468 DINSDAG 8 DECEMBER 1931. eerder dergelijke werken, die voor een groot aantal arbeiders werkgelegenheid scheppen, aan de orde worden gesteld, hoe beter. Spreker maakt echter ernstige bedenking tegen de daaraan toegevoegde mededeeling, nl. in een perscommuniqué, dat het werk spoedig zal worden uitgevoerd en dat er Rijkssubsidie voor zal worden aangevraagd. Spreker hoopt, dat Burgemees ter en Wethouders straks zullen zeggen, dat dit communiqué op dat punt onjuist is en dat het niet in de bedoeling ligt voor dit werk een Rijkssubsidie aan te vragen. Ieder weet wat het gevolg zal zijn, wanneer het Rijk subsidie verstrekt Aroor dit werk, een werk trouwens, dat niet zoozeer dient tot werk verschaffing als wel tot werkverruiming. Het is een werk, dat toch noodzakelijk tot uitvoering moet komen De heer Goslinga: Dat is de vraag nog. De heer van Stralen zegt, dat men dit werk met het oog- op de financieele omstandigheden eenigszins kan laten stag- neeren, doch het is een productief en noodzakelijk werk. Spreker meent, dat dit werk niet valt onder werkverschaffing, waarvoor door het Rijk subsidie wordt verleend. Hij vreest, dat Burgemeester en Wethouders in hun zucht om voor dit werk een bijdrage van het Rijk te verkrijgen ook zullen aceep- teeren de voorwaarden, welke in den regel bij het verleenen A'an een dergelijk subsidie door het Rijk worden gesteld. Wat dit be teekent, leert de ervaring met den Leidschen Hout. Wanneer iets dergelijks zich zou herhalen, zou spreker dat ten zeerste betreuren. Wanneer de gemeente de Rijksvoorwaarden aanvaardt, zal zij ook op ernstig verzet van de organisaties stuiten. Het is er treurig mede gesteld, wanneer het Rijk iets te zeggen krijgt in de loonen van de arbeiders, die werkzaam zijn in de werkverschaffing De heer Goslinga: En Uw partijgenoot van Langen ver dedigde gisteren nog in den Haagschen Raad de Rijkswerk- verschaffing, waarheen ook de Haagsche arbeiders gaan! De heer van Stralen zegt, dat dit weer iets anders is dan hij bedoelt. Voor de arbeiders uit de groote steden die van het platteland daargelaten; op het platteland is het loon schandelijk laag is door bemoeiing van de gemeente in de Rijkswerkverschaffing, zooals spreker uit de cijfers gezien heeft, hoewel niet altijd dan toch over het algemeen nog wel een tamelijk loon te verdienen, terwijl bovendien met het feit, dat die arbeiders in de groote steden een gezin hebben, wordt rekening gehouden. Spreker had echter het oog op het volgende. Het Rijk heeft indertijd een subsidie gegeven voor den Leidschen Hout, waarvan het gevolg was, dat de loonen niet hooger mochten zijn dan 42 cent per uur. De heer Goslinga: U weet, dat het heel wat meegevallen is. De heer van Stralen begrijpt niet, waarom de heer Gos linga dit zegt. Hij heeft meermalen toegegeven, dat, toen aan dat werk begonnen werd onder de bepaling, dat het loon niet hooger mocht zijn dan 45 cent per uur, het aanvankelijk inderdaad iets is meegevallen. De heer Goslinga: Een heel stuk! U liep mij achterna om menschen daarbij geplaatst te krijgen. De heer van Stralen zegt, dat de Wethouder dan misschien spoediger tevreden is dan hij. In die werkverschaffing kon toen ongeveer 24.en in sommige gevallen 26.per week worden verdiend. Spreker denkt echter aan het oogenblik, waarop het Rijk heeft ingegrepen. Het Rijk achtte de loonen te hoog en zei: het moet uit zijn, nu mag niet meer verdiend worden dan 45 cent per uur. Dat heeft tot gevolg gehad, dat de loonen werden teruggebracht tot die hoogte. Laat de heer Goslinga maar eens ontkennen, dat de arbeiders geruimen tijd voor dat loon hebben gewerkt. Dit nu acht spreker een schandaal. Men moet zich niet beroepen op wat den eersten tijd is betaald, maar men moet ook in oogenschouw nemen de periode, toen op Rijksbevel voor een schandelijk laag loon werd gewerkt. De Wethouder heeft op een conferentie zelf moeten toegeven, dat de loonen veel te laag waren, doch dat de Stichting onmachtig was om van den Minister meer los te krijgen De heer Goslinga: Toen was het werk haast afgeloopen. De heer van Stralen zegt, dat men een indruk kan krijgen van hetgeen men te verwachten heeft, wanneer het Rijk voor waarden gaat stellen, uit het verslag van de Raadsvergadering te Leiderdorp, voorkomende in het Leidsch Dagblad. Men leest daarin: ,,De Voorzitter stelt aan de orde de werkverschaffing en leest in dit verband voor den ontvangen brief van den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, die bereid is. een Rijksbijdrage te verleenen iri de kosten der werkverschaffing tot een bedrag van 25 pet. der loonen mits de volgende regeling- wordt getroffen." Dan leest men onder 2ër. „Er zal zooveel mogelijk in.accoord moeten worden gewerkt, tegen een zoodanig loon. dat bij flink werken gedurende 48 nur per week gemiddeld 0.28 per uur kan worden verdiend." Spreker hoort den heer Splinter vragen of dit betrekking heeft op Leiden. Neen, op Leiderdorp, maar mag het daar dan wel? Aan de discussie in den gemeenteraad van Leiderdorp ontleent spreker het volgende: „De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en Wethouders het uurloon te laag achten en het niet wel mogelijk is in den winter de werkweek op 48 uur te stellen. Burgemeester en Wet houders stellen voor, de Rijksregeling te aanvaarden, omdat ze het niet verantwoord achten, met het oog op de toekomst, op den ingeslagen weg voort te gaan, opdat later niet aan de gemeente verweten kan worden door eigen schuld in moeilijk heden te zijn geraakt." Nu weet men wel, dal de vooruitstrevendheid der raadsleden in plattelandsgemeenten over het algemeen niet groot is ten opzichte van zaken als deze, maar niettemin leest men toch in het verslag: „De heer Klaver is sprakeloos en zou haast willen voor stellen de subsidie te laten loopen. De heer Groenendijk zou de subsidie niet willen aanvaarden. De heer Haas zou graag willen weten welk bedrag er mede gemoeid zou zijn wanneer de subsidie niet wordt verkregen." Hieruit blijkt, dat de Raadsleden van Leiderdorp dit een schandelijk staaltje van Rijkspressie vinden. Wanneer nu voor dit werk Rijkssubsidie wordt aangevraagd, bestaat de kans, dat men hier hetzelfde spelletje krijgt. Misschien wordt het uurloon op 40.cent gebracht, doch spreker is er niet gerust op. Het Rijk tracht niet voor niets het welstandspeil naar beneden te brengen. Men gebruikt daarvoor ook de steunbedragen en de werkverschaffingsloonen en spreker is niet bereid, straks subsidie aan te vragen, wanneer dit tot gevolg heeft, dat aan deze menschen geen behoorlijk loon kan worden uitbetaald. Bij de bespreking met den Wethouder van een subsidie stelsel voor onderhoudswerken, als in Amsterdam getroffen, heeft deze een onderzoek daarnaar toegezegd. Dit onderzoek kwam wel wat laat, omdat daarop verleden jaar bij de be grooting al is aangedrongenhet is dus pas 1 jaar later inge steld. Intusschen is het desbetreffend Raadsbesluit van Amsterdam geschorst door de Regeering; dat is zeer te be treuren, maar een besluit van Leiden zou natuurlijk hetzelfde lot treffen en practici als zij zijn, doen de sociaal-democraten geen voorstellen, waarvan zij tevoren weten, dat zij zullen worden vernietigd; zij hebben geen behoefte aan machtelooze demonstratieszij willen er zich in dezen tijd toe bepalen voor de arbeiders te doen, wat practisch en uitvoerbaar is, in den zelfden geest als trouwens de heer Knuttel sprak. De heer Knuttel ontkent dit absoluutvolgens hem moeten dergelijke dingen door de actie van de arbeiders buiten den Raad om tot stand komen. De heer van Stralen zegt, dat hij dat ook wil, maar vraagt waarom de heer Knuttel dan voorstellen doet. Spreker zegt, dat er inzake de speel- en sportvelden bij den Leidschen Hout een voorstel-Bosman is, dat nu twee jaar oud is en nog steeds bij het College is ompraeadvies. Omtrent dit voorstel, dat voor de werk verruiming van zeer veel belang is, heeft spreker in de memorie van antwoordeenzeer bedenkelijken klank vernomen: weliswaar is het praeadvies nu ongeveer gereed, maar daaraan wordt toe gevoegd, dat door het College wordt overwogen, of de uitvoering van dat werk met het oog op de financiën wel verantwoord is. Hier dus hetzelfde verschijnsel, dat liet Gemeentebestuur blijk baar er toe overhelt om werken, die geld kosten, ook al geven zij arbeid aan arbeiders, die anders steun moeten ontvangen uit de gemeentekas, uit te stellen met het oog op den minder gunstigen toestand der financiën. Dat zou spreker zeer be treuren. Deze zaak is in de vorige Raadszitting principieel besproken bij het voorstel tot verbouwing der Lakenhal, waarbij enkele Raadsleden voorloopig uitstel daarvan be pleitten; gelukkig heeft toen de meerderheid beslist, dat dit werk, al was het voor de werkverschaffing en werkverruiming van niet zoo heel veel belang, toch zou worden uitgevoerd, in het belang van uitbreiding der werkgelegenheid. Spreker heeft daarom hoop, dat de aarzeling van het College hierbij zal worden overwonnen door den Raad en dat die zal uitspreken, dat vooral in dezen tijd de werkgelegenheid zooveel mogelijk moet worden bevorderd en dat het College niet moet aarzelen, op grond van de financiën, om alle mogelijke werken, die voor uitvoering in aanmerking komen, te doen uitvoeren, opdat het reeds zoo buitengewoon groot aantal werkloozen niet wordt vermeerderd. Spreker heeft gemeend den Raad een

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 4