492 WOENSDAG 9 DECEMBER 1931. meester en Wethouders ongelijk hebben, zonder dat men daarnaar een behoorlijk onderzoek heeft ingesteld. Het is voor het College zeer zeker ontmoedigend en niet de juiste "wijze om het gemeentebelang te dienen. Spreker gelooft, dat die opvatting van het raadslidmaatschap niet de gelukkigste is. Spreker komt thans tot de behandeling van de speciale punten en in de eerste plaats tot hetgeen gezegd is over het houden van optochten. Het College van Burgemeester en Wethouders staat en blijft staan op het standpunt, dat zoowel de Zondagsheiliging als de Zondagsrust politieke demonstraties op den Zondag onge- wenscht maken. Wanneer de heer van Eek zegt, dat de Zondagswet moet wijken voor de eischen van de democratie, zou spreker daar tegenover kunnen stellen, dat het gezag moet worden uit geoefend in het belang van de geheele gemeenschap. De heer van Eek meende, dat men de Zondagswet op dat punt eigenlijk niet toepasselijk kon verklaren en ook, dat de Minister van Justitie op dat punt aan het twijfelen was ge raakt. Van het laatste heeft spreker niets gelezen, maar hij weet wel, wat in Leiden de opvatting en wat zijn opvatting van de Zondagswet is. De Zondagswet is in vele opzichten niet practisch, ver ouderd. Veel beter zou het zijn, als zij werd vervangen door een andere wet, maar de grondgedachte van de Zondagswet zou spreker niet graag verloren zien gaan. In art. 4 staat, dat op Zondag en algemeen erkende Christe lijke feestdagen geen openbare vermakelijkheden, zooals schouwburgen, publieke danspartijen, concerten en hard draverijen mogen worden gehouden. In Leiden heeft men onder publieke vermakelijkheden ook altijd verstaan op tochten met muziek. De wet spreekt van de heiliging van den Zondag; dat is haar doel en zij somt dan eenige voorbeelden op. Zoodra dit het geval is, heeft men het recht te vragen, wat de bedoeling van den wetgever is geweest; wanneer hij bedoelde, concerten, publieke danspartijen en schouwburgvertooningen te ver bieden, dan geldt dit a plus forte raison voor optochten met muziek op straat, Avant concerten worden binnenshuis gegeven en zullen dus veel minder aanstoot geven dan publieke demonstraties met muziek op straat. Die explicatie A-an de Zondagswet door het College is dus juist. Behah-e de volgens art. 4 der wet noodige vergunning om daarvan af te wijken, die door het College gegeven moet worden, stelt ook de verordening op dé Straatpolitie het in de macht van den Burgemeester om optochten al dan niet goed te keuren. Ook dat kan de goedkeuring van den heer van Eek niet wegdragen en hij stelt daarom voor, die verordening in dien geest te -wijzigen, hetgeen trouwens reeds vele keeren aan de orde is geweest. Spreker kan niet aanraden hierop in te gaan de tegenwoordige regeling is verreweg het beste, ook in het belang van de partij Aran den heer van Eek. In het belang der openbare orde moet nu eenmaal de Burgemeester de macht hebben om optochten tegen te gaande straat is A-oor iedereen en niemand kan haar alleen A-oor zichzelf opeischen en dat doet toch, indien spreker hét wel heeft, de heer A-an Eek; ongetAvijfeld wordt door optochten de straat in beslag ge nomen op veel grootscher en ingrijpender wijze dan wanneer ieder burger over straat wandelt. De stad is klein; voor optochten is ieder aangewezen op dezelfde stratenhet is niet mogelijk, zooals in andere steden, verschillende optochten in verschillende deelen der stad gelijktijdig te houden. Het is dus zeer wenschelijk, het toestaan van de optochten in één hand te hebben, teneinde daaromtrent regelingen te kunnen treffen. De heer van Eek zal niet ontkennen, dat ook de S. D. A. P. zelf wel eens bescherming gevraagd heeft tegen contra demonstraties, omdat, terecht of ten onrechte, conflicten gevreesd werden; dan bleek het nuttig, dat de Burgemeester het in de hand had om andere optochten eventueel te ver bieden, dan wel te zorgen, dat conflicten vermeden werden. De heer van Eek wenscht nu, dat het houden van optochten vrijgel aten wordt, maar dat de Burgemeester den weg moet goedkeuren. Dat is nu juist organisatorisch zoo slecht Aran den heer van Eek gezien, want wanneer een optocht gehouden wordt, weet de Burgemeester niet, of er door een andere groep een optocht tegenin of daarnaast zal worden gehouden en bij het voorschrijven van den weg zal hij zich willen verzekeren tegen mogelijke conflicten en zorgen, dat beide optochten niet met elkaar in aanraking kunnen komende stad is nu eenmaal niet zoo groot, dat men iedere groep een door haar begeerde wijk kan geven, zonder dat die wijken althans voor een groot deel zouden samenvallen. Het is dus niet gewenscht ver andering te brengen in den tegenwoordigen toestand. De practijk, dat weet de S. D. A. P. ook heel goed, is, dat de op tochten hier van den Burgemeester en van de politie zeer weinig tegenwerking of bemoeilijking ondervinden, dat zij altijd worden toegestaan en dat ook de keuze van den weg geheel wordt bepaald, behoudens misschien soms enkele prac- tische bezwaren, door de wenschen, die kenbaar worden gemaakt. Door het te laten in handen van den Burgemeester vermijdt men conflicten. Ook het voorstel van den heer van Eek, om het colporteeren van drukwerken vrij te laten, kan spreker niet aanraden. Spreker ziet niet in, waarom in deze nog tamelijk rustige stad er lawaai gemaakt zou moeten worden bij het colporteeren van gedrukte stukken. Het aanbevelen van drukwerken is nooit verboden; daaromtrent wordt met zeer veel tact en beleid opgetreden. Maar alle colporteeren, met alle daarbij behoorende uitroepen, vrij te laten is niet raadzaam, omdat dat niet in het belang is van en zeker niet overeenstemt met den wensch van de meerderheid der bevolking. Spreker merkt in den laatsten tijd duidelijker, dat het gewenscht is dat tegen te gaan; den laatsten tijd zijn er weer nieuwe methodes ge vonden om reclame te maken op luidruchtige wijze; her haaldelijk ondervindt men op scholen en kantoren grooten last van rondrijdende auto's met electrische muziek, die inderdaad geen denkbeeldigen last aan de ingezetenen ver oorzaken. Men moet zorgen, dat controle daarop mogelijk blijft; op dit gebied kan geen onbeperkte A-rij heid worden toegestaan. Evenmin kan spreker aanraden het voorstel van den heer van Eek, om de wenschelijkheid uit te spreken, van den Leidschen Hout een gemeentelijke instelling te maken; dit acht spreker in het geheel niet wenschelijk. Voorzoover spreker ook uit den mond der beArolking heeft vernomen, is men zeer teA-reden 0A-er de wijze, A\-aarop de Leidsche Hout tot stand is gekomen en zich nu laat aanzien en spreker zou het hoogst verkeerd vinden om dit nu ineens weer te maken tot een gemeentelijke zorg, waarvoor niet de minste reden is. De Raad zou die motie kunnen aannemen, maar spreker gelooft, dat het Bestuur die toch dadelijk naast zich neer zou moeten leggen, op grond van de wijze, waarop deze stichting tot stand gekomen is. In den brief, waarbij het eerste bedrag A-oor den Leidschen Hout is aangeboden, opgenomen in Ing. St. 1926, No. 40, leest spreker het volgende: „Êeeds meerdere malen is het maken van een wandelpark ter sprake gekomen. Een besluit tot het inrichten van een dergelijk park werd echter belet door den slechten financieelen toestand van de gemeente. Ten einde na verloop van jaren tot verwezenlijking van het denkbeeld te geraken, heb ik besloten een bedrag A-an 11.500.aan de gemeente te schenken, als een kleine bijdrage voor aankoop en aanleg, onder bepaling, dat ge noemd bedrag wordt gestort in een fonds, te beheeren door een te vormen stichting, waarvan het bestuur wordt gevoerd door den Burgemeester en de Wethouders van Leiden en een tweetal ingezetenen dezer gemeente, door Burgemeester en Wethouders te benoemen volgens in de stichtingsakte te bepalen wijze." Daarmede is de bedoeling A-an den schenker duidelijk te kennen gegeven; op grond hiervan heeft de Raad aanvaard het voorstel van het College om een stichting in het leven te roepen en spreker mag den Raad niet in overweging geven om nu al van de bedoeling van den stichter af te wijken. Bestuur ders van den Leidschen Hout zouden ongetwijfeld deze motie op grond van de voorgeschiedenis naast zich neer moeten leggen. Het is niet juist een dergelijke stichting, zoo kort na de totstandkoming, maar ineens van haar be teekenis te ont- rooven. er een geheel andere uitlegging en andere gevolgen aan te geven dan bedoeld is en dan ook door den heer van Eek en de zijnen aanA-aard is. Want zij hebben wel gezegd, dat zij het betreurden, dat deze zaak in dien vorm geschiedde, maar zij hebben zich er toen bij neergelegd. Men kan nu niet, na vier jaren, zonder dat er eenige grond is spreker deelt de argumenten van den heer van Eek geenszins deze zaak ineens van karakter veranderen. De heer van Eek heeft gesproken over de grenswijziging. Spreker acht het niet raadzaam, dat het A-oorstel van den heer A-an Eek wordt aangenomen, want spreker gelooft, dat de kans A-an den heer A-an Eek om resultaat te bereiken, als men zich tot de Kroon wendt en gebruik maakt van het bedoelde artikel, zeer klein zou zijn. Nu Gedeputeerde Staten met deze zaak bezig zijn, hetgeen ook den heer van Eek niet onbekend is, moet men afwachten, wat zij doen. Het spijt spreker, dat met deze zaak niet meer voortgang wordt gemaakt. Spreker heeft getracht haar te bespoedigen en hoopt, dat het niet te lang zal duren voor dienaangaande door Gedeputeerde Staten stappen zullen worden gedaan. De argumenten, die de heer van Eek thans aanvoerde, heeft hij meer gebruikt. Er zijn nog meer argumenten voor aan te voeren. Ze worden door het College van Burgemeester en Wethouders grootendeels gedeeld. Wat de sportvelden betreft: men is bezig met de voor bereiding van de desbetreffende voorstellen. Met den aanleg van de sportvelden is echter een zeer groot bedrag gemoeid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 4