MAANDAG 30 NOVEMBER 1931.
417
Kooistra om het adres direct in behandeling te nemen in
stemming wordt gebracht.
Het voorstel van den heer Kooistra wordt in stemming ge
bracht.
De uitslag van de stemming is, dat zich 15 leden voor en
15 leden tegen het voorstel verklaren.
Vóór stemmen de heeren Manders, Groeneveld, Koole,
Schüller, van Eek, Kooistra, Vallentgoed, van Stralen, Kuipers,
Mevrouw Braggaarde Does, Mevrouw de Clerde Bruijn,
de heeren van Tol, Vos, Knuttel en Eikerbout.
Tegen stemmen: de heeren Wilbrink, Goslinga, van Ros
malen, Bosman, Coster, van Eecke, van Es, Meijnen, Beeken
kamp, van der Reijden, Bergers, Splinter, Romijn, Tepe en
de Reede.
De Voorzitter constateert, dat de stemmen hebben gestaakt
en het nemen van een besluit omtrent de wijze van be
handeling van het adres derhalve tot de volgende vergade
ring moet worden uitgesteld.
De heer Kooistra vraagt, of hij mag voorstellen de vergadering
te schorsen en daarna te heropenen. Het voorstel kan dan
opnieuw in stemming worden gebracht.
De Voorzitter antwoordt, dat dit niet mogelijk is, omdat
er een nieuwe vergadering moet worden uitgeschreven.
De heer Bergers meent, dat de heer Kooistra genoegen
kan nemen met de toezegging van Burgemeester en Wet
houders, dat zij de volgende week praeadvies zullen uit
brengen.
De Voorzitter herhaalt, dat Burgemeester en Wethouders
bereid zijn zorg te dragen, dat de volgende week praeadvies
wordt uitgebracht.
De heer van Stralen vraagt, of Burgemeester en Wet
houders niet kunnen toezeggen, dat zij bij het bestuur der
woningbouwvereeniging hun invloed zullen aanwenden om te
voorkomen, dat tegen de huurders maatregelen worden ge
nomen, alvorens de Raad een uitspraak zal hebben gedaan.
Heden zal een aantal huurders de huurverhooging weigeren
tegen hen zou spreker geen maatregelen toegepast willen
zien, voordat de Raad een beslissing had genomen.
De Voorzitter kan daaromtrent niets toezeggendat is een
zaak tusschen de vereeniging en de bewoners, waarin het
College niets te zeggen heeft.
De heer van Stralen zegt, dat het bestuur der vereeniging
op een desbetreffend verzoek van de bewoners hen juist ver
wezen heeft naar het College, dat die huurverhooging had
gelast. Daaruit blijkt dus wel, dat het College hierin iets te
zeggen heeft.
De heer Goslinga zegt, dat in 1930 in die 147 woningen
closets aangebracht zijn en het eenige, wat gebeurd is, is, dat het
College zijn bewilliging heeft verleend op een begrootings-
wijziging, waarop daarvoor gelden werden uitgetrokken. In
de in 1931 aangeboden begrooting voor dat bouwblok was
een huurverhooging verwerkt om de kosten, rente en af
schrijving, van de aangebrachte closets te bestrijden; het
College heeft die verhooging goedgekeurd, maar die is niet
op last van het College ingesteld. Dit gebeurt regelmatig en
voortdurend bij alle mogelijke bouwvereenigingendat is
geen last van het College geweest, maar alleen een goed
keuring van die begrooting. Het College heeft toegezien, dat
die verhooging ook niet meer bedroeg dan strikt noodig was
om die kosten te bestrijden.
De heer Kooistra vraagt, of het College geen pogingen kan
aanwenden, om te voorkomen, dat die huurverhooging
doorgaat. Is dat nu zoo'n ontzettend werk voor het College,
om te trachten, daarop invloed uit te oefenen, dat die ver
hooging zoolang opgeschort wordt tot een definitieve uitspraak
van den Raad, zoodat ook die menschen irtusschen kunnen
beslissen, wat hun te doen staat.
De heer Goslinga zegt, dat hetzelfde zou gebeuren, indien
men de huurweigering even uitstelde.
De heer van Eck begrijpt uit de mededeeling van den
Wethouder, dat het College zich formeel gebonden acht, maar
men moet met de omstandigheden rekenen. Spreker kan zich
voorstellen, dat men onder bepaalde omstandigheden iets
goedkeurt, maar daarop onder andere omstandigheden terug
komt. Vele dezer bewoners worden door werkloosheid ge
teisterd en spreker acht het heel sterk, dat men op formeele
gronden alleen weigert tusschen beide te treden. Het College
is niet bevoegd, die huurverhooging te verbieden, maar het
moet toch in elk geval optreden voor de belangen der inge
zetenen. Wanneer een ernstig conflict dreigt, waarbij men
verschillend kan oordeelen over het recht, maar waarin de
huurders in elk geval gereed staan zich te verzetten, dan
kan spreker zich niet begrijpen, hoe het College het in over
eenstemming kan brengen met zijn plicht om niets te doen,
want het heeft dat goedgekeurdhet is moreel volkomen ver
antwoord, om eens te spreken met het bestuur van die ver
eeniging en om er op aan te dringen om onder deze om
standigheden tenminste die huurverhooging op te schorten;
dan kan men later verder zien. Anders neemt het College
een zeer groote verantwoordelijkheid op zich.
De Voorzitter kan dat niet toestemmen. Deze zaak is niet
ter beslissing van den Raad, maar van het College; dat is
daarin reeds gekend en heelt zijn beslissing genomen. Nu is
het wel mogelijk, dat de Raad de wenschelijkheid uitspreekt
omtrent een zektre gedragslijn, maar dat kan de Raad
onmogelijk zonder voorlichting en zonder alle gegevens. Die
heeft de Raad pas, wanneer praeadvies is uitgebracht, hetgeen
de volgende week kan gebeuren.
De heer van Eck vraagt, waarom dit dan niet opgeschort
kan worden.
De Voorzitter zegt, dat het College niets gedaan heeft en
aan die vereeniging geen instructies gegeven of wenschen
medegedeeld heeft. Het eenige is wachten en dan oordeelen
dan kan men een beslissing nemen. De heer Goslinga zeide
terecht: men kan aan de andere zijde ook beginnen met de
huurweigering stop te zetten.
De heer Knuttel is het niet met den heer Goslinga eens,
dat de weigering van de huurverhooging kan worden opge
schort. Indien de huurders beginnen met een week de ver
hoogde huur te betalen, hebben zij hun pleit verloren.
De heer Goslinga voegt spreker toe, dat zij dat reeds
hebben gedaan. Spreker antwoordt, dat toen nog geen besluit
was genomen. Maar al is het juist, dat zij al een week hebben
betaald, dan moet de weigering toch worden doorgezet, omdat,
indien er weer een week bijkomt, de strijd steeds zwaarder
wordt.
Volgens den Voorzitter hebben Burgemeester en Wethouders
een advies gegeven, zoodat zij zich niet meer met de zaak
kunnen bemoeien en niet tusschenbeide kunnen komen. Eerst
is medegedeeld, dat het College alleen de begrooting der
vereeniging heeft goedgekeurd. Dat is een betrekkelijk neutrale
daad. Straks zal de Raad een massa begrootingen en reke
ningen van gemeentelijke instellingen moeten goedkeuren,
maar dat wil niet zeggen, dat de Raad zich verantwoordelijk
gevoelt voor de daden van de besturen dier instellingen. Men
zegt alleen: de zaak klopt en er staan geen gekke dingen in.
Zoo hebben Burgemeester en Wethouders door de goed
keuring van de begrooting dier Buurtvereeniging niet hun
sanctie gegeven aan die huurverhooging. Zij kunnen naar
sprekers meening zich wel degelijk met de zaak bemoeien.
Maar bovendien, spreker is overtuigd dat, als er straks
moeilijkheden komen, uitzettingen dreigen en daartegen verzet
komt van de zijde van de arbeiders, de Burgemeester als
hoofd van de politie zich er wel mede zal gaan bemoeien.
Het is niet een zaak, welke men formeel kan beschouwen;
het is een zeer ernstige aangelegenheid, dat men in dezen
tijd voor eenige kleine wijzigingen de huren zoo durft te
verhoogen, dat de kosten dier wijzigingen aan den veiligen
kant zijn gedekt.
De Voorzitter verzoekt den heer Knuttel de zaak zelve
niet te bespreken De wijze van behandeling van het adres is
besproken en daarover is een beslissing genomen door den Raad.
De heer Knuttel antwoordt, dat alle sprekers het over de
zaak zelve hebben gehad.
De Voorzitter doet opmerken, dat de Raad heeft gestemd
over het voorstel van den heer Kooistra met het resultaat,
dat de stemmen staakten, en er tevens is toegezegd, dat
Burgemeester en Wethouders de volgende week praeadvies
zullen uitbrengen over het ingekomen adres.
3°. Adres van den Centralen Nederlandschen Ambtenaars-
bond en den Nederlandschen Bond van Personeel in Over
heidsdienst, in zake de wijze van exploitatie van het Water
leidingbedrijf.
Zal worden behandeld bij punt 48.