187
onderzoek verrichtte moet het kind in het oog kunnen
blijven houden. Eerst dan kan hij een gevestigd oordeel
verkrijgen en zal het mogelijk zijn meer dan anders van
het kind terecht te brengen.
Wij zouden U daarom willen voorstellen de b *ide onder
zoekingen aan den psychiater op te dragen.
Mocht Uwe Vergadering zich daarmede kunnen vereeni
gen, dan zullen wij te zijner tijd een voorstel doen met
betrekking tot diens bezoldiging en instructie.
In de door de Commissie aangeboden ontwerp-verorde
ning zijn door ons slechts enkele wijzigingen aangebracht,
meest van redactioneelen aard.
In het ontwerp is het medisch onderzoek op den gezond
heidstoestand van de leerlingen uitgebreid; terwijl onder
dat toezicht mede is begrepen het onderwijzend personeel.
Het hygiënisch toezicht op de scholen heeft thans in het
ontwerp een plaats gevonden, terwijl de taak van de school
artsen nauwkeuriger is omschreven en contröle op de uit
voering van die taak wordt ingevoerd.
Hoewel het adviseeren in zake beroepskeuze niet bepaal
delijk tot de taak van den schoolarts behoort, meenen wij
toch de ouders in de gelegenheid te moeten stellen omtrent
deze aangelegenheid desgewenscht, den schoolarts te raad
plegen.
Een regeling van het beroep omtrent eventueele geschillen
tusschen de schoolartsen en de ouders en tusschen de
schoolartsen en den Directeur van den Geneeskundigen Dienst
mag o i. in do verordening niet ontbreken.
Zooals uit de ter visie liggende stukken blijkt hebben de
schoolartsen en heeft eveneens de Gezondheids-Commissie
zich met den inhoud van het ontwerp vereenigd.
Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging:
a. het voorstel van den heer Koole, om te besluiten tot
de aanstelling van een vol-ambtenaar-schoolarts naast de 4
in functie zijnde schoolartsen, niet aan te nemen;
b. het. medisch toezicht op de leerlingen van de buiten
gewone school voor Lager Onderwijs, evenals het vóór-
onderzoek van die leerlingen, met ingang van een nader
door ons te bepalen tijdstip, op te dragen aan een psychiater
specialist, wiens taak en bezoldiging nader zullen worden
geregeld;
c. vast te stellen de navolgende verordening:
VERORDENING,
regelende het geneeskundig toezicht op de openbare en bijzondere
lagere scholen, de openbare en bijzondere bewaarscholen,
de kinderbewaarplaatsen en dergelijke inrichtingen, en
den werkkring van den schoolarts.
Artikel 1.
Van gemeentewege wordt geneeskundig toezicht uitge
oefend op de leerlingen van de openbare en bijzondere
lagere scholen en van de openbare en bijzondere bewaar
scholen; op die van de bijzondere scholen echter slechts
voor zoover de besturen dier scholen daartoe aan Burge
meester en Wethouders het verzoek doen, onder overlegging
van eene verklaring, dat het toezicht zich zal uitstrekken over
alle kinderen, uitgenomen alleen die, wier ouders of ver
zorgers verklaard hebben tegen dat toezicht bezwaar te
hebben.
De bepalingen van deze verordening vinden overeen-1
komstige toepassing op kinderbewaarplaatsen en dergelijke
inrichtingen.
Art. 2.
Aan het hoofd van het geneeskundig schooltoezicht staat
de Directeur van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en
Gezondheidsdienst, of die hem vervangt.
Het toezicht wordt opgedragen aan schoolartsen, wier
aantal door den Gemeenteraad wordt bepaald.
Art. 3.
De schoolartsen worden telkens voor den tijd van twee
jaren door den Raad benoemd, op aanbeveling van Burge
meester en Wethouders, na raadpleging van de Commissie
voor den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheids
dienst.
Zij treden tegelijk af. Hij die benoemd wordt ter vervul
ling van een tusschentijds opengevallen plaats, treedt af op
het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij benoemd is,
had moeten aftreden.
De aftredenden zijn terstond herbenoembaar.
Benoembaar zijn alleen zij, die de bevoegdheid bezitten
de geneeskunde in haren vollen omvang uit te oefenen.
Art. 4.
Het geneeskundig toezicht bepaalt zich in het bijzonder
tot die aandoeningen, welke:
1°. gevaar of schade kunnen veroorzaken voor de andere
leerlingen of voor de onderwijzers en onderwijzeressen;
2°. van nadeeligen invloed kunnen zijn op de geschiktheid
tot het volgen van het onderwijs;
30, door het onderwijs of het verblijf in de school kunnen
verergeren;
4°. hinderlijk zijn voor het onderwijs of het verblijf in de
school.
Het omvat:
a. het onderzoek van alle nieuw ter school komende leer
lingen
b. een nader onderzoek der leerlingen op geregelde tijden,
meer in het bijzonder van die, voor wie de schoolarts zelf
of het hoofd der school dit wenschelijk acht;
c. het toezicht op de inrichting der schoolgebouwen en
lokalen, de toetreding van lucht en licht, de verwarming
en verlichting der lokalen, den toestand der privaten,
gangen, enz.
Het omvat tevens het geneeskundig toezicht op het onder
wijzend personeel.
Het personeel is verplicht zich aan het onderzoek door
den schoolarts te onderwerpen, of voor zooveel het perso
neel der bijzondere scholen betreft, een schriftelijke verkla
ring van het bestuur der school over te leggen, inhoudende
dat van zijnentwege wordt zorg gedragen dat geneeskundig
toezicht wordt uitgeoefend op het onderwijzend personeel
der school.
Deze verklaring moet worden ingezonden aan den Directeur
van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheids
dienst.
Art. 5.
De schoolartsen zijn gehouden de hun bij de verordening
totwering en beteugeling van de mazelen opgelegde verplich
tingen na te komen.
Zij zijn tevens verplicht tot het verrichten van praeven-
tieve entingen, uitgezonderd die tegen pokken, indien hun
dit door Burgemeester en Wethouders wordt opgedragen.
Zij verrichten bovendien het onderzoek van kinderen,
die geheel öf gedeeltelik voor rekening van de gemeente,
naar vacantiekolonies of soortgelijke inrichtingen worden
uitgezonden.
Art. 6.
De schoolartsen oefenen hunnen dienst uit, ieder op de
hem door Burgemeester en Wethouders, na ingewonnen
advies van den Directeur van den Gemeentelijken Genees
kundigen- en Gezondheidsdienst, aangewezen scholen.
Art. 7.
De schoolartsen worden bij hun onderzoek bijgestaan
door schoolverpleegsters.
De schoolverpleegsters bezoeken de gezinnen waartoe de
leerlingen behooren, onderzoeken of aan de kennisgeving,
bedoeld in art. 11, gevolg is gegeven en deelen hun bevin
ding mede aan het hoofd der school en aan den schoolarts.
Is de schoolarts van oordeel, dat aan die kennisgeving geen
of onvoldoende gevolg wordt gegeven, dan zendt hij daarvan
bericht aan den Directeur van den Gemeentelijken Geneeskun
digen- en Gezondheidsdienst.
Art. 8.
De schoolarts treedt als zoodanig niet op als behandelend
geneesheer. Echter kan hij, bij dringende noodzakelijkheid,
bij zijn bezoek aan de school die maatregelen nemen, die
hij èn ter voorkoming .van erger èn in het belang van den
leerling en de school wenschelijk acht. Deze maatregelen
dragen uitsluitend het karakter van eerste hulp.
Hij geeft hiervan onverwijld kennis aan den Directeur
van den Gemeentelijken Geneeskundigen- en Gezondheids
dienst.
Van het eerste onderzoek.
Art. 9.
De schoolarts is verplicht alle nieuw op school gekomen
leerlingen, voor zooveel zij niet reeds zijn onderzocht, te
onderzoeken en wel 'binnen den tijd van 2 maanden na
hunne toelating tot de school.
Het onderzoek heeft plaats in de school, zooveel mogelijk
in tegenwoordigheid van het hoofd der school of van een
onderwijzer(es).
Daartoe wordt een behoorlijk verlicht en verwarmd vertrek
beschikbaar gesteld, voorzien van hetgeen bij het onderzoek
vereischt wordt.