MAANDAG 30 NOVEMBER 1931.
419
De heer Bergers kan niet met het voorstel-Groeneveld
meegaan, want datzelfde voorstel hadden de Katholieken ten
slotte ook wel kunnen doen, te meer waar er een Katholiek
uitviel. Waar men hier iemand zoekt, die volkomen deskundig
is op dit gebied en waar men van den Wethouder heeft ge
hoord, dat binnenkort evenredige vertegenwoordiging zal
worden toegepast, is spreker tegen het voorstel-Groeneveld.
De heer van Es is het niet geheel eens met den Voorzitter,
dat bij Raadscommissies zooveel mogelijk evenredige ver
tegenwoordiging is toegepast, maar bij andere commissies niet.
l)e commissie voor het Middelbaar Onderwijs is op dezelfde
manier samengesteld als hier gewenscht wordt. Spreker acht
dit een juiste samenstelling voor dergelijke commissies. Ten
aanzien van deze commissie zou spreker misschien eenzelfde
pleidooi kunnen houden als de heer Groeneveld, omdat daarin
niemand van de anti-revolutionnaire of christelijk-historische
richting zitting heeft; waar die richtingen toch bewaar
scholen exploiteeren, zou het toch in de lijn liggen, dat
iemand van die richting daarin zitting krijgt. Spreker is het
evenwel met den Wethouder eens en gaat daarom niet met
het voorstel-Groeneveld mee, maar wil rustig de verordening
afwachten.
De heer Groeneveld zegt, nu van den Voorzitter gehoord
te hebben, dat bij de samenstelling van Raadscommissies met
evenredige vertegenwoordiging rekening gehouden wordt, maar
bij andere commissies niet. Spreker begrijpt dat niet.
De Voorzitter heeft gezegd: dit is een commissie van een
ander soort dan een Raadscommissie.
De heer Groeneveld weet dat ook wel, maar de Voorzitter
moet spreker dan eens uitleggen, waarom andere dan Raads
commissies niet evenredig moeten worden samengesteld, wan
neer het over zaken gaat, waarbij de verschillende groepen
der bevolking volgens haar richting belangen hebben.
De heeren Bergers en van Es verklaren, dat zij er geen
bezwaar tegen hebben, dat niet een persoon van hun richting
in deze commissie zitting heeft, maar voor de sociaal-demo
craten weegt de zaak veel zwaarder.
De heer Goslinga: Deze commissie heeft ook het toezicht
op de bijzondere bewaarscholen.
De heer Groeneveld vestigt er verder de aandacht op, dat
de Wethouder en de heer Bergers zich weer beroepen op de
bekwaamheid van de voorgedragenen. Dit is een heel oud
liedje, dat gezongen wordt, wanneer men personen van bepaalde
richtingen wil weren, maar spreker herinnert er aan, dat
naar hij meent in 1899, toen er in den Raad een rechtsche
minderheid was en de liberalen, die den dienst uitmaakten,
altijd liberalen wisten te doen benoemen in de commissies,
de vereenigde rechterzijde daartegen in verzet is gekomen,
waarbij het merkwaardige was, dat dit geschiedde naar aan
leiding van de benoeming van de commissie voor de bewaar
scholen. Er is in dit opzicht dus niets nieuws onder de zon.
Thans maakt de rechterzijde den dienst uit en zijn de
sociaal-democraten in de minderheid. Toch zouden zij gaarne
een vertegenwoordiger in deze commissie hebben, te meer.
waar hun is toegezegd, dat met hun wenschen zou worden
rekening gehouden.
De Voorzitter zegt niets te hebben beloofd en dat weet
spreker wel, maar dan zou men in het vervolg de toezeggingen
van den Voorzitter op een goudschaaltje moeten gaan wegen
om uit te maken wat zij beteekenen. Reteekenen zij niets,
dan heeft men er niets aan. Op 3 Juni 1929 zeide de Voor
zitter, dat bij een volgende vacature met de wenschen van de
sociaal-democraten rekening zou worden gehouden, maar dit
is niet gebeurd. Spieker verzoekt den Voorzitter dan liever in
het vervolg dergelijke toezeggingen in het geheel niet te doen.
Spreker handhaaft zijn voorstel en spreekt de hoop uit, dat
de Raad tegenover de sociaal-democraten de billijkheid zal
betrachten.
De heer Tepe wijst er op, waar de heer van Eek sprak
van een voortdurende oppositie van het College tegen den
aandrang der sociaal-democraten en de heer Groeneveld van
het weren van candidaten als door zijn partij gewenscht uit
commissies als deze, dat bij deze commissie van het een noch
het ander sprake is. In het vooruitzicht is, zeer binnenkort,
een algeheele wijziging van de samenstelling dezer commissie;
toen daarvóór echter reeds een vacature ontstond, en de
commissie een aanbeveling deed, heeft het College gezegd:
met deze candidate moet men wel accoord gaan, want dat
is de meest deskundige op het gebied van het bewaarschool-
onderwijs, en zeker van het openbare, hier ter stede. Waar
dus binnenkort volop gelegenheid zal zijn, evenredige ver
tegenwoordiging in die commissie te krijgen, gevoelde het
College geen vrijheid om tegen de aanbeveling der commissie
in te gaan, die hier uitdrukkelijk wenschte benoeming van
deze bij uitstek deskundige.
De heer Wilbrink acht, gezien de toezegging van den
Wethouder tot algeheele wijziging der samenstelling binnen
kort, geen reden aanwezig om voor dit korte tijdsbestek aan
te dringen op wijziging; als spreker vóór het voorstel-
Groeneveld stemde, dan zou hij tegelijk het College moeten
verzoeken om ook de belangen van zijn groep in het oog te
vatten.
De heer Groeneveld zegt, dat het vooruitzicht, dat binnen
kort wijziging zal worden gebracht in de samenstelling van
deze commissie, geen reden behoeft te zijn om vandaag niet
iemand van sprekers richting te benoemen.
Het voorstel van den heer Groeneveld wordt verworpen
met 21 tegen 12 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Manders, Wilbrink, Goslinga,
van Rosmalen, Bosman, Simonis, Wilmer, Huurman, Coster,
van Eecke, van Es, Meijnen, van Tol, Beekenkamp, van der
Reijden, Bergers, Eikerbout, Splinter, Romijn, Tepe en de Reede.
Vóór stemmende heeren Groeneveld, Koole, Schüller, van
Eek, Kooistra, Vallentgoed, van Stralen, Kuipers, mevrouw
Braggaarde Does, mevrouw de Clerde Bruyn, de heeren
Vos en Knuttel.
(De heeren Simonis, Wilmer en Huurman waren inmiddels
ter vergadering gekomen.)
VII. Benoeming van een leeraar in het Hebreeuwsch aan
het Gymnasium, voor den verderen duur van den cursus
1931—1932.
(Zie Ing. St. No. 284.)
De heer van Eecke zegt, dat bij een vorige vacature op
de voordracht ook voorkwam de naam van Dr. Cannegieter,
dien spreker nu mist, terwijl hem uit de stukken is gebleken,
dat deze wel degelijk gesolliciteerd heeft, terwijl hij tevens
de eenige was, die reeds aan een gymnasium les in het
Hebreeuwsch heeft gegeven. Daarom verwondert het spreker,
dat zijn naam thans geheel weggelaten is en hij verzoekt
het College om inlichtingen daarover.
De heer Tepe zegt, dat de heer van Eecke die inlichtingen
feitelijk niet moet vragen aan het College, maar aan Curatoren
van het Gymnasium, die de voordracht opmaken; daarin
hebben Burgemeester en Wethouders geen andere rol te
vervullen dan die voor te leggen aan den Raadhet College
kan die niet wijzigen en heeft dus geen rechtstreekschen
invloed daarop.
De heer van Eecke verzoekt dan dit voorstel vandaag niet in
behandeling te nemen, maar het aan te houden tot de
volgende Raadszitting, opdat de leden zich over deze quaestie
een eigen oordeel kunnen vormen.
De heer Tepe zou ook over aanhouding het oordeel van
Curatoren moeten hooren, maar betwijfelt, of dezen dat
zouden willen. Prof. Thierry is nog in functie, maar spreker
weet niet, of hij in staat is het nog langer te doen en spreker
durft niet de verantwoording op zich te nemen voor een
interregnum, gedurende hetwelk geen docent voor dit vak
aanwezig zou zijn.
De Voorzitter wijst er den heer van Eecke op, dat hij,
waar het hier een aanbeveling geldt, zijn medeleden kan aan
raden hun stem uit te brengen op den persoon, die naar zijn
meening de voorkeur verdient. Het is niet noodig zich nog
eens tot Curatoren van het Gymnasium te wenden.
De heer van Eecke antwoordt, dat hij niet over de ver
schillende personen kan spreken, omdaf hij niet kan onder
stellen, dat al de Raadsleden de zaak hebben onderzocht,
zooals hij dat heeft gedaan.
De heer Tepe doet opmerken, dat de stukken ter inzage
hebben gelegen en de Raadsleden daaruit hun gegevens hebben
kunnen putten.
De heer van Eecke beveelt den heer Cannegieter ten
zeerste aan.
VIII. Benoeming van een fröbel-onderwijzeres aan de school,
verbonden aan het gesticht »Voorgeest".
(Zie Ing. St. No. 228.)