MAANDAG 30 NOVEMBER 193!. 423 eerste plaats spreken van een object van werkverschaffing, want met dezen verbouw schept men geen waarde, terwijl in dezen tijd vooral moet worden gelet op het scheppen van waarde. Er moeten wegen worden aangelegd en dingen worden gedaan, waardoor de stad verbetert en direct voordeel heeft van de verbeteringen. Van dezen verbouw zal de Lakenhal niet zooveel nut hebben in dezen zin, dat het bezoek er door zal worden vermeerderd en dergelijke. Onder deze omstandigheden kan, naar spreker meent, deze verbouwing beter wachten, totdat men wat meer zekerheid heeft omtrent de geldmarkt, totdat de verhoudingen op de geldmarkt een meer normaal aanzien hebben gekregen. Hij zal straks een voorstel in dien zin indienen. Uitdrukkelijk wil hij echter verklaren, dat dit voorstel niet voortkomt uit gebrek aan waar deering voor het kostbaar bezit, dat de gemeente in de La kenhal heeft, integendeel, hij stelt dat op hoogen prijs en z. i. mag de gemeente daarvoor wel een offer over hebben. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van de heeren de Reede en van Es, luidende als volgt: »ündergeteekenden stellen voor, dat de verbouwing van de Lakenhal zal worden aangehouden, totdat de verhoudingen op de geldmarkt een meer normaal aanzien hebben gekregen." Het voorstel van de heeren de Reede en van Es wordt vol doende ondersteund en kan derhalve een onderwerp van be raadslaging uitmaken. De heer van Es gaat geheel accoord met hetgeen de heer de Reede heeft gezegd. Ook hem ontbreekt geenszins het noodige respect voor de Lakenhal en ook hij wil gaarne zooveel mogelijk alles doen, wat in het belang van dat museum noodig is, maar, ofschoon Leiden er financieel gunstig voor staat, is het z. i. in deze moeilijke tijden voorzichtigheidshalve geboden dezen verbouw voorloopig aan te houden. Men weet niet, welke eischen nog aan de financiën van de gemeente zullen worden gesteld. Misschien zit er in het bedrag, noodig voor den verbouw, een behoorlijke post arbeidsloonen, toch zal dit werk niet in die mate de werkgelegenheid verruimen, dat met de uitvoering niet zou kunnen worden gewacht. Bovendien is het mogelijk, dat de Commissie voor de La kenhal bij de samenstelling van dit voorstel reeds rekening heeft gehouden met de tijdsomstandigheden en den verbouw zoo zuinig mogelijk heeft willen doen. Spreker vreest, dat deze verbouw op den duur niet zal bevredigen, en waar men natuurlijk hoopt op andere tijden, waarin de gemeente-finan- ciën er beter voor zullen staan en daaraan minder hooge eischen worden gesteld, verdient het wellicht aanbeveling te wachten totdat een voorstel kan worden gedaan, waardoor het museum meer afdoende zal worden verbeterd dan door dezen vei bouw het geval zou zijn. Dit zijn de redenen waarom spreker het voorstel van den heer de Reede mede heeft onderteekend. De heer Verweij zal zijn stem niet geven aan het voorstel van den heer de Reede, omdat hij zich niet kan vereenigen met den gedachtengang, waarop het berust. Naar zijn meening moet de gemeente alle werken, welke tot beteugeling van de werkloosheid kunnen leiden, zooveel mogelijk uitvoeren. Misschien kan tegen dit voorstel worden aangevoerd, dat in het bedrag, voor dezen verbouw noodig, niet zooveel arbeids loon zit, maar, als men zich stelt op het standpunt, waarvan de voorstellers blijkbaar uitgaan, kan er weieens een periode aanbreken, waarin voor de gemeente in het geheel geen werk meer overblijft te doen. Al zal dit werk slechts in bescheiden mate tot verruiming van werkgelegenheid leiden, toch zal spreker zich tegen het voorstel van den heer de Reede ver klaren. De heer Manders zal gaarne met het voorstel van Burge meester en Wethouders meegaan. Het voorstel van den heer de Reede vindt hij een weinig vreemd, omdat het naar een betere geldmarkt verwijst. De geldverhoudingen in aanmerking genomen, is het juist een zeer voordeelige tijd om werken te doen uitvoeren. Met dit werk is 14.000.gemoeid, dat voor het overgroote deel waarschijnlijk arbeidsloon zal zijn; bovendien wordt 7000. geput uit de kas van de Lakenhal. Wanneer de gemeente nu een werk kan uitvoeren, dat slechts voor de helft ten laste van haar komt en waardoor bovendien in de behoefte aan werk eenigszins wordt voorzien, moet men zoo'n voorstel gretig aangrijpen. Spreker zal dus gaarne voor dit voorstel stemmen. De heer Knuttel acht het het allerslechtste economische beleid, om in dezen tijd de noodige technische werken uit te stellen of te beperken. Men moet juist zooveel mogelijk open bare werken doen uitvoeren om de werkloosheid nog zooveel als de gemeente vermag te verminderen. In dit opzicht is het voorstel-de Reede dus bijzonder bedenkelijk. Bovendien, wat is dan toch die verbetering, die men verwacht? Dat de geld markt en het economisch leven dan weer normaal zullen zijn? Geen enkel serieus burgerlijk econoom heeft daarop eenige hoop of verwachting kunnen verwekken. De Regeeringen der verschillende kapitalistische staten zyn bovendien al heel druk bezig, door de tariefmuren, door het lamleggen van den wereldhandel, door alie mogelijke productie-beperkingen den toestand nog veel slechter te maken dan hij al is. Aldus redeneerende zou men niet alleen tijdelijk, maar duurzaam alles moeten stopzetten. De toestand op de geldmarkt is, gezien de pas gesloten leening, volstrekt niet zoo hopeloos als hij over eenigen tijd misschien voor de kapitalistische staten zal zijn. Reeds alleen uit een oogpunt, dat dit object geschikt is, zooal niet voor werkverschaffing, dan toch voor werkverruiming, dringt spreker op aanneming aanhij onder schrijft de woorden van den heer Manders, dat het voor de gemeente bijzonder voordeelig is, nu de helft van het be- noodigde bedrag uit anderen hoofde weer in de gemeentekas terugvloeit. De heer Bergers staat hier vrij onverschillig tegenover, maar helt ten slotte meer over naar het voorstel van het College, omdat ƒ7000.— uit de kas van de Lakenhal zal komen; dat is ook wel gemeentegeld, maar anders zou het gebruikt worden voor den een of anderen aankoop. Het zou dus aan de gemeente ƒ7000.— kosten, maar wanneer men er aftrekt den steun, die anders aan werkloozen zou gegeven moeten worden, dan zou het veel minder zijn. Daarom is spreker tegen het voorstel—de Reede. De heer Bosman mist in het voorstel-de Reede geheel de mededeeling, dat dit werk niet nuttig of niet noodig zou zijn: alleen de geldmarkt laat het niet toe, zeggen de voor stellers. Spreker acht dit bedrag veel te gering om de geld markt er bij te halen; ƒ7000.is voor Leiden een te klein bedrag om te zeggen, dat de geldmarkt dit op het oogenblik niet toelaat; vergeet men dan, dat Leiden thans bezig is 2 millioen te leenen? Wanneer men dus mag aannemen, omdat de voorstellers zulks niet betwisten, dat dit werk wenschelijk is, of noodig, moet men er ook vóór stemmen; bij dergelijke kleine bedragen heeft het geen zin met finan- cieele verwikkelingen op de geldmarkt te komen aandragen. Spreker zal dan ook vóór het voorstel van het College stemmen. De heer Huurman zegt, dat de heer de Reede de voorge stelde verbouwing nuttig acht, alleen uit geldelijke over wegingen wenscht hij daar thans niet toe te besluiten. Waar het hier een betrekkelijk gering bedrag betreft en veel geld voor steun aan werklooze arbeiders wordt uitgekeerd, acht hij het zeer wenschelijk tot verbetering van de Lakenhal over te gaan. Te meer omdat het voorgestelde bedrag ad 14.000. hoofdzakelijk arbeidsloon is. De heer Wilbrink acht het, in tegenstelling met den heer Knuttel, niet wenschelijk dit werk in dezen tijd te doen uitvoeren. Het College dringt bij de begrooting op soberheid aan en zegt ook in de memorie van antwoord, dat men zeer voorzichtig moet zijn met het doen van bepaalde uitgaven; dan krijgt het toch wel een eigenaardigen klank, wanneer door het College aller lei van zulke uitgaven worden voorge steld als deze. Met economisch nuttige uitgaven kan men ook in moeilijke tijden accoord gaan, maar als men, nu er zoo sprake is van versobering, toch gelden voor betrekkelijke weelde-uitgaven voteert, waar moet dan die versobering beginnen? Dat is voor spreker een groot vraagteeken. Men kan niet zeggen, dat dit werk economisch nuttig is, want of de ingang aan de Scheidstraat is, dan wel of er een mooiere ingang komt aan den Singel, is toch zeker niet van economisch nut. Men gaat toch ook niet duurder en mooier wonen in een tijd van versobering en dat is toch eigenlijk de opzet van dit voorstel. Nu zegt menhet kost de gemeente maar 7.000. Laat dan het bestuur van de Lakenhal nog even wachten, tot het voldoende subsidie van de gemeente heelt gehad, om die restauratie zelf tot stand te brengen; wanneer die werkelijk dient om de kunstwaarde van dat museum beter tot haar recht te doen komen, kan het geld daaraan evenzeer besteed worden als voor aankoop van schilderijen. Het Bestuur zou heelemaal niet buiten zijn boekje gaan, wanneer het het subsidie der gemeente eens gebruikte voor een verbetering van de inrichting van de Lakenhal in plaats van voor den aankoop van schilderijen. Spreker heeft het niet over de geldmarkt; als het gaat om 7.000.— meer of minder, kan het altijd nog wel geleend worden, maar als het College aandringt op versobering De heer Knuttel zegt, dat men zich zelf den kelder in versobert.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 9