470
DINSDAG 8 DECEMBER 1931.
streeren van arbeiders op straat. Er is gezegdwendt U tot
de vakcentrales, die zullen zich tot het College wenden en dan
zal men zien, dat dit resultaat heeft. Men heeft dat gedaan,
men is gaan samenwerken en heeft overleg gepleegd met het
College; dat laat de organisatiebesturen 3 maanden wachten
en doet alsof er niets aan de hand is, terwijl de toestand met
den dag slechter wordt; nu het oogenblik gekomen is om over
die voorstellen der vakcentrales en over die der sociaal
democraten te stemmen, wil het College dit weer verschuiven,
niet met de bedoeling hun een eerlijke kans te geven, maar om
de voorwaarden voor het Rijkssubsidie te accepteeren en dan
te zeggen: weg met je voorstellen, want die hebben geen zin
meer. Waar spreker het standpunt van het College en van den
Wethouder zeer goed kent, heeft het voor hem geen zin om
genoegen te nemen met uitstel; of die voorstellen nu worden
behandeld of later, zij vinden toch geen willig oor bij het
College. Het is dus het opvoeren van een comedie, wanneer de
Raad zou besluiten, de behandeling van deze voorstellen op
te schorten.
De heer Wilmer vraagt, waarom de heer van Stralen er dan
wel voor is, om de beslissing oVer het al of niet aanvaarden van
het Rijkssubsidie uit te stellen.
De heer van Stralen is het er mee eens, dat de Raad wel
bewust over het Rijkssubsidie moet beslissen. Men kent de
bedoeling van het College en weet, dat het van plan is om alle
voorwaarden te slikken en de verslechtering van den steun te
accepteeren; de heer Wilmer hoopt misschien nog van niet,
maar het zal wel zoo blijken te zijn. Spreker hoopt, dat de heer
Wilmer met hem tegen het voorstel van het College zal
opponeeren. Daarom hoorde spreker juist met genoegen, dat
de heer Wilmer die zaak wilde uitstellen; wanneer de heer
Wilmer volledig bekend is met de plannen van het College,
dan is er wel eenige kans, dat spreker hem meekrijgt, al is die
kans misschien wel heel gering. De heer Wilmer zal op dit
oogenblik toch geen genoegen nemen met afwijzing van het
Rijkssubsidie, als hij op de hoogte was; spreker wil die kans
vergrooten en den heer Wilmer dus gelegenheid geven, om te
worden ingelicht. Spreker zou die zaak best kunnen be
handelen, maar de andere Raadsleden niet; het is dus het
beste haar uit te stellen. Met deze voorstellen is het echter
anders; de vakcentrales achten die noodig. Zoo sprekers voor
stel om uitgetrokken werkloozen, die in een jaar minder dan
2 maanden hebben gewerkt, niet van de steun verleening af te
voeren. Elke week wordt een aantal arbeiders uit den steun
gesmeten en naar Maatschappelijk Hulpbetoon verwezen.
Deze arbeiders krijgen geen steun of slechts 50 van wat zij
uit de gemeentelijke steun verleening kregen. Door de lang
durige werkloosheid gaan elke week arbeiders uit den steun.
Moet men dat nu langer door laten gaan? Deze zaak is buiten
gewoon urgent en de Raad moet daarover beslissen. Een paar
voorstellen zouden dan kunnen wachten tot een volgende
vergadering, maar over sommige moet de Raad absoluut deze
week beslissen.
Spreker heeft voorgesteld, het reglement voor de steun-
uitkeering zoodanig te wijzigen, dat het mogelijk wordt een
extra-uitkeering te verstrekken voor aanschaffing van kleeding
en schoeisel. Dit is ook een der voorstellen, door de vak
centrales aan het College gedaan. Met opzet is hierin geen
bedrag genoemd, in afwijking met het voorstel-Knuttel, dat
een bedrag van 25.bevat. Een bepaald bedrag moet echter
niet genoemd worden, omdat voor het eene geval 25.veel
te weinig zal zijn en het zeker 100.zal moeten zijn, terwijl
in een ander met 25.kan worden volstaan en er ook ge
vallen denkbaar zijn, dat 25.extra steun niet noodig zijn.
Sprekers voorstel zal dus een betere uitwerking hebben dan
dat van den heer Knuttel.
Vervolgens stelt spreker voor verhooging der steunnormen
dat voorstel is niet door de vakcentrales gezamenlijk gedaan
weliswaar hebben hun vertegenwoordigers het billijke van dit
voorstel onderschreven, maar het voorstel zelf niet, gezien de
geringe kans op aanneming, ook wegens het feit, dat in de
groote gemeenten de norm niet hooger is. Spreker doet dat
voorstel toch, omdat hij het noodzakelijk acht, te voorzien in
de behoeften der gezinnen, die door lange werkloosheid uit
geput raken en aan den rand der armoede komen te verkeeren.
Bovendien worden in verschillende groote gemeenten in de
laatste dagen, nadat het Rijk den steunnorm van 15.heeft
afgewezen, toch weer pogingen gedaan om dien weer op
ƒ15.te brengen; Amsterdam besloot reeds in overleg te
treden met de 4 groote gemeenten om gezamenlijk gedaan te
krijgen, dat de norm op 15.wordt bepaald. Bij de be
grooting in Den Haag is eenzelfde voorstel gedaandat is nog
niet aangenomen, maar het heeft wel veel kans. Waar spreker
meent, dat een dergelijke steun voor Leiden absoluut nood
zakelijk is, verdient zijn voorstel alleszins aangenomen te
worden.
Met het voorstel-Knuttel om alle uitkeeringen zonder meer
met 2.50 te verhoogen kan spreker niet meegaan, daar hij
practisch iets bereiken wil, waartoe het voorstel-Knuttel zich
zeker niet leent; spreker heeft zijn voorstel daarom zoo ge
steld, dat het eenige kans op aanneming heeft en in alle op
zichten te verdedigen is.
De heer Knuttel vraagt of zijn voorstel niet te ver
dedigen is.
De heer van Stralen: Zeker, het is 1.meer dan 15.
maar vast staat, dat het geen kans heeft, om uitgevoerd te
worden.
De heer Knuttel: Evenmin als het Uwe.
De heer van Stralen zegt, dat dat juist de vraag is; in de
groote plaatsen worden pogingen aangewend om het zoover
te brengen.
De heer Knuttel noemt dat camouflage.
De heer van Stralen zegt, dat het in elk geval een ernstige
poging van de organisaties is, met de gemeentebesturen, om
te trachten dien norm te verhoogen. Als dat gelukt, is er ook
voor Leiden voldoenden grond voor een dergelijken steun
norm; aanvaarding van het voorstel-Knuttel zou absoluut
vernietiging van dat Raadsbesluit tengevolge hebben en dan
hebben de werkloozen niets. Laat men liever probeeren, het
tot 15.verhoogd te krijgen, dan dit parade-voorstel aan
te nemen, dat een slag in de lucht is, terwijl de heer Knuttel
weet, dat de betrokken arbeiders er geen cent meer uitkeering
door krijgen.
Ook heeft spreker een voorstel ingediend, dat strekt om de
bepaling in het steunreglement, dat de ondersteuning na
20 weken voor gehuwden en kostwinners, en 15 weken voor
kostgangers met ƒ1.wordt verminderd, voor bona fide
werkloozen tijdelijk buiten werking te stellen. Het vorig jaar
werd door Burgemeester en Wethouders gezegd, dat een
dergelijke bepaling niet kon worden gemist, omdat er nog
altijd menschen waren, die in den vorm van vermindering van
de uitkeering een prikkel noodig hadden om in het vrije
bedrijf weer werk te zoeken. Dit is toen reeds door de sociaal
democraten bestreden. In éen tijd als deze kan zeker geen
sprake zijn van arbeidsschuwheid, want er is geen werk. De
sociaal-democraten zijn in hun opvatting versterkt nu een op
dit terrein zeer bevoegd persoon zijn oordeel hieromtrent heeft
uitgesproken, nl. de directeur van den Dienst voor Sociale
Zaken. In het Leidsch Dagblad van 20 November vindt men:
,,De heer Wijkmans vestigde onze aandacht evenwel op een
tweede betrekkelijk verheugend verschijnsel en dat is het
groote verlangen der werkzoekenden om productieven arbeid
te mogen verrichten. Niet alleen, dat zich voor het eerst
genoemde werk, waarvoor 50 menschen noodig waren, niet
minder dan 300 gegadigden zonder voorafgaanden oproep
aanmelden, maar de heer Wijkmans zeide de vaste overtuiging
te hebben, dat onder de 1835 ingeschreven werkzoekenden
zich geen vijf en twintig arbeids-schuwen bevinden. Dit is
bij alle malaise een aantal, dat bewijst, dat de wil om te
werken aanwezig is."
Daarmede is finaal het fabeltje uit de wereld, dat er arbei
ders zijn, die liever hun handen ophouden dan te willen werken.
Dit is een pleidooi voor de aanvaarding zoowel van het zoo
even genoemde voorstel als van het voorstel, dat strekt om de
uitgetrokken werkloozen, die buiten hun schuld in een jaar
minder dan 2 maanden hebben gewerkt, niet te straffen eener
zij ds met vermindering van steun, anders met hen over te
laten aan Maatschappelijk Hulpbetoon. Wat dit laatste zeggen
wil, heeft men uit de cijfers van mevrouw Braggaarde Does
kunnen leeren.
Vervolgens heeft spreker een voorstel gedaan, betreffende
de losse transportarbeiders. Deze menschen zijn sinds jaren de
dupe van een regeling, welke voor een aantal van hen funest is.
Zij komen niet, zooals andere groepen, gedurende een geheel
jaar voor steun in aanmerking, wanneer zij niet gewerkt heb
ben, maar slechts gedurende 42 dagen. Men zal het er in den
Raad over eens zijn, dat deze bepaling in den tegenwoordigen
tijd geen zin heeft. Wanneer ergens malaise, slapte en gebrek
aan werkgelegenheid heerscht, dan is het zeker in het trans
portbedrijf. Daarmede staat tevens vast, dat de betrokken
arbeiders door deze regeling ten zeerste worden gedupeerd en
dat onnoodig door hen gebrek wordt geleden. Daarom is het
noodzakelijk, dat deze bepaling buiten werking wordt gesteld.
Om aan bedenkingen bij het College en den Raad tegemoet te
komen, neemt sprekers fractie er genoegen mede, dat die
bepaling tijdelijk wordt geschrapt en wel totdat de crisis
geëindigd is. Spreker heeft in zijn voorstel niet opgenomen
een definitieve schrapping, daar dit de kans op aanneming
van het voorstel zou verminderen.
Tenslotte heeft spreker een voorstel ingediend, dat strekt