476
DINSDAG 8 DECEMBEB 1931.
gedwongen wordt godsdienstoefeningen bij te wonen, waaraan
men geen behoefte heeft. Het aantal menschen, dat staat
ingeschreven als geen godsdienst te belijden, wordt steeds
grooter, ook te Leiden. Voor vele ouden van dagen, die geacht
willen worden tot die categorie te behooren, is volgens hun
gevoel geen plaats in een tehuis, waar hun de godsdienst wordt
opgedrongen. Er behoort een tehuis te komen, waar een ieder,
ongeacht welk geloof of richting hij of zij is toegedaan, zich
thuis gevoelt. De behoefte daaraan zal in de toekomst steeds
meer worden gevoeld. De rationalisatie in fabrieken en be
drijven zal vele werkkrachten in deze kapitalistische maat
schappij overbodig maken. Vele arbeiders boven de 50 jaar
zullen daar zeker slachtoffer van worden. Onder de 65-jarigen
waarvan de heer Bergers zeide, dat zij zoo'n groot pensioen
genieten bevinden zich velen, die geen ouderdomsrente
ontvangen, welk aantal steeds grooter wordt. Deze menschen
zijn door omstandigheden niet in staat geweest het noodige
aantal zegels te plakken. Vooral veel huisvrouwen zullen
daarvan het slachtoffer zijn en geen ouderdomsrente ont
vangen. De gemeente heeft de taak en den plicht ieder, die
daaraan behoefte heeft, een behoorlijke huisvesting te be
zorgen. Wanneer er een tehuis bestaat, dat in werkelijkheid
een tehuis is, waar een gezellige sfeer heerscht en waar de
mogelijkheid bestaat, dat gehuwde paren bij elkaar kunnen
wonen, zullen zeker veel meer oude lieden in zulk een inrich
ting hun intrek nemen. Het is een groot bezwaar, dat in de
bestaande inrichtingen de bepaling bestaat, dat gehuwde
paren worden gescheiden. Dit lijkt spreekster een zeer on
christelijke bepaling. Het Bijbelwoord: „Wat God heeft
saamgevoegd, scheidt de mensch niet", schijnt juist in die
christelijke inrichtingen niet van kracht, hoewel van dezelfde
christelijke zijde, wanneer het geldt jong getrouwde menschen,
die tot de ontdekking komen, het niet met elkaar te kunnen
vinden en liever hun huwelijk ontbonden willen zien, met
datzelfde Bijbelwoord wordt geschermd. Juist oude menschen,
die lief en leed gedurende vele jaren met elkaar hebben door
gemaakt, hechten zich op dien leeftijd sterk aan elkaar, en
spreekster is van oordeel, dat niemand het recht heeft die
scheiding als voorwaarde te stellen tot opneming in een tehuis
voor ouden van dagen. De zorg voor ouden van dagen is een
plicht, geen philanthropie. Ouden van dagen hebben na een
leven van harden en zeer dikwijls slecht betaalden arbeid
recht op een goed tehuis, waar zij naar behoefte hun godsdienst
kunnen belijden, waar de omgeving huiselijk is, doordat zij
niet in groote zalen, maar in kamers waar een gezellige sfeer
heerscht worden gebracht. Ook moet gezorgd worden voor
ziekenzalen, waar zieken en geestelijk verzwakten door goede,
gediplomeerde verplegers of verpleegsters worden verzorgd.
Ontspanning mag er zeker niet ontbreken, terwijl tevens
gelegenheid moet worden gegeven tot muziek- en voordracht
avonden. Ook moet er voor hen, die daaraan behoefte hebben,
gelegenheid bestaan arbeid te verrichten. In een gemeentelijke
inrichting, welke spreekster bezocht heeft, was gelegenheid
voor timmerlieden, schoenmakers, schilders, enz. om hun vak
nog te beoefenen. Ook werd het eten door vakkundige handen
bereid en smakelijk opgediend.
Een dergelijk tehuis zal de gemeente ongetwijfeld geld
kosten, doch dit mag ook, daar een dergelijk tehuis is voor hen,
die, niettegenstaande al hun harden arbeid en het aandeel,
dat zij hebben geleverd tot grootmaking van het kapitalisme,
door datzelfde kapitalisme als onbruikbaar materiaal, waaruit
geen winst meer uit te halen is, zijn afgedankt zonder eenige
verplichting van de zijde van dat kapitalisme. Het is te be
schouwen als een gedeeltelijke teruggave van hetgeen zij hebben
gepraesteerd om anderen rijk te maken.
Wanneer zulk een gemeentelijk tehuis werkelijk een „tehuis"
is, zullen ongetwijfeld vele ouden van dagen hun intrek in die
inrichting nemen, liever dan in een krot zonder verzorging te
crepeer en.
De heer Kooistra zegt, dat in Leiden veel krotwoningen
zijn, waarvan de opruiming niet spoedig genoeg gebeurt.
Spreker heeft meermalen over dien wantoestand gesproken,
maar er wordt telkens weer gezegd: er wordt gebouwd, er
wordt aan gewerkter worden beloften gedaan, maar aan dien
toestand ontbreekt nog zeer veel. Er is nog altijd woning
nood; er is wel gezegd, dat de toestand hier zoo rooskleurig is.
Spreker zal het tegendeel niet met cijfers aantoonen dit jaar,
omdat door het gemeentebestuur nu in uitzicht is gesteld en
beloofd beloften van het gemeentebestuur worden niet
altijd nagekomen, maar spreker veronderstelt, dat het nu
werkelijk gebeuren zal dat men nu tenslotte, na vele
jaren, eenige statistische gegevens te verstrekken, die den
noodtoestand ten aanzien van de krotwoningen in Leiden
zullen aantoonen.
Spreker heeft verder voorgesteld, het saneeringsplan
BouwelouwensteegParadijssteeg ten spoedigste aan de orde
te stellen. Nu zal het College zeggen: dat is hetzelfde als wij
in de memorie van antwoord hebben beloofd; spreker weet
echter bij ondervinding, dat beloften van het College niet te
spoedig worden nagekomen; spreker zou daarvan direet
eenige voorbeelden kunnen noemen, maar onthoudt zich
daarvan, omdat hij veronderstelt, dat de Wethouder ten aan
zien van deze zaak wel een definitief antwoord zal geven.
Aan deze uitspraak van den Baad zal het College zich dus
niet kunnen onttrekken door de mededeeling van den Wet
houder. Spreker zal eenige namen noemen, ten bewijze hoe
noodig het is zoo spoedig mogelijk tot krotopruiming over
te gaan; daardoor krijgt men niet alleen betere stadsgedeelten,
maar ook betere woningtoestanden.
Ten aanzien van Bouwelouwensteeg en Paradijssteeg hebben
Burgemeester en Wethouders saneering toegezegd, maar zij
zeggen niet, wanneer dat zal gebeurendaarvan heeft spreker
niets kunnen vinden; spreker verwacht evenwel toch ook
wel, dat bij eventueele voorstellen van het College een nadere
uiteenzetting zal worden gegeven.
Spreker acht het noodzakelijk den Baadsleden nog eens
even de oude stad te laten zien en noemt allereerst Clarasteeg,
Noordrundersteeg, Mirakelsteeg, gedeelte Clarasteeg, Oude-
vest en Janvossensteeg; dat noodzakelijk verbeterd moet
worden.
De heer Elkerbout geeft den heer Kooistra daarin gelijk.
De heer Kooistra zegt, dat hij, als het op stemmen aan
komt, evenwel geen gelijk krijgt.
Spreker wijst verder op de Caeciliastraat, de Korte Agnieten-
straat, Kamp of Klooster genoemd, de 2de Binnenvestgracht
en de Korte Scheistraat; dat alles behoeft noodig verbetering;
ook aan de Lammermarkt is een gedeelte, dat geheel en al
moet opgeruimd worden. Wat de Langegracht betreft, daarvan
is een groot deel ingenomen door de Lichtfabrieken, door
welke omstandigheid vele huizen onbruikbaar en onbewoon
baar worden gemaakt. Men heeft in een vorige Baadszitting
hier het voorstel gehad tot aankoop van huizen in de Huig-
dwarsstraat, maar ook de bewoners en neringdoenden van
de Langegracht hebben zeer veel last van de Lichtfabrieken;
spreker hoopt, dat de Langegracht spoedig gedempt zal
worden en dat daar andere huizen zullen verrijzen.
Spreker wijst verder op Zuidsingel, Minnebroersgracht,
Weversstraat, Looiersstraat, Waardgracht, Oranjegracht,
Middelstegracht en Yestestraat, welk gedeelte wel het eerst in
aanmerking komt voor opruiming, behalve dan het voorstel
inzake Bouwelouwensteeg en Paradijssteeg.
Spreker wijst nog op de Havenstraat, Gortestraat, Wiel-
makerssteeg, Geerestraat met Klikstraat, 5de Binnenvest-
gracht en Koenesteeg. Dat zijn straten, waar men per auto
niet komt en die spreker daarom eens aan de Baadsleden
heeft willen laten zien.
In die buurten heerscht niet alleen gebrek aan voedsel,
doch ook gebrek aan betere woningen. Jaar in, jaar uit heeft
spreker over dezen ongelukkigen toestand geklaagd, doch
het gemeentebestuur gaat er nog steeds niet toe over dit
stadsgedeelte op te ruimen. Spreker hoopt de Baadsleden
thans te hebben overtuigd van de noodzakelijkheid van betere
woningtoestanden in het oude stadsgedeelte. Hij hoopt,
dat de Baad zijn voorstel zal aannemen, waardoor het
saneeringsplan spoedig tot uitvoering kan worden gebracht.
Het tweede voorstel strekt om alle woningen, welke het
eigendom van de gemeente zijn, rechtstreeks onder haar
beheer te brengen. Wanneer door sprekers fractie in den
Baad klachten werden geuit, ook klachten van bewoners
werden overgebracht, zeiden Burgemeester en Wethouders
steedsaan het bestuur van de stichting is opgedragen in deze
een beslissing te nemen. Wanneer menschen uit de woningen
van de gemeente door de stichting op straat werden gezet,
omdat zij geen huur konden betalen, en er klachten over
werden geuit, verschuilden Burgemeester en Wethouders
zich steeds achter de stichting. Bij het oprichten van de
stichting brachten Burgemeester en Wethouders naar voren,
dat de woningen moeilijk onder gemeentebeheer konden
worden gebracht, daar de gemeente moeilijk uitzettingen kon
doen plaats hebben en zij bij het doen geschieden van uit
zettingen moeilijkheden zou ondervinden bij den rechter.
Spreker acht het noodig, dat de Baadsleden over de uit
zettingen iets te vertellen hebben. De wet zegt, dat door den
Baad in dergelijke aangelegenheden een beslissing moet
worden genomen. Thans kunnen de Baadsleden niet beoor-
deelen of een uitzetting al dan niet geoorloofd is volgens
hun meening. Acht het bestuur van de stichting uitzetting
noodig, dan heeft het maar naar den rechter te gaan en de
uitzetting wordt gelast, hetgeen wanneer de woningen onder
rechtstreekscli beheer van de gemeente waren niet zoo spoedig
kon geschieden. Spreker wijst in dit verband op het menschen-
pakliuis. waarin zich bevinden 7 gezinnen met 28 kinderen.
Er zijn er bij, die er al 2 jaar verblijf houden. Woningen
kan men het niet noemen. Zij verwachten een betere woning.
Door huurschuld zijn zij daar gekomen. Welke omstandig-