijk, dat het systeem van eigen beheer zoover wordt doorgevoerd, dat het duurder is dan het systeem van aanbesteding. Wat de gemeente in eigen beheer doet is altijd op kleine schaal geweest. Zonder verdere gegevens kan spreker het voorbeeld, dat de heer Schüller van Amsterdam gaf, waar de gemeente het schoon maken van gemeentegebouwen in eigen beheer voor 46.000. minder zou hebben uitgevoerd dan het bij aanbesteding zou gekost hebben, niet als vergelijkingsobject gebruiken. Het gaat bovendien niet aan alles in eigen beheer uit te voeren. De schilderspatroons moeten in de gelegenheid ge steld worden schilderwerk uit te voeren. De gemeente kan toch niet alles in eigen beheer uitvoeren en zich van de patroons en hun werklieden, die er naast staan, niets aan trekken Burgemeester en Wethouders zijn dus niet bereid met het systeem van eigen beheer verder te gaan dan zij op het oogen- blik reeds gegaan zijn. Spreker komt thans tot het voorstel van den heer Schüller tot samenvoeging van de diensten van Bouw- en Woning toezicht en de Stadsontwikkeling. Spreker heeft niet precies kunnen volgen wat de heer Schüller van andere plaatsen zei, maar de heer Schüller heeft niet gezegd, hoe de organisatie van die diensten in andere plaatsen precies is. Het is voor spreker zeer moeilijk een vergelijking te maken, waaruit zou kunnen blijken, dat in die andere plaatsen de bedoelde dien sten uitstekend werken en in Leiden niet. Spreker weet wel, dat er verschillende bezwaren tegen samenvoeging zijnzij werkt oneconomisch; een doelmatige werkverdeeling brengt mee dat die werkzaamheden aan Gemeentewerken worden opgedragen. Overbrenging naar Bouw- en Woningtoezicht zou een belangrijke uitbreiding van het personeel daar ten gevolge moeten hebben, die niet gepaard zou kunnen gaan m,et een evenredige inkrimping bij Gemeentewerken. Dat personeel zou niet, zooals de heer Schüller zeide, kunnen over gaan naar Bouw- en Woningtoezicht, omdat het ook andere werkzaamheden doet, waardoor het voortdurend in beslag genomen wordtmet een samenvoeging zal men dus duurder uit zijn dan nu. Spreker is het niet eens met den heer Schüller, dat de be handeling van de bouwaanvragen lang duurt; de aanvragen, die goed in orde zijn, worden altijd binnen 2, ten hoogste 3 weken afgehandeld, maar vaak zorgen de aanvragers zelf niet, dat de verschillende stukken in orde zijn. Spreker zou er meer voor voelen, wanneer de heer Schüller dat als argument gebruikte om Bouw- en Woningtoezicht bij Gemeentewerken onder te brengen. Spreker is er dus in geen geval voor om de werkzaamheden betreffende de Stadsontwikkeling bij het Bouw- en Woningtoezicht onder te brengen. Als er reden is om verandering in de bestaande regeling te dien opzichte te brengen, dan zou een geheel afzonderlijke dienst moeten wor den ingesteld, zooals in Den Haag en pas ook in Botterdam dan heeft men wellicht eenige kans van slagen, ook met het oog op de belangen, die de heer Bosman op het oog heeft, n.l. die van de industrieterreinen. Laat de heer Schüller die zaak eens in de Commissie van Fabricage brengenspreker is gaarne bereid haar met die Commissie eens te overwegen. Spreker kan het voorstel niet overnemen of voorstellen het in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies, omdat z. i. deze zaak in de Commissie van Fabricage ter sprake moet komendie Commissie is echter overladen met werk en als spreker dit voorstel zou overnemen, neemt hij de moreele verplichting op zich om te zorgen, dat het spoedig aan de orde komt; dat doet spreker dus niet, maar hij is bereid met de voltallige Commissie deze zaak bij gelegenheid eens onder de oogen te zien. Indien spreker het voorstel overnam, zou hij niet tijdig met het praeadvies kunnen komen en dan zegt men: het ligt maar in een hoek van een kast; daarin heeft spreker geen zin. De quaestie van de overuren, waarover de heer Kuipers sprak, heeft slechts betrekking op enkele afdeelingen van sprekers dienst; persoonlijk is spreker voorstander van af schaffing daarvan en voorzoover hij daaraan iets doen kan, zal daaraan spoedig een einde worden gemaakt. Die overuren zullen echter al voor een groot deel worden afgeschaft door totstandbrenging van eene reorganisatie van den straat- makers- en den plantsoendienst. Dan vervallen vanzelf de marktdiensten en andere diensten door werklieden van den dienst van Gemeentewerken. De overuren worden thans veelal gemaakt in het rioleerings- werk. Spreker heeft het bedrag laten nagaan en daarbij is hem gebleken, dat per man per week gemiddeld 5.06 wordt betaald. Van de straatmakers kan spreker het niet zeggen, omdat zij meestal tariefwerk verrichten, zoodat men bij hen niet kan spreken van overuren. De heer Schüller zegt, dat er één arbeider is, die 10. per week aan overuren verdient. De heer Splinter zegt, dat hem dit niet bekend is. De heer Schüller weet het echter altijd beter. De heer Schüller zegt, dat hij goed ingelicht is en ook de gegevens controleert. De heer Splinter komt thans tot het voorstel van den heer Kooistra om alle woningen, die het eigendom van de Ge meente zijn, rechtstreeks onder haar beheer te brengen. Spreker had verwacht, dat de heer Kooistra nu ook met veel bezwaren tegen den bestaanden toestand voor den dag zou komen, maar dat is nogal meegevallen. Spreker had zich niet voorgesteld, dat de heer Kooistra deze verandering alleen wenschte, opdat de Baad dan mede zeggenschap heeft in de eventueele woninguitzettingen. Immersin 1930 hadden drie uitzettingen van huurders plaats en in 1931 is er geen enkele geschied. De reden, waarom Burgemeester en Wethouders indertijd hebben voorgesteld de Woningstichting in te stellen, is weer gegeven in Ingekomen Stuk No. 277 van het jaar 1923, waarin staat ,,Wij achtten het niet wenschelijk, dat de Gemeente zelf rechtstreeks het beheer zou voeren, aangezien naar onze op vatting deze daartoe minder aangewezen is. Speciaal de omstandigheid, dat de huurders in het eerste geval te doen hebben met een, in zekeren zin, buiten de gemeente-admini stratie staande instelling, en de exploitatie derhalve niet het karakter van een overheidsbedrijf krijgt met de daaraan vooral in casu verbonden nadeelen, leidde ons bij deze overwegingen." Deze reden is thans nog in onverzwakte mate aanwezig. Bovendien heeft de heer Wilbrink er reeds op gewezen, dat- bij aanneming van het voorstel van den heer Kooistra de mogelijkheid bestaat, dat men telkens een interpellatie over een dergelijke zaak aanvraagt. Dit is inderdaad in verband met art. 177 van de nieuwe Gemeentewet, dat de beslissing ter zake brengt bij Burgemeester en Wethouders, juist. Wan neer de beslissing bij dit College is, zou men telkens, wan neer het een beslissing nam, waarmede men zich niet kon vereenigen, een interpellatie kunnen aanvragen. De heer Kooistra merkt op, dat hij dit bij de Woning stichting niet kan doen. De heer Splinter zegt, dat een lid van de partij van den heer Kooistra er invloed op heeft. Er is indertijd veel te doen geweest over de opneming van een huurder in de Woning stichting. De heer Kooistra kan door zijn partijgenoot, met wien hij dagelijks omgaat, voldoende op de hoogte gehouden worden van den stand van zaken in de Woningstichting. Bovendien is de aanneming van het voorstel van den heer Kooistra te ontraden, omdat het een ernstige verzwaring van de taak van Burgemeester en Wethouders en de betrokken diensten zou meebrengen. De Woningstichting is juist opge richt met het oog op een doelmatig beheer en daarom kan zij niet worden gemist. Nu de Woningstichting de zaken goed beheert, is er geen enkele reden haar op te heffen en haar taak aan Burgemeester en Wethouders over te dragen. De heer Kooistra heeft verder een voorstel ingediend tot stichting van een Gemeentelijke Woningbeurs. Ook dit punt is, zoolang spreker lid van den Baad is, elk jaar ter sprake gebracht. Elk jaar heeft men het nut en de nood zakelijkheid van een Woningbeurs bepleit, maar elk jaar heeft men het nut en de noodzakelijkheid daarvan ook ontkend, omdat- men althans vóór den brand van het Stadhuis over voldoende gegevens beschikte, wat betreft de woning behoefte. Spreker heeft in de maand Januari van dit jaar bij de behandeling van de begrooting gezegd, dat er vermoedelijk een nieuwe statistiek zou komen. Hij acht de instelling van een Woningbeurs niet noodig, vooral niet in dezen tijd, aangezien zij een jaarlijksche uitgave van 7.000.zou vragen. In Den Haag en in andere plaatsen heeft men reeds jaren geleden de Woningbeurs opgeheven en sinds dien heeft men er daar niet meer over gesproken, waaruit blijkt, dat de behoefte er aan niet meer gevoeld wordt. Spreker komt thans tot het voorstel van den heer Kooistra, betreffende het saneeringsplan BouwelouwensteegParadijs steeg. De heer Kooistra is volkomen op de hoogte van den stand van zaken. Hij weetb.v., dathet plan op 26 November j.l. bij Burgemeester en Wethouders is ingediend. Volgens den heer Kooistra moet dit plan spoedig aan de orde komen. Er zijn echter meer plannen, waarvoor dit geldt, maar het gaat niet zoo gemakkelijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 6