484 DINSDAG 8 DECEMBER 1931. die slechts naar Bouw- en Woningtoezicht overgeheveld behoeven te worden. Gemeentewerken zou dan niet anders te verrichten krijgen, zooals ook in Den Haag, dan het ont werpen van bouwwerken van de gemeente, wat ook zijn taak is. Spreker doet geen positief voorstel in dien zin, doch wil den Raad gelegenheid geven, zich nog nader hierover te beradenwanneer het College praeadvies over sprekers voor stel uitbrengt, kan de Raad later zijn meening en zijn stem bepalenspreker uit in zijn voorstel alleen de wenschelijkheid van een nader onderzoek daarnaar. Bij de begrooting voor 1931 heeft spreker een voorstel ingediend, inzake toekenning van rechten aan werksters en schoolschoonmaaksters als bedoeld ln de Pensioenwet 1922. Dat voorstel is niet om praeadvies gegaan, maar aangehouden en de Wethouder heeft daarover een nota van inlichtingen aan den Raad toegezegd. Maar de nota, die nu is verschenen, gaat langs sprekers verzoek heen, want hij heeft niet gevraagd aan die werksters een vaste aanstelling te geven, hoewel hij op dit standpunt staat. De nota behandelt hoofdzakelijk de quaestie, of die werksters in vasten dienst moeten worden genomen. De heer Goslinga zegt, dat de heer Schüller dat niet be grepen heeft. De heer Schüller zegt, dat de Wethouder het hem dan maar moet uitleggen, maar in ieder geval begrijpt hij niet, dat de Wethouder dan nog zegt, dat het voor de werksters niet noodzakelijk en gewenscht is, zelfs dat hij zegt dat het nadeelig is, dat zij onder de Pensioenwet zouden vallen. De heer Goslinga: Als zij een eigen pensioenfonds zouden stichten. De heer Schüllek heeft een rapport over den toestand in 31 andere plaatsen, die wat de grootte betreft niet te ver gelijken zijn met Leiden, zoodat het aantal werksters en het aantal werkuren daar beduidend minder zullen zijn dan hier, n.l. in de plaatsen Haarlem, Gouda, Alkmaar, Almelo, Arnhem, Baarn, Castricum, Culemborg, Deventer, Emmen, Rotter dam, Opsterland, Harlingen, Hengelo, Hilversum, Idaar- deradeel, Lochem, Maastricht, Middelburg, Oostzaan, Zand- voort, Wormerveer, Rijswijk, Schiedam, Tilburg, Tiel, Ylaardingen, Warmenhuizen, Weesp, Winschoten en Zwolle. In deze plaatsen zijn de werksters in vasten dienst en vallen dus, volgens den Wethouder, onder de nadeelige pensioen regeling. Deze werksters moeten die hoogere pensioenkosten betalen, maar blijkbaar doen zij het met genoegen om hun positie te versterken, omdat zij verzekerd zijn van een pen sioen op lateren leeftijd. De Wethouder heeft ook aangevoeld in zijn nota, dat een pensioen van 3.niet voldoende is en hij heeft medegedeeld, dat in sommige gevallen een toeslag wordt gegeven via Maatschappelijk Hulpbetoon. In ieder geval is het riskant en blijft het een gunst. Kort geleden is in den Raad het geval besproken van den arbeider bij de Gemeentereiniging, die wel onder de Pensioenwet viel, maar aan wien, wegens een te korten diensttijd, slechts een klein pensioen verstrekt werd. Maatschappelijk Hulpbetoon wilde dezen man niet helpen door een aanvulling op zijn pensioen te verstrekken. Wanneer men 3.ouderdomsrente heeft, heeft men niet het recht een toelage te krijgen van Maat schappelijk Hulpbetoon. Spreker wil allerminst de werksters, die op het oogcnblik in vasten dienst zijn, uit het vaste-dienstverband halen, maar in ieder geval zou het wel nuttig zijn, indien men den menschen, die op het oogenblik werkzaam zijn, en niet in vasten dienst werden genomen, een betere pensioenregeling wilde geven. Het zou al voordeeliger zijn voor de bewuste menschen. indien de regeling van Amsterdam of van Den Haag op hen van toepassing werd verklaard. Met alleen zoii de pensioen regeling beter zijn, maar in die regeling is ook opgenomen, dat zij dezelfde rechten hebben als het gemeentepersoneel dat slaat de heer Goslinga in zijn nota heelemaal over; hij baseert zich alleen op de pensionneeringhet verwondert spreker, dat de Wethouder met geen woord spreekt over het Rijksvoorzieningsfonds, dat een regeling bevat voor de werksters van het Rijk, omdat die volgens de nieuwe Amb- tenarenAvet niet volledig als ambtenaren zijn te beschouwen; volgens die regeling betaalt het personeel 4 en het Rijk 2 plus het plakken van het rentezegel. Neemt het personeel binnen 5 jaar vrijAvillig ontslag, dan krijgt het die 4 terug- plus de daarvan gekweekte rente; krijgen zij binnen 5 jaar ontslag, dan ontvangen zij terug de 4 plus de rente plus de 2 van het Rijk; wordt zoo'n werkster in vasten dienst genomen, dan wordt van het eenmaal gestorte geld afgenomen de inkoop van de jaren, waarover zij recht op pensioen heeft. De heer Goslinga zegt nu wel, dat die niet ingekocht kunnen worden, maar dat is wel zoo; dat staat in het Koninklijk Besluit. Spreker weet dat van meer nabij, als Voorzitter van een Bond, die veel van het personeel aan het Rijksziekenhuis georganiseerd heeft; daaraan is een officieel stuk uitgereikt, waarin dat staat. Indien dit personeel niet vast aangesteld wordt, spreker meent dat dit wel moet, maar als de Raad dat niet wil, laat de Raad dan een zoodanige regeling treffen, dat het op den ouden dag een eenigszins redelijk pensioen heeft en niet naar huis wordt gestuurd met een rente van 3.per week. De Wethouder zegt nu, dat dit hooger kan gaan; ja, wanneer men er een vrijAvillige verzekering bij neemt. De heer Goslinga. Neen, krachtens de Invaliditeitswet kan men tot 6.komen. De heer Schüller kan zich dus met deze nota, hoe goed ook bedoeld, niet vereenigen. Spreker kan dat begrijpen, het bloed kruipt waar het niet gaan kan; de Wethouder is ook voorzitter van den Raad van Arbeid en zou zijn klanten verliezen, als die in een ander pensioenfonds werden opge nomen. Spreker neemt het hem dus niet kwalijk, Avanneer hij strijdt om die menschen bij zich te houden, maar dan moet het spreker niet kwalijk genomen worden, dat hij een betere regeling voor dat personeel bepleit. Ook zegt de Wethouder in zijn nota, dat er een aantal zijn, die slechts weinig uren werken. Dat komt, doordat aan die arbeidsters niet al liet werk wordt opgedragen, dat in die scholen te verrichten is. In den Raad is twee maanden geleden ter sprake geweest het schoonhouden Aran de Christelijke scholen, wat ten koste komt van de gemeente. Aan de ge meente scholen wordt ook arbeid, die eigenlijk door de Averksters moest worden verricht, verricht door gemeente werklieden, omdat er een zekere limiet is vastgesteld, zoodat zij b.v. niet langer mogen werken dan een bepaald aantal uren voor een beneden- en bovenklasse. Het rapport OArer de gemeenten Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Haarlem, Delft en Sneek, is voor Leiden vernietigend. Dit rapport ging hoofdzakelijk OA-er het schoonmaken Aran scholen. In het rapport A-oor Leiden staat de kinderexploitatie bovenaan. Wanneer de Wethouder eens een niet officieel onderzoek zou willen instellen, dan zou hij zien, dat de vader en de kinderen helpen aan het schoonmaken van de scholen, omdat de werkster klaar moet komen in het aantal uren, dat haar gesteld is. In tal van gemeenten en ook bij Christelijke-school- besturen is men er toe overgegaan dit werk op te dragen aan een mannelijke kracht, die den geheelen dag aanwezig is en die tal van dingen doet, die anders door de jeugd van de school worden verricht. Een kind is blij, als het tijdens het onderwijs even mag gaan kijken als er gebeld wordt, als het een briefje mag wegbrengen, als het een bak kolen mag halen, maar het onderwijs lijdt er onder. Niet alleen in Christelijke scholen, maar ook in Roomscli-Katholieke scholen, o.a. in Haarlem, heeft men schoolknechts. In Haarlem zijn 9 scholen, waar men in plaats van een werkster een schootknecht heeft aangesteld. Het aantal uren, dat de werksters werken, is niet juist weergegeven, Avant haar wordt meer werk opgedragen dan zij kunnen A'errichten, zoodat hulp moet worden verleend door het huisgezin. Spreker neemt dat die menschen niet kAvalijk, maar hieruit blijkt, dat niet alleen de werkster het geld en eventueel later die 3.pensioen A-erdient, maar dat een gedeelte van het gezin hieraan medewerkt. Daarom handhaaft spreker het voorstel, dat hij verleden jaar gedaan heeft. Waar spreker weet, dat de Raad er niet voor te vinden zal zijn, hoewel spreker dat liever had, om dien menschen een vaste aanstelling te geven, en hij liever voorstellen doet, die meer kans van aanneming hebben dan van verwerping, geeft hij den Raad in overweging althans goed te keuren, dat de Commissie van Overleg, natuurlijk in overleg met het College, deze zaak opnieuw zal bespreken en zal nagaan, of het niet mogelijk is, b.v. op den voet van het Rijksvoor zien ingfonds, de door spreker aangegeven maatregelen te nemen. Sprekers voorstel inzake minimum-loon en maximum- arbeidsduur in bestekken van Gemeentewerken is inmiddels in praeadATies genomen; hij hoopt alleen, dat dit niet te lang uit zal blijven. Natuurlijk zal een behoorlijke regeling daarvan Avel eenige moeilijkheden opleveren. De bedrijfshoofden, die werkzaamheden uitbesteden, moeten nu stelselmatig ver- AA'ijzen naar een verordening A-an 1901, die voor de bouw vakarbeiders heel weinig zegt, daar er in genoemd worden een loon A-an 27 cent en een 10-urige arbeidsdag; er wordt altijd Arerwezen naar collectieve contracten, indien die bestaan, maar men moet zich de mogelijkheid indenken van een contractloos tijdperk. De Wethouder schudt van neen, maar dat is toch niet uitgesloten; bovendien heeft men in ver schillende bedrijven geen collectieve contracten, zooals b.v. de baggerlieden en de straatmakersdaarnaar kan dus in een besteksbepaling niet verwezen worden. Dat personeel is dus geheel afhankelijk van wat de aannemer wil betalen; die arbeiders kunnen zich niet beroepen op een besteksbepaling;

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 20