DINSDAG 8 DEOEMBEE 1931, 481 dat door het gemeentebestuur érnstig aan een dergelijk plan gewerkt wordt en het allernoodigste in voorbereiding is, maar hij kan ook weten, hoe moeilijk het is thans daartoe over te gaan, voor alles is toch geld noodig. Alles kan toch niet tegelijk over hoop worden gehaald. Men moet echter weten, waar het geld vandaan zal komen. Wanneer de heer Knuttel zegt: Neem het geld, waar het is, dan is dat geschreeuw in de ruimte, dat geen hout snijdt. De heer Kooistra wil blijkbaar alles te gelijk saneeren, hij kwam zelfs terecht op de Langegracht en op de Oranje gracht. Op de Oranjegraeht zijn misschien enkele huizen die minder geschikt zijn, maar het grootste deel is meer geschikt dan huizen van bouwvereenigingen, speciaal voor groote gezinnen. In dezen Gemeenteraad wordt het altijd voorgesteld, alsof het Gemeentebestuur weinig of niets doet voor de volkshuisvesting. Indien men echter een vergelijking maakt met andere steden of zijn blik richt naar landen, waar de democratie hoogtij viert, dan ziet men, dat een groot deel van de bevolking aldaar treurig is gehuisvest. De toe standen betreffende de volkshuisvesting zijn hier veel beter dan in welk land ook. Ten opzichte van het voorstel van den heer Verweij zegt spreker, dat de zakelijke belasting op het bedrijf overal wordt bestreden. Waar deze belasting bestaat, tocht men in den gemeenteraad haar te verminderen of af te schaffen. Deze wensch van den heer Verweij is onuitvoerbaar en onbillijk, omdat er in Leiden verschillende bedrijven gevestigd zijn, die moeten concurreeren met gemeenten in de omgeving, b.v. wasscherijen, sigarenfabrieken, conservenfabrieken enz., Spreker wil niet speciaal de aandacht vestigen op de fabrieken van de firma Tieleman en Dros, waarvan vele in den Eaad meenen, dat zij alles kunnen betalen, maar er zijn ook andere fabrieken, die groentenproducten verwerken, en die te con curreeren hebben met fabrieken buiten Leiden. In het zuiden en oosten van het land zijn vele fabrieken gevestigd, waar geen zakelijke bedrijfsbelasting wordt geheven, zoodat de Leidsche fabrieken daarmede moeilijk zouden kunnen con curreeren. Het is de gewoonte van de sociaal-democraten, dat zij alles uitdrukken in centen en de heer Verweij heeft gezegd, dat het slechts 9 ets. zal kosten. Op een heffing van 12.per arbeider per jaar is dat altijd nog een kwartje per week. De zakelijke bedrijfsbelasting, welke is afgeschaft, hief 25 ets. per persoon, ongeacht den leeftijd. Voor een jongen of meisje van 14 jaar werd evenveel betaald als voor een man of vrouw van 54 jaar De heer Verweij: Dat was in strijd met de verordening. De heer Huurman zegt, dat de verordening indertijd zoo was, dat voor ieder arbeider, groot of klein, werd betaald 12.-. De heer Verweij vraagt waar dan de progressie blijft, waarvan de verordening sprak. Die belasting was progressief. De heer Huurman. Later wel, in het begin niet. Als men 2 of 3 arbeiders had, was de belasting minder. Spreker heeft sterk tegen deze belasting geageerd en heeft toen o.a. als voorbeeld genoemd een apotheek met 2 of 3 werknemers tegenover een wasscherij of strijkerij, of dergelijken met veel meer arbeiders, die door de progressie veel meer belasting moesten betalen, hoewel een apotheek daartoe wellicht beter in staat was. Men kan toejuichen, dat ieder, behalve de sociaal-democraten, spreker bedoelt ieder, die gevoelt voor de gemeenschap in zijn geheel er naar streeft om de groep van personen, die al tamelijk zwaar belast zijn, geen nieuwen last op te leggen in den vorm van een zakelijke bedrijfsbelasting. Spreker meent, in tegenstelling tot, den heer Wilmer, dat het nu toch wel de slechtste tijd is, dien men kan kiezen, om de opcenten op de vermogensbelasting te verhoogen. Dit voorstel is al 12 jaar achtereen telkens verworpen en uiteraard zijn er misschien betere tijden geweest om tot verhooging over te gaan dan nu. Spreker heeft altijd geponeerd, dat de be lastingen hier nog van dien aard waren, dat het niet gewenscht was hiertoe over te gaan, omdat velen dan zouden vertrekken. Daarop werd altijd gezegd: dat komt alles terecht, want straks komen wij door de nieuwe financieele verhouding tusschen Eijk en gemeenten in betere omstandigheden; dan zullen de belastingen in de meeste gemeenten gelijk zijn- en maakt het weinig verschil, of men in de eene of de andere gemeente woont. Toevallig las spreker, dat Lisse geen opcenten op de gemeentefondsbelasting heft, hier echter 60; in sommige plaatsen 80, in Den Haag 6. Met de invoering der nieuwe wet is er dus wel degelijk verschil blijven bestaan tusschen verschillende gemeenten; de heer Knuttel zegt nu, dat dit verschil toch veel kleiner is dan vroeger, maar dat zal op den keper beschouwd niet veel minder zijn. Worden de voorstellen van den heer Knuttel aangenomen, dan wordt het verschil met andere plaatsen nog veel grooter, maar gelukkig staat hij als een roepende in de woestijn en heeft zijn voorstel geen kans. De Leidsche burgerij wordt behoorlijk belast met 60 opcenten en spreker zou het voor de enkelen, die hier eenig vermogen hebben, onaangenaam vinden, daarvan nog meer te moeten betalenook is spreker het met den heer Bergers eens, dat verschillende personen hun kapitaal noodig hebben in de uitoefening van hun bedrijf en dus niet alleen belasting betalen van hun inkomen, maar bovendien voor dat ver- mogentje, dat zij noodig hebben om hun bedrijf te kunnen uitoefenen. Diegenen, die een klein vermogen hebben van 20000.of 25000.en dit noodig hebben voor hun bedrijf, betalen daarvoor hun inkomstenbelasting. Het is niet goed om deze belasting op te voeren van 15 tot 50 Het bedrag is wel niet zoo groot, maar telkens komt er wat bij, nog kort geleden straatbelasting, nu weer verhooging der opcenten op de vermogensbelasting. Wanneer men op deze wijze voort gaat, zal men niet bevorderen, dat de mensehen Leiden als woonplaats kiezen. De heer Bosman spreekt er zijn genoegen over uit, dat de begrooting sluitend is gemaakt. Het gevaar is echter groot, dat vele inkomsten op de begrooting, vooral de aanslagen naar vermogen en inkomen, niet ten volle zullen kunnen worden geïncasseerd. Dit zal het volgende jaar misschien nog erger zijn dan dit jaar, want het aangeslagen vermogen is hier en daar inmiddels verdwenen. Het is dus zaak te letten op de uitgaven en te trachten zooveel mogelijk te bezuinigen. Spreker wijst in dit verband op de statistiek, die uitgegeven is door de gemeente den Haag, waarin op treffende wijze zijn aangegeven de enorme besparingen, die verkregen zijn in het gemeentelijk beheer. Ongetwijfeld zijn ook in Leiden in de gemeentelijke huishouding bezuinigingen mogelijk, in ver schillende afdeelingen zijn menschen, die gemist kunnen worden. Men roept spreker toe, dat er dan nog méér werk - loozen gemaakt worden, doch dat vindt spreker dwaasheid want hoe gezonder de instellingen worden gemaakt, hoe beter en vlugger zij hun taak kunnen vervullen, wat weder de werkgelegenheid ten goede zal komen. De groote moeilijkheid in dezen tijd is. dat men de inkomsten ziet verminderen terwijl de uitgaven noodzakelijk grooter zullen worden, al was het alleen al door het groeiend aantal werkloozen. De heer van Eek heeft gezegd, dat men de werkloosheid het best kan bestrijden door mede te werken aan verhooging van het welvaartspeil van de groote massa. Spreker is het in dezen met hem volkomen eens. Wanneer men op de een of andere manier er in zou slagen het welvaartspeil van de groote massa te verhoogen, zou dat inderdaad een goed middel zijn tot bestrijding der werkloosheid. Immers, juist omdat zij zoo talrijk is, bezit de arbeidende klasse een zeer groote koopkracht, dus een groot consumptievermogen. Het is alleen maar de vraag, hoe men dat welvaartspeil kan opvoeren. Men denkt verschillend over de middelen; in Eusland staat men bijvoorbeeld in zijn productiesysteem vierkant tegenover dat van de S.D.A.P.in Eusland volgt men meer het oude, liberale beginsel; daar produceert men zoo lang mogelijk en zoo goedkoop mogelijk; zelfs in den landbouw, tracht men zooveel mogelijk te mechaniseeren, om goedkooper en sneller te kunnen produceeren en grootere oppervlakten in cultuur te kunnen brengen. Men tocht de geheele week, dag en nacht, door te werken, alleen maar om de productie zoo goedkoop mogelijk te maken, en om op die wijze het welvaartspeil der bevolking ook zoo hoog mogelijk op te voeren. Men wil n.l. het produet zoo goedkoop en zoo overvloedig mogelijk maken om het zoodoende onder het bereik der groote massa te kunnen brengen. De S.D.A.P. wil daarentegen duur en kort werken; dus juist het tegen gestelde van Eusland. Men wil het loonpeil zoo hoog mogelijk opvoeren en verlangt daarom voortdurend hooger loon. Spreker zou daarmede vrede kunnen hebben, wanneer men aldus het welvaartspeil der bevolking kon vergrooten, maar met loonsverhooging over de geheele linie bereikt men niets voor het welzijn der arbeidersalleen wordt de kans op werk loosheid er door vergroot, wat spreker nader wil trachten aan te toonen. De arbeider heeft een bepaald bedrag noodig voor nood zakelijk levensonderhoud, huisvesting, kleeding, voeding, welk bedrag men noemt het indexcijfer van den arbeider; welvaart ontstaat, zoodra de arbeider meer verdient dan zijn indexcijfer. Nu ziet men wel eens over het hoofd, dat, zoodra het loon stijgt, ook het indexcijfer moet stijgen; omdat het indexcijfer bijna geheel uit arbeidsloon bestaat. Het verschil in prijs tusschen de maagdelijke klei op het land, tot zij als metselsteen deel uitmaakt van het huis van den arbeider, het is bijna geheel arbeidsloon. Zoo ook het verschil in prijs tusschen de wol, als vacht van het schaap, na aftrek van het loon van den fokker daarvan, en, nadat die wol kleeding is geworden, dat prijsverschil bestaat bijna geheel weder uit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 17