486 DINSDAG 8 DECEMBER 1931. deering waren gewijd, hetgeen echter niet gebeurd is, heeft spreker bijzondere redenen om te veronderstellen, dat de heer Knuttel die niet zou onderschrijven, waar spreker dezen zomer, hij de verkiezingen, blootgesteld is geweest aan een verkiezingscampagne van de Communistische Partij, die hij niet kan waardeeren. Aan die waardeering van den heer Knuttel heeft spreker heelemaal geen behoefte, want die heeft spreker in de jaren, dat hij lid van Maatschappelijk Hulp betoon was, wel gehoord van de partijgenooten van den heer Knuttel niet alleen, maar ook van Katholieken en andere confessioneelen. De heer Knuttel, die niet kan hebben, dat men tot zijn tegenstander woorden van waardeering spreekt, haalt daarmede zichzelf omlaag en niet omhoog, want spreker heeft eerbied ook voor zijn felsten tegenstander, als hij maar eerlijk en oprecht tegenover spreker staat en zijn werk met liefde en toewijding doet. Misschien daalt spreker nog meer in de achting van den heer Knuttel, wanneer hij zegt, dat hij bij het afscheid van den heer Goslinga als Voorzitter van Maatschappelijk Hulpbetoon wel degelijk woorden van waar deering heeft gesproken. Die woorden waren oprecht gemeend. Spreker heeft vier jaar met den heer Goslinga als Voorzitter samengewerkt en de wijze, waarop de heer Goslinga zich van zijn taak kweet, was zeer loffelijk. De heer Goslinga heeft zijn voorzitterschap zeer humaan vervuld en bij het heengaan gevoelt spreker zich gedrongeh tegenover een eerlijk tegen stander zijn waardeering uit te spreken. De heer Knuttel heeft een trap gegeven naar de sociaal democratie. Spreker zou dien trap persoonlijk terug kunnen geven, maar nu wil hij dat overlaten aan een partijgenoot van den heer Knuttel. Naar aanleiding van het aanvaarden van de candidatuur voor de functie van Wethouder en Gedepu teerde schrijft ,,De Communistische Arbeider": „Dit beteekent, ondanks alle pogingen tot ontkenning, een aanbod aan de kapitalistische klasse van dit land, om samen met de S. D. A. P. en eventueel ook met anderen op ge meentelijk gebied de regeeringsverantwoordelijkheid te aan vaarden, te aanvaarden met instandhouding der bestaande rijkswetgeving en onderworpen aan alle maatregelen, die de landsregeering noodig oordeelt. Het was ons reeds lang bekend, dat de Derde Internationale, waarvan de C. P. H. deel uitmaakt, ditzelfde beginsel in internationalen maatstaf uitvoert. Een houding, logisch voort vloeiend uit het feit, dat die derde internationale in de eerste plaats werktuig is van de belangen van het zich kapitalistisch ontwikkelende Rusland." De heer Knuttel zegt, dat een anti-communist dat schrijft. De heer Vallentgoed begrijpt, dat de heer Knuttel zich ongerust maakt, maar hij moet zich eens rustig houden. De heer Knuttel zegt, dat de heer Vallentgoed niet derge lijke ontzettende stupiditeiten moet verkoopen. De heer Vallentgoed zegt, dat de heer Knuttel ook altijd op zijn manier citeert hetgeen in de pers voorkomt; diezelfde vrijheid houdt spreker zich ook voor. „Heeft men niet onlangs op het in Amsterdam gehouden Sociaal-economisch wereldcongres, waar vertegenwoordigers der bourgeoisie, van de officieele arbeidersbeweging en van Rusland samenkwamen om onder oogen te zien, welke maat regelen konden leiden tot oplossing van de wereldcrisis, weer van den kant van de Russische delegatie één van de velé pogingen gezien om de samenwerking met het wereldkapitaal nog meer te versterken? Wat wij dus willen vaststellen is, dat de kliek, die de C. P. H. regeert en die zich permitteert te speculeeren op de anti kapitalistische instincten der Nederlandsche arbeiders, voor zoover die naar haar vullen luisteren, meent deze te mogen bedriegen door het te laten voorkomen alsof dit zich beschik baar stellen als wethouder niet zou zijn een aanbod tot onder werping aan de kapitalistische klasse van dit land. Op een ander typisch verschijnsel, dat zich rondom deze candidaatstelling heeft afgespeeld, willen wij hier wijzen. Op het feit n.L, dat in deze uiterst belangrijke kwestie tevoren niemand van de „gewone leden" in de C. P. H. is gekend. Dit laatste zeker ter meerdere glorie van de in de Derde Internationale met den mond beleden en inderdaad ver moorde proletarische democratie. Wat wij uit het voorgaande afleiden is, dat er in de C. P. H. niet in de geringste mate sprake is van eenig spoor van proletarisch-democratisch besef. Een verschijnsel, begrijpelijk door de volslagen afwezigheid van eenige mate van maat schappij-kennis, klassebesef of bewustzijn." De heer Wilmer vroeg, naar aanleiding van het betoog van den heer van Eek: welk kapitalisme bedoelt gij. Als er sprake is van kapitalisme, dan kan het niet anders zijn dan het moderne, het hedendaagsche kapitalisme. In een radio-rede op 24 November heeft Mr. Kropman ook de nieuwe encycliek behandeld; daaruit blijkt, dat er ook in de Katholieke wereld nog wel wat omgaat. Hij zeide n.l.: „Wij Katholieken zijn de eerst aangewezenen den scherpsten strijd te voeren." Sprekende over de verdeeling der aardsche goederen en de bevrijding van het proletariaat zeide Mr. Kropman: „In de nieuwe encycliek is de Paus het scherpst en onver- biddelijkst, als hij het huidig kapitalisme geeselt." De heer Wilmer heeft dat zelf ook gezegd. De heer Vallentgoed zegt, dat Mr. Kropman toch niet spreekt over een kapitalisme van een eeuw geleden. De heer Wilmer heeft gezegd, dat het kapitalisme in zijn tegenwoordigen vorm te veroordeelen is. De heer Vallentgoed zegt, dat Mr. Kropman ook zegt: „Het economisch leven is wreed en onbarmhartig ge worden." Vervolgens zegt hij, dat de Katholieke werkgevers den gods dienst gebruiken om de arbeiders uit te buiten; het zijn door trapte lieden, die zich niet schamen den arbeid uit te buiten. Dan volgt een oproep aan de Katholieke bourgeoisie om dit alles na te laten. Spreker hecht daar niet veel waarde aan en gelooft daar niet aan, want het zal met Mr. Kropman gaan zooals met verschillende vooraanstaanden in de Katholieke beweging, zooals Mr. Veraart en Mr. Aalberse, die op een gegeven oogenblik een rood jasje aantrok, dat langzamerhand zwart geworden is en met den dag verschiet. Toch moet spreker als sociaal-democraat er eerbied voor hebben, omdat in het Katholicisme zit onderwerping aan het geloof, al juicht hij het niet altijd toe, maar betreurt hij het. Zoo heeft Pater Vrijmoed een dissertatie geschreven met stellingen, die spreker indertijd socialistisch noemde de heer Wilmer sprak dat tegen, maar in een recensie in het Katholiek sociaal weekblad spreekt Aalberse, de rector, van den rooden draad, die door dit geheele werk heenloopt; zijn stellingen heeft hij echter op gezag geheel moeten intrekken; die zijn niet in dat boekje opgenomen; vandaar dat men dat boekje van Pater Vrijmoed niet meer zoo absoluut socialistisch kan noemen. Spreker heeft bij de begrooting voor 1931 den heer Manders naar aanleiding van de door hem ingediende voorstellen ruggegraat toegewenscht, echter werden alle voorstellen inge trokken en stelde de heer Manders zich tevreden met het benoemen van een commissie. Op het Katholieke Wereldcongres erkenden de Katholieken zelf, dat de Rerum Novarum heeft gediend om de Katholieke arbeiders zoet te houden. Bij deze stemming was het noodig, dat er een nieuwe encycliek kwam, waarmede men opnieuw kan schermen. Veertig jaren heeft men geleefd onder het regiem van de Rerum Novarum en er zijn geen verbeteringen aangebracht. De heer Wilmer zegt, dat het ideaal niet bereikt is, maar er is veel verbeterd. De heer Vallentgoed antwoordt, dat er wel wetten zijn tot stand gekomen, maar de Regeering heeft dat nooit con amore gedaan; zij heeft dat gedaan door de stuwende kracht van de sociaal-democratische arbeidersbeweging. Als dit niet het geval was, zou men vóór het opkomen van de arbeiders beweging, zeker wel eenige verbetering bespeurd hebben. De heer van Es heeft bij het werkloozendebat gezegd, dat de sociaal-democraten leven van het zaaien van ontevreden heid. Hiermede vernedert de heer van Es zichzelf, omdat hij niet beseft, wat de sociaal-democraten in hun levensbeschou wing bezitten. Als de sociaal-democraten leefden van het zaaien van ontevredenheid, waar zouden zij dan de kracht vandaan gehaald hebben om zich in al die jaren te wijden aan de taak, die zij zich gesteld hadden? De sociaal-democraten zijn niet de zaaiersdat zijn de werkgevers getuige de strijd in de .textiel-industrie en de sociaal-democraten zijn de maaiers. Het socialisme is geworden een wetenschappelijk stelsel. Wanneer dit niet zoo was, hoe zou dan een man als Quack een groot theoretisch werk hebben kunnen schrijven over personen en stelsels? Wanneer men maar even bekend is met de ontzaglijke literatuur, waaraan groote economen zich hebben gewijd, hetzij aan de tegenkanting, hetzij aan de bespreking van het socialisme, dan moet men toch tot een andere gedachte komen. Zoo heeft Ds. Rudolph een werk geschreven over het hedendaagsche socialisme. Thans wil spreker iets zeggen over het voorstel in verband met Maatschappelijk Hulpbetoon. Aan de reglementsherzie ning 2 jaar geleden kon spreker niet deelnemen, daar hij toen in het Diaconessenhuis lag; toen is een voorstel om wekelijks te vergaderen verworpen. Spreker heeft dat echter altijd als een noodzaak gevoeld; men vergadert in volle commissie of

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 22