186
schoolarts, die zijn geheele werkkracht, zijn volle toewijding
aan zijn taak kan geven.
Dit nn kunnen de 4 halfambtenaar-schoolartsen h. i. niet.
Hun betrekking is een nevenbetrekking; hun toezicht zal
"bij het ontstaan van een epidemie in het gedrang komen.
Ons College kon zich met het gevoelen van de meerder
heid der Commissie volkomen vereenigen.
Inderdaad kleven aan het tegenwoordig instituut gebreken,
die verholpen kunnen en moeten worden. Het toezicht be
hoort uitgebreid te worden in dien zin, dat het kind ge
vrijwaard moet worden voor alles, wat door het school
bezoek van nadeeligen invloed kan zijn.
Ook behoort niet alleen het kind, doch ook het onder
wijzend personeel beschermd te worden. En ten slotte lijkt
ook ons toezicht op de schoolhygiëne wel zeer wenschelijk.
Maar deze verbeteringen eischen o.i. niet de aanstelling
van een vol-ambtenaar-schoolarts.
De schoolartsen kunnen deze meer uitgebreide taak immers
ook verrichten en zij zijn daartoe, blijkens hun schrijven,
gaarne bereid.
De beroepsschoolarts zal de taak, zooals de Directeur die
omschrijft, onmogelijk afkunnen, indien hem althans geen
2e titularis wordt toegevoegd.
Men stelle zich die taak maar eens voor met een leerlingen
aantal van 12.000, verdeeld over 68 scholen. In het
schoolspreekuur zien wij het bezwaar van het individueel
onderzoek, hetgeen niet in de bedoeling van het medisch
schooltoezicht ligt. En de Commissie voor den Geneeskun
digen Dienst zegt het terecht: „tusschen onderzoek en be
handeling staat maar één stap en die stap wordt zoo
„gemakkelijk gedaan".
Ten slotte zal het instituut beroepsschoolarts blijken een
zeer duur instituut te zijn, omdat niet kan worden volstaan
met één arts, doch spoedig de aanstelling van een tweede
noodzakelijk zal blijken, waaruit tevens volgt de uitbreiding
van het getal schoolverpleegsters, de inrichting van een
bureau en de aanstelling van een klerk.
Ons College was derhalve van meening dat het tegen
woordig instituut gehandhaafd moest blijven, doch uitge
breid in den zin als bovenaangegeven.
Wij deelden onze meening aan de Commissie mede en
verzochten haar een wijziging van de desbetreffende ver
ordening te ontwerpen, waarbij rekening werd gehouden met
de in de verschillende adviezen besproken verbeteringen.
Hoewel ons verzoek haar reeds op 30 Januari 1929 bereikte,
was de Commissie eerst op 12 Mei 1931 in de gelegenheid
ons haar advies, vergezeld van een ontwerp-verordening op
het geneeskundig schooltoezicht, te doen toekomen.
Voor deze vertraagde inzending bestonden een 3-tal geldige
redenen.
In de eerste plaats gingen bij den brand van het Raadhuis
alle - ingewonnen adviezen, alle van andere gemeenten ont
vangen verordeningen op het medisch schooltoezicht en het
geheele archief met inbegrip van de notulen van de ge
houden vergaderingen verloren.
Wij zullen U wel niet behoeven te zeggen, dat dit belang
rijk materiaal niet kon gemist worden bij het ontwerpen
van de nieuwe verordening en dat met het zooveel mogelijk
weder bijeenbrengen daarvan geruime tijd gemoeid was.
In de tweede plaats kwam in Uwe Vergadering van 30
Januari 1930 een voorstel in van den heer Koole, strekkende,
om naast de 4 in functie zijnde schoolartsen, een vol-
ambtenaar-schoolarts te benoemen, welk voorstel uit den
aard der zaak in handen van de Commissie werd gesteld,
met verzoek het te behandelen tegelijk met de samenstelling
van de nieuwe verordening
En ten derde ontvingen wij op 1 Maart 1930 een schrijven
van den Inspecteur van het Buitengewoon Lager Onderwijs,
waarbij hij ons verzocht het opname-onderzoek van de
leerlingen van de Buitengewone school en het geregeld
medisch toezicht op die leerlingen in het vervolg niet meer
op te dragen aan twee verschillende geneesheeren, doch beide
werkzaamheden te leggen in handen van den psychiater.
Ook dit schrijven stelden wij in handen van de Commissie.
Eerst toen kon de Commissie met de uitvoering van haar
taak een aanvang maken.
Op 12 Mei van dit jaar kwam haar vrij uitvoerig rap
port in.
Ten aanzien van het voorstel Koole adviseert zij in haar
grootst mogelijke meerderheid tot niet-aanneming, omdat
zij in dat voorstel slechts ziet een herhaling van het voor
stel van den Directeur tot aanstelling van een vol ambte
naar-schoolarts, hetgeen zij om de bekende redenen ontraadt.
Bovendien vreest zij voor een minder goede verhouding
tusschen de in functie zijnde schoolartsen en den beroeps
schoolarts. Is de taak voor de eerstgenoemden te zwaar,
dan zou zij de voorkeur geven aan uitbreiding van het getal
half-ambtenaar-schooiartsen
Maar de minderheid acht dit een nieuw voorstel en wel
uitbreiding van den dienst met een beroepsschoolarts. Zij
is van meening, dat de tegenwoordige schoolartsen hun taak,
indien zij die met nauwgezetheid willen verrichten, niet
afkunnen en evenmin de beroepsschoolarts, indien hij de
door den Directeur voorgestelde werkzaamheden moet ver
richten bij een schoolbevolking van i 12.000 leerlingen,
verdeeld over 68 scholen. Zij wenscht daarom aan den
dienst een beroepsschoolarts toe te voegen.
Deze arts zal h. i. meer intensief werken, dan de andere
schoolartsen en voorts datgene doen, hetwelk thans aan het
toezicht ontbreekt. Door hem zal de medische zorg zóó
hoog kunnen worden opgevoerd, dat de leerlingen, gezond
ter school komende, de school ook weder gezond verlaten.
De meerderheid ziet echter de noodzakelijkheid van de
aanstelling niet in en meent dat daarvoor geen voldoende
argumenten aanwezig zijn. Zij ontraadt derhalve aanneming
van het voorstel.
Met het verzoek van den Inspecteur van het Buiten
gewoon Lager Onderwijs kan de Commissie zich geheel ver
eenigen.
Zij is van meening, dat hier wel een zeer bijzondere taak
is te vervullen. De leerlingen van de Buitengewone school
zijn zoowel lichamelijk als geestelijk abnormaal en hunne
lichamelijke afwijkingen hangen ten nauwste samen met hun
geestelijke achterlijkheid.
Wil men trachten van deze kinderen zooveel mogelijk
terecht te brengen, dan moeten zij voortdurend onder toe
zicht blijven van denzelfden geneesheer, in casu van den
psychiater.
Bij de samenstelling van de ontwerp-verordening heeft de
Commissie rekening gehouden met de wenschen en verlangens,
in de verschillende ingekomen adviezen geuit, en wel in hoofd
zaak beoogende een nauwkeurige omschrijving van de taak
van den schoolarts, uitbreiding van het medisch toezicht, niet
alleen op de leerlingen, doch ook op het onderwijzend per
soneel, hygiënisch toezicht op de scholen en contróle op het
werk van den schoolarts.
Voorts wordt bij deze verordening aan de schoolartsen
opgedragen het verrichten van praeventieve entingen en
het onderzoek van naar vacantiekolonies uit te zenden
kinderen, terwijl zij tevens zijn aangewezen om, desgewenscht,
advies te geven in zake beroepskeuze.
Ten slotte is in de verordening vastgelegd de wijze van
beroep in geschillen.
Met de voorstellen van de Commissie voor den Genees
kundigen Dienst kan ons College zich, na bestudeering van
alle ter zake ingewonnen adviezen, volkomen vereenigen.
Wij behoeven daaraan slechts weinig toe te voegen.
Het voorstel-Koole heeft ook onze instemming niet. De
heer Koole heeft de goede bedoeling, om de schoolartsen
in hun taak te verlichten. Hij meent dat de taak, zooals
die nu van hen geëischt moet worden, te zwaar is. Maar,
indien hij daarvan inderdaad overtuigd is, dan was het o.i.
beter geweest een voorstel in te dienen tot uitbreiding van
het getal lialf-ambtenaar-schoolartsen, zoodat het werk over
meer personen kon worden verdeeld.
Immers de bezwaren tegen de aanstelling van een beroeps-
schoolarts, zijn door de Commissie zeer duidelijk naar voren
gebracht en blijven bestaan ook indien de beroepsschoolarts
wordt gesteld naast de 4 in functie zijnde schoolartsen.
Sterker nog, wij vreezen dat de specialist in kindergenees
kunde op den duur zal gesteld worden boven de gewone
schoolartsen. En zullen dan conflicten op den duur kunnen
uitblijven
Indien inderdaad blijkt, dat de nieuwe verordening zoo
veel van de schoolartsen vergt, dat met een aantal van
4 artsen niet meer kan worden volstaan, dan zullen wij
niet aarzelen Uwe Vergadering voor te stellen tot uitbrei
ding van hun aantal over te gaan.
Wij moeten U echter ontraden het voorstel-Koole aan
te nemen.
Hoewel het vóór-onderzoek van de leerlingen der Buiten
gewone school en het geregeld medisch toezicht tot heden
aan een 2-tal artsen is opgedragen en ons daaromtrent
nimmer op- of aanmerkingen bereikten, meenen wij toch
met den Inspecteur van het Buitengewoon Lager Onderwijs,
dat het beter is beide onderzoekingen in één hand te leggen.
Het vóór-onderzoek van den psychiater lijkt ons met
het oog op de verdere verstandelijke ontwikkeling van
het kind, niet voldoende. De psychiater, die het vóór-
0