DINSDAG 8 DECEMBER 19 31. 471 om vanaf 1 Januari 1932 op de kasuitkeeringen van die werk loozen, die na uitgetrokken te zijn voor gemeentelijken steun in aanmerking komen, een toeslag op de kasuitkeering te verstrekken ten bedrage van het verschil tusschen kasuit keering en steunbedrag. Wanneer de werklooze georganiseerde arbeiders, die thans door de gemeente worden gesteund, terugggaan naar de kas, ontvangen zij een uitkeering, welke dikwijls lager, en in sommige gevallen veel lager, is dan de steun, door de gemeente uitgekeerd. Deze zaak is ook het vorig jaar besproken. Burgemeester en Wethouders en ook de Raad, hebben er zich tegen verklaard. De heer van Tol. die aanvanke lijk mededeelde dat hij het voorstel billijk en noodzakelijk vond, is tenslotte met Burgemeester en Wethouders mee gegaan en heeft tegen het voorstel gestemd. Een mentaliteit als die van den heer van Tol begrijpt spreker niet. Hij kan zich niet indenken hoe, wanneer men persoonlijk voor een bepaalde zaak gevoelt, men door den waarschuwenden vinger van Burgemeester en Wethouders er toe kan worden gebracht om alles weer in te slikken en met het College mee te gaan. Het verheugt spreker, dat in dit opzicht een gunstige kentering is waar te nemen. Spreker meent zelfs, dat de heer Eikerbout liet vorig jaar tegen het voorstel heeft gestemd. Op het oogen- blik staan alle vakcentrales, dus ook de Christelijke- en Katho lieke vakcentrales, op het standpunt, dat het behoorlijk en rechtvaardig is om hier, evenals in andere plaatsen, een toeslag op de kasuitkeeringen te geven. De landarbeiders krijgen op het oogenblik uit de kas 10.20, de bouwvakarbeiders 12.90, en als zij uitgetrokken zijn uit de kas, komen zij bij de gemeente op 16.f 17.al naar de grootte van het gezin. Spreker ziet niet in, waarom een maatregel, als door hem voorgesteld en welke in verschillende plaatsen al jaren bestaat, in Leiden niet mogelijk is. Nu alle vakcentrales van oordeel zijn, dat het een noodzakelijke verbetering is, heeft spreker de hoop, dat de meerderheid van den Raad dit billijke en rechtvaardige voorstel zal aanvaarden. In het sectieverslag is een gemeentelijk subsidie gevraagd voor de organisaties, welke zich bezighouden met het ver schaffen van ontspanning aan werkloozen en de ontwikkeling van jeugdige arbeiders. Spreker neemt aan, dat ook Burge meester en Wethouders van oordeel zijn, dat dit nuttig werk is. Bij de installatie van het plaatselijk Crisis-Comité heeft de Burgemeester ook gezegd, dat dit werk noodig is. Inderdaad, de arbeiders, die maanden en maanden, jaar in, jaar uit ledig loopen, hebben behoefte aan eenige ontspanning; zij moeten eens uit de zorgen worden gehaald. Daarom is het noodig, dat zij, tezamen met hun gezinsleden, zich eenigszins kunnen ont spannen. Dat zij dit zeer op prijs stellen, blijkt uit het feit, dat alle tot nu toe georganiseerde ontspanningsavonden zich in een buitengewone belangstelling hunnerzijds mochten ver heugen. De organisaties, welke er zich thans mede belasten, willen dit blijven doen, doch hebben, gezien de belangrijke kosten, welke daaraan verbonden zijn, de hulp van de ge meente noodig. Die organisatie bepaalt zich niet als regel tot eigen leden, maar laten alle werkloozen tot dergelijke avonden toe, die gesteund worden door de gemeente. Het is een vol komen billijk verlangen, dat het gemeentebestuur daarin bijdraagt; tot nu toe bepaalde de gemeente zich er toe, daar voor gratis de Stadsgehoorzaal beschikbaar te stellen, waarbij de verlichtingskosten nog door de organisatie moesten worden betaald; de gemeente moet echter door een bijdrage dit goede, nuttige en noodzakelijke werk steunen. Ditzelfde geldt voor de ontwikkeling en ontspanning voor jeugdige werkloozenhet is zeer noodig de vakkennis te onderhouden van de jonge arbeiders of hun die bij te brengen, die nu met hun tijd geen raad weten en misschien allerlei onbehoorlijke dingen gaan doen, als zij aan zichzelf worden overgelaten. Ook dit nood zakelijke werk dient door de gemeente gesteund te worden. Nu is het College voornemens op dit punt een overeenkomst met het Leidsche Volkshuis te treffen, maar dat acht spreker niet voldoende. Het College moet deze zaak wat breeder bezien en daarin betrekken verschillende sociale organisaties en aldus trachten, een behoorlijk ontspanningswerk zoowel voor vol wassenen als voor de jeugdige werkloozen te organiseerendan zal het nuttig werk verrichten, dat door de betrokkenen op hoogen prijs zal worden gesteld. In het voorstel van het College tot het verstrekken van een Kersttoeslag heeft spreker tot zijn verwondering, en dat is wel juist een veeg teeken, iets gezien, wat hij tot nu toe daarin niet had ontmoet, hetgeen hij zeer bedenkelijk acht en hetgeen al zeker een schaduw vooruit werpt van hetgeen te wachten staat, als men eventueel vast zal zitten aan het Rijkssubsidie. Die Kersttoeslag wordt n.l. voorgesteld met de toevoeging „indien een en ander bij den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw geen bezwaar ontmoet". Dat gaat toch een beetje ver! Terwijl Leiden op het oogenblik absoluut niets met het Rijk te maken heeft en geen cent bijdrage in de ondersteuning- ontvangt, buigt het gemeentebestuur al deemoedig het hoofd voor den Minister en begint het hem nu al macht toe te kennen over de gemeente-financiën, waaraan hij geen cent bijdraagt. Het is zeer bedenkelijk, dat het gemeentebestuur nu reeds zoover is gekomen, dat het zonder daartoe verplicht te zijn, reeds uit eigen beweging aan den Minister vraagt, of hij goed keurt, dat uit de gemeentekas een Kerst-toeslag wordt ge geven spreker vindt dat eenvoudig schandelijk en hij hoopt, dat de Raad hem steunen zal, om deze zinsnede uit dit voorstel t-e verwijderen; dat is Leiden onwaardig. Bovendien is een toeslag van 25 absoluut te weinig; spreker heeft getracht hem verleden jaar tot 50 te ver- hoogendaar was alle aanleiding toe, maar de Raad heeft dat verworpen. Men is nu een jaar verder en vele gezinnen, die toen werkloos waren, zijn het nu nog. Als verleden jaar een dergelijke verhooging wenschelijk was, dan is zij het dit jaar zeker ook, daar men dit jaar 3 achtereenvolgende Zondagen heeft met Kerstmis, om te zorgen, dat- de werklooze gezinnen althans in die feestweek geen armoede behoeven te lijden. Ook op dit punt is spreker practisch en al geeft hij volkomen t-oe, dat het voorstel-Knuttel, om een week steun extra uit te keeren, in a-lle opzichten te verdedigen is, hij zou zoo gaarne zien, dat de Raad een dergelijk voorstel ook aannam; dat weegt bij spreker misschien wat zwaarder dan bij den heer Knuttel; deze weet, dat zijn voorstel geen kans van slagen heeft; zelfs al zijn de sociaal-democraten er vóór, dan wordt het nog verworpen; de werkloozen hebben daaraan niets, maar spreker maakt zich sterk, dat de Raad deze keer, onder deze omstandigheden toch zal willen inzien, dat er alles voor te zeggen is, om den werkloozen gezinnen in deze feestweek toch een extra-uitkeering van 50 te geven. De arbeiders hebben er recht op, het in die week, met 3 achtereenvolgende Zondagen, iets beter te hebben dan anders; zij hebben het al zoo beroerd en dan kunnen een oogenblik die zorgen van hen afgenomen wordenSpreker noodigt het College uit, zijn voor stel over te nemen; mocht dit onverhoopt niet gebeuren, dan beveelt hij het voorstel, dat hij zal doen, bij den Raad aan. Er is wel aanleiding om den heer Knuttel te antwoorden op zijn rede, al was het alleen maar om zijn zeer aanmatigende houding tegenover de sociaal-democraten en om zijn wijze van bestrijding der S. D. A. P.; dit zou echter te veel tijd vragen. Tenslotte beveelt spreker dringend aan zijn voorstel tot opheffing der Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon gezien de cijfers is dit zeer noodzakelijk. De heer Knuttel verwacht daarvan wel niet veel; volgens hem zou het dan nog erger worden, maar nu heeft de Raad bij Maatschappelijk Hulpbetoon niets in te brengen; die Commissie is zelfs geen verantwoording schuldig aan het College omtrent de bedragen, die zij aan ondersteunden betaaltwordt deze zaak nu gebracht tot de competentie van het College, bijgestaan door een Raadscommissie, dan heeft de Raad in elk geval gelegenheid, om telkens weer het College ter verantwoording te roepen wanneer steunbedragen worden betaald als door mevrouw Braggaarde Does genoemd, die eenvoudig schandelijk zijn, waarmede Maatschappelijk Hulpbetoon ver achterstaat bij instellingen van denzelfden aard in andere plaatsen, waar meer soepelheid en gemeenschapszin tot uiting komen dan hier op het oogenblik. Spreker heeft in het verslag van Maat schappelijk Hulpbetoon een zinsnede gelezen, dat- weliswaar de naam Burgerlijk Armbestuur was vervangen door Maat schappelijk Hulpbetoon, maar dat desondanks toch de geheele zaak verder hetzelfde is gebleven; men gaat er dus prat op, dat ondanks de naamverandering de werkwijze precies dezelfde is gebleven. Daarom acht spreker het noodig deze zaak te onttrekken aan de personen, die blijkbaar niet voldoende inzicht hebben in de behoeften van hen, die onder hun hoede staan, en haar regelrecht onder beheer van het College te brengen De heer Kuipers zegt, dat het antwoord van het College op de door spreker in het Algemeen Verslag gestelde vragen inzake de overuren hem niet- bevredigt. Bij de Lichtfabrieken en de Reiniging worden nog veel overuren gemaakt, die latei- door het- personeel worden ingehaald. Bij sommige diensten, o.a. de straatmakers, worden zij echter uitbetaald; zoo is b.v. in September aan een straatmaker 7.80 voor overuren betaald; dit waren er dus nogal veel. Het College wijst er op, dat in de Stadsgehoorzaal brand wachtdiensten worden verricht, maar die zouden door andere personen kunnen worden verricht. Verder zegt het College, dat de straatmakers in den regel in z.g. tariefloon werken. „Aan deze categorie van gemeentewerklieden worden weinig- overuren vergoed. Nagenoeg uitsluitend voor strooidiensten bij plotseling invallende vorst, bij assistentie bij verkiezingen, en op markten genieten zij extra-vergoeding." In September waren toch geen strooidiensten noodig! Er moet dus een andere reden geweest zijn voor liet maken van overuren. Burgemeester en Wethouders schrijven verder in hun antwoord, dat zij toezicht zullen laten houden, zoodat deze overuren tot het volstrekt onvermijdelijke worden be perkt. Beter acht spreker het er een eind aan te maken en

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 7