DINSDAG 8 DECEMBER 1931.
477
heden tot die huurschuld hebben geleid, is den Raad niet
bekend
De heer Huurman: Hebt U dat nooit eens onderzocht!
De heer Kooistra zegt, dat hij het onderzocht heeft.
Hij wil het echter in den Raad hebben.
De heer Huurman: Dan kunnen wij wel lederen dag ver
gaderen.
De heer Kooistra zegt, dat er gelukkig nog niet iederen
dag een uitzetting plaats heeft. Wanneer het noodig is, meent
spreker voor de arbeiders te moeten opkomen en hun belangen
te moeten bespreken in den Raad.
De heer Huurman U moet alles vertellen, ook de oorzaken.
Deze noemt U niet.
De heer Kooistra noemt als oorzaak, dat de menschen
te weinig verdienen om de huur te kunnen betalen.
De heer Huurman Dat moet U aan de buren eens vragen
De heer Kooistra zegt, dat dit alles hem bekend is. Hij is
van oordeel, dat, wanneer men van plan is een armen drommel
op straat te zetten, de Raad er iets over te zeggen moet
hebben. Nog pas heeft een uitzetting plaats gehad de
motieven, welke er toe geleid hebben, laat spreker rusten
waarvan de uitvoering onmenschelijk was. Daarom moet de
Raad in dergelijke zaken beslissen.
Vervolgens heeft spreker een voorstel ingediend, dat
strekt om een gemeentelijke Woningbeurs te stichten.
Spreker heeft meermalen de instelling eener Woningbeurs
besproken en meermalen aan het gemeentebestuur cijfers
gevraagd omtrent de woningtoestanden, het aantal beschik
bare woningen, den huurprijs, zoodat men kon zien, hoe door
voorstellen aan den Raad in dien toestand verbetering kon
worden gebrachtwanneer men ziet, dat in andere plaatsen
zoo'n bureau is gevestigd en dat men er hier geen 1000.
aan kan besteden, om een behoorlijk onderzoek in te stellen,
dan betwijfelt spreker of hij hierin ooit eenig succes zal be
halen; desniettegenstaande dringt hij er toch op aan. Een
overzicht is noodig, om te zien, hoe de menschen in Leiden
worden ondergebracht; als men dat niet kan zien, is dat een
leemte, die men aan het gemeentebestuur moet verwijten.
Spreker hoopt evenwel, dat de door het College toegezegde
cijfers hierover spoedig zullen komen; daarom kan zonder
eenig bezwaar zijn voorstel tot instelling van een woning
beurs worden aangenomen.
Het College zegt op blz. 13 der Memorie van Antwoord:
„Ons College is niet gebleken, dat bij gelegenheid van de
invoering van de straatbelasting over het algemeen over
matige huurverhoogingen werden toegepast".
Spreker heeft reeds op Maandag j.l. aangetoond, dat dit
in de Kooi wel degelijk het geval is geweest. Het begrip
„overmatig" kan door ieder verschillend worden uitgelegd,
maar spreker meent, dat de huren meer verhoogd zijn dan
door de straat belasting noodzakelijk was. Hoewel spreker
niet kan toestemmen, dat de straatbelasting door de huurders
betaald moet worden, is dat toch eenmaal doorgevoerd en
spreker gelooft niet, dat men daarvan af zal komen.
Spreker wijst nog op een geval, waarin 0.25 straatbelasting
wordt geëischt van iemand, die het niet moet betalen. Eenige
bewoners van de President Steijnstraat moeten n.l. 0.25
voor straatbelasting betalen, wat meer is dan noodzakelijk is
spreker meent, dat de straatbelasting niet hooger zal zijn
dan 2\ van de wekelijksche huur; nu kan door omstandig
heden, b.v. doordat de oppervlakte, door den grond achter
het huis, wat grooter is, de straatbelasting ook hooger worden,
maar bij 3.50 huur kan men in geen geval toch een ver
hooging van ƒ0.25 opleggen; spreker heeft er reeds op gewezen,
dat de grond achter het huis, waardoor de straatbelasting
dan iets hooger zou zijn, onbruikbaar is door de vocht; de
menschen hebben gevraagd, hun dien grond te ontnemen,
daar hij hun geen 0.25 per week waard was; de planten
komen niet tot vollen wasdom; het kost hun moeite, maar zij
hebben er geen vruchten van. Daarom hebben die menschen
ontheffing van de straatbelasting gevraagd, omdat die grond
niet te gebruiken is. Spreker hoopt dat het College aan hun
wensch zal voldoen.
De heer Goslinga zegt, dat het geen gemeentewoningen zijn.
De heer Kooistra zegt, dat het de gemeentewoningen zijn,
die onder beheer van de Stichting staan.
De heer Goslinga zegt, dat dit de Vereeniging tot be
vordering van den bouw van Werkmanswoningen is.
De heer Kooistra weet dat wel; het is zoo gemakkelijk
voor het College om zich achter dat bestuur te verschuilen,
en om dit daarop af te wentelen. Bovendien zijn dit wel
gemeentewoningen; die 174 woningen zijn gezet door de ge
meente en later overgedragen aan die stichting.
De heer Goslinga zegt, dat er geen cent gemeentegeld
in zit.
De heer Kooistra zegt, dat het de woningen zijn in de
President Steijnstraat, waarvan de achterzijde uitkomt in
de Hendrikstraat.
De heer van Stralen zegt, dat alle bewoners een brief van
Burgemeester en Wethouders gehad hebben, dat die die
huurverhooging gelastten.
De heer Kooistra verzoekt hier, waar het half zes is, zijn
rede te mogen onderbreken.
De Voorzitter zegt, dat de Raadsleden het College hier
om 2 uur voor niets hebben laten komen; toen was hier
niemand aanwezig, behalve mevrouw Braggaarde Does.
Spreker heeft niet de minste lust om daardoor de behandeling
der begrooting in gevaar te brengen en verzoekt den heer
Kooistra zijn rede voort te zetten.
De heer Kooistra zegt, dat het bestuur van de Vereeniging
tot bevordering van den bouw van Werkmanswoningen den
volgenden brief heeft geschreven aan de bewoners:
„Wij kunnen aan Uw verzoek, vervat in Uw schrijven,
niet voldoen. Burgemeester en Wethouders hebben geëischt,
dat de kosten der straatbelasting op de huurders worden
verhaald en wij zijn dus niet bevoegd wijziging te brengen in
de opgelegde huurverhooging."
Het College maakt dus bepalingen, die de bouwvereeniging
moet uitvoeren en dat is voldoende bewijs, dat de bewoners
wel iets met de gemeente te maken hebben.
De heer Huurman zegt, dat op die manier het College
met ieder inwoner der gemeente te maken heeft; dat blijft
precies hetzelfde.
De heer Kooistra ontkent dithier wordt door het College
een opdracht aan het bestuur van die vereeniging gegeven.
Welke vereeniging laat zich nu opdrachten geven door
iemand, met wien zij niets te maken heeft? Daarachter moet
men zich niet verschuilen. Spreker is van oordeel, dat alle
gemeente woningen, in zijn voorstel genoemd, onder gemeente
lijk beheer moeten komen. Spreker hoort nu vragen: ook van
de bouwvereenigingen? Die natuurlijk niet, want dat zijn
geen gemeentewoningen
De heer Wilmer: En de huizen van de Vereeniging voor
Werkmanswoningen wel?
De heer Kooistra: Die huizen wel, omdat zij door de ge
meente zijn gebouwd.
De heer Wilmer: En de heer Buurman was architect!
De heer Kooistra zou de vraag willen stellen: maar op
welke manier is het voorschot verleend? Dat is op een geheel
andere wijze verleend. Die 174 woningen zijn gebouwd om de
ontruiming van de krotwoningen spoedig ter hand te kunnen
nemen. Dat is heel iets anders dan hier op het oogenblik in het
midden wordt gebracht. Spreker begrijpt wel, dat, wanneer de
sociaal-democraten voorstellen doen, deze voorstellen met
alle mogelijke argumenten, goed of niet goed, worden bestre
den, doch hij blijft bij zijn meening, dat het noodzakelijk is,
dat de gemeentewoningen onder het beheer van de gemeente
komen.
De Voorzitter deelt mede, dat nog is ingekomen een
amendement van den heer van Stralen, op het voorstel van
Burgemeester en Wethouders inzake het uitkeeren van een
Kerstgave aan werkloozen, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor om in het voorstel van
Burgemeester en Wethouders no. 314 te schrappen de woorden
„indien een en ander bij den Minister van Binnenlandsche
Zaken geen bezwaar ontmoet" en voor „25 in genoemd
voorstel te lezen „50
Voldoende ondersteund, kan dit Voorstel een onderwerp van
beraadslaging uitmaken.
De Voorzitter verzoekt den Raadsleden hedenavond op
tijd aanwezig te zijn en schorst de vergadering tot des avonds
te 8 uur.