416 MAANDAG 30 NOVEMBER 1931. 48° Vaststelling van de Regeling van de uitoefening van het stemrecht en andere rechten verbonden aan de aandeelen in de Leidsche Duinwatermaatschappij der gemeente. ('277) 49° Verordening op de heffing van eene belasting onder den naam van Straatbelasting. (306) 50° Verordening regelende de invordering van de Straat belasting te Leiden. (306) Tegenwoordig zijn 35 leden, namelijk de heeren van Eek, Kooistra, Vallentgoed, Coster, van Stralen, van Eecke, Kuipers, van Es, Mevrouw Braggaarde Does, Mevrouw de Clerde Bruijn, en de heeren Meijnen, van Tol, Vos, Beekenkamp, van der Reijden, Knuttel, Bergers, Eikerbout, Splinter, Romijn, Tepe, de Reede, Manders, Wilbrink, Groeneveld, Goslinga, van Rosmalen, Koole, Schüller, Bosman, Simonis, Wilmer, Huurman, Donders en Verweij. De notulen van het verhandelde in de vergaderingen van 2 November 1931 en van 26 November 1931 worden achter eenvolgens goedgekeurd. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen: Dispositie van Gedep. Staten ten geleide van de goed gekeurde Raadsbesluiten tot beschikbaarstelling van gelden: a. ten behoeve van de kosten van doortrekking van de van der Duijnstraat tot de te verlengen Julianastraat; b. ten behoeve van de kosten van inrichting van een terrein ten zuiden van de van der Duijnstraat als kinderspeelplaats ten behoeve van de Vereeniging »Noorderkwartier". Worden voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter legt vervolgens over: 1°. Voorstel van den heer van Eek, om aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal adhaesie te betuigen aan het adres van de Vereeniging van Nederlandsche gemeenten, in zake het wetsontwerp tot tijdelijke korting van 3% van de loonen van het gemeentepersoneel op de uitkeering van het Rijk aan de gemeenten. Het voorstel van den heer van Eek wordt voldoende onder steund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging uitmaken. De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders voor, het voorstel van den heer van Eek te behandelen na afloop van de gedrukte agenda, maar in ieder geval te kwart over vijf uur. De bedoeling is zoo mogelijk vanavond niet te vergaderen, maar dit voorstel van den heer van Eek moet worden afgedaan, omdat het anders geen zin meer heeft. Zonder beraadslaging of hcofdelijke stemming wordt over eenkomstig het voorstel van den Voorzitter besloten. 2°. Adres van de Buurthuurdersvereeniging »De Kooi'', in zake vermindering van de huurverhooging, opgelegd door de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmans woningen. De Voorzitter stelt namens Burgemeester en Wethouders voor, dit adres in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen om praeadvies. De heer Kooistra acht het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet voldoende. Wetende, wat er staat te gebeuren of reeds gebeurd is, kan hij zich niet begrijpen, dat iets der gelijks door den Burgemeester wordt voorgesteld, te minder waar bekend is, dat het zeer lang duurt, voordat een prae advies van het College verschijnt. Door de bewoners is een besluit genomen en als dit wordt doorgevoerd, dan zal, indien daaruit ernstige gevolgen voortkomen, aan Burgemeester en Wel houders worden verweten, dat zij dat hadden moeten voorzien en voorkomen. Zouden Burgemeester en Wethouders, vraagt spreker, nu zoo gaarne zien, dat door de politie of door een andere macht de eischen van de arbeiders met den knuppel naar beneden werden geslagen? Hij kan zich niet voorstellen, dat dit de bedoeling van het voorstel van het College is, maar men kan het er uit distilleeren, want, gezien hetgeen in deze reeds is gebeurd, weet men wel, dat een praeadvies over een dergelijke aangelegenheid niet te spoedig zal worden uitgebracht. Wan neer de bewoners de door hen genomen besluiten doorvoeren, zou men het dan niet moeten betreuren, wanneer daaruit later ernstige gevolgen zouden voortvloeien, dat de menschen in verzet kwamen? Dat wil toch niemand! Daarom kan spreker zich niet vereenigen met het voorstel van den Voor zitter en stelt hij voor, deze zaak nu onmiddellijk te be handelen. De Voorzitter zegt, dat het College daartegen overwegend bezwaar heeft. Het College wilde den Raad in de gelegenheid stellen, behoorlijk toegelicht deze zaak te bezien. Er is geen enkel bezwaar tegen, hierover zeer spoedig praeadvies uit te brengendaarvoor behoeven geen weken te verloopen, maar het College meent, dat dit toch moet geschieden, omdat de Raad dan volledig van de stukken kennis kan nemen, terwijl dit uiteraard niet mogelijk is staande de vergadering. De heer van Stralen vraagt, of het College niet zou kunnen toezeggen, om deze huurverhooging op te schorten. De Voorzitter zegt, dat het College daartoe geen macht heeft. De heer van Stralen zou geen bezwaar hebben tegen behandeling in een volgende vergadering, maar dan moet vaststaan, dat deze huurverhooging opgeschort wordt; dan kan het verwachte conflict ook uitblijven. De Voorzitter zegt, dat dit niet mogelijk is, omdat de Raad, evenmin als het College, kan besluiten tot verlaging van deze huren. De heer Elkerbout vraagt dan, of het College niet zoo- danigen invloed op de vereeniging zou kunnen uitoefenen, dat alsnog die huurverhooging opgeschort wordt. De Voorzitter kan dat allerminst toezeggen, omdat de zaak is onderzocht door het College, dat daartoe geen aanleiding heeft gevonden. De heer Kuipers zegt, dat deze woningen in 1920 verhuurd zijn aan menschen, afkomstig van de Langegracht; de huren waren toen ƒ2.90 en ƒ3.10. De Voorzitter verzoekt den heer Kuipers over de wijze van behandeling te spreken en niet over de zaak zelf. De heer Knuttel sluit zich aan bij den heer Kooistra, al is de verwondering bij spreker niet zoo groot. Er kan met de behandeling van dit voorstel geen oogenblik gewacht worden. Men heelt de huurverhooging al laten ingaan; de strijd daar staat op het punt uit te barstenwil de Gemeente raad iets doen, dan moet het nu gebeuren. De heer Wilbrink bestrijdt het voorstel-Kooistra, daar bij onmiddellijke behandeling spreker hierover niet met voldoende kennis van zaken zal kunnen oordeelen. Het gaat er niet om, of men die huurverhooging van 25 a 60 cent voor de men schen aangenaam vindt of niet, of moeilijk op te brengen, maar hierom, of die verhooging gefundeerd is op billijke over wegingen en om dat te bezien, zonder dat het College daar over voldoende gegevens heeft verschaft en zonder dat de Raad zich dus op de hoogte gevoelt, daaraan kan spreker zijn stem niet geven. De Voorzitter vraagt, of de heer Kooistra genoegen kan nemen met de toezegging, dat Burgemeester en Wethouders de volgende week praeadvies zullen uitbrengen. De heer Kooistra begrijpt niet, wat er tegen kan zijn om het adres op dit moment in behandeling te nemen. Hij kan dan althans een voorstel doen, waarover de Raad zich kan uitspreken. Na een korte bespreking kan dat voorstel zonder bezwaar worden aangenomen. De Voorzitter verzoekt spreker voorlezing te doen van het voorstel, dat hij eventueel zou willen indienen. De heer Kooistra zegt, dat dat voorstel aldus luidt: »l)e Raad, van oordeel, dat vooral in dezen ongunstigen tijd zoo mogelijk verzwaring van lasten moet worden voorkomen, acht het gewenscht, dat de huurverhooging, genoemd in het adres van de Buurtvereeniging »De Kooi", wordt opge schort totdat een nader onderzoek heeft uitgemaakt, welke kosten billijkerwijze aan de huurders in rekening zouden kunnen worden gebracht." Er is naar de meening van spreker niets tegen, dat de Raad dit voorstel aanneemt. De Voorzitter doet opmerken, dat daar misschien niets tegen is, maar dat de zaak dan eerst geheel moet worden behandeld. Hij gcht het't beste, dat het voorstel van den heer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 2