MAANDAG 30
NOVEMBER 1931.
431
Het College kan clan, na bet rustig bekeken te hebben,
het nog eens ter sprake brengen; dat is het eenvoudigste;
laat men zich daarbij neerleggen. Deze verordening moet
vandaag aangenomen worden, teneinde tijdig in werking te
kunnen treden. Binnenkort komt er gelegenheid, om er
nader op in te gaan.
De heer Wilbrink mag dus aannemen, dat deze zaak in
Januari ter sprake zal komen.
De heer Goslinga zegt, dat de heer Wilbrink dan moetzorgen,
dat hij een betere redactie weetspreker heeft het den heer
de Reede gevraagd, maar die zeide spreker ook geen oplossing
te weten.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
De artikelen 1 toten met 9 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter zegt, dat in artikel 10 een drukfout geslopen
is; vóór het begin van den laatsten regel tusschen de letter
greep »aan-" en het woord »van" moet de lettergreep „vang"
ingevoegd worden.
Het aldus gewijzigde artikel 10, zoomede de artikelen 11 en
12, worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofde
lijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar
geheel zonder hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
L. Verordening regelende de invordering van de Straat
belasting te Leiden.
(Zie Ing. St. No. 306.)
Algemeene beschouwingen worden niet gehouden.
De artikelen 1 tot en met 6 worden achtereenvolgens zonder
beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen waarna de
verordening in haar geheel eveneens zonder beraadslaging of
hoofdelijke stemming wordt vastgesteld.
De Voorzitter stelt thans aan de orde het voorstel van den
heer van Eek luidende:
„Ondergeteekende stelt voor het volgende adres in te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
De Raad der Gemeente Leiden zich vereenigend met den
inhoud van het adres, door de Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten tot Uw College gericht betredende het wetsontwerp
tot tijdelijke korting van drie percent van de loonen van het
gemeentepersoneel op de uitkeering van het Rijk aan de Ge
meenten, verzoekt Uw College dit wetsontwerp niet aan te
nemen."
De heer van Eck veronderstelt het adres der Vereeniging van
Ned. Gemeenten bekend en zal dit dus niet voorlezen. Spreker
acht het gewenscht, dat naast dit adres de Gemeenteraad van
Leiden nog een adres van instemming zendt, allereerst om het
buitengewoon groote belang, dat elke gemeente, en dus ook
Leiden, heeft bij verwerping van het onderhavige ontwerp
van wet, dat schendt de gegeven belofte, dat de gemeenten
gedurende 5 jaren, waarvan nu 1 jaar om is, zouden kunnen
rekenen op een vaste uitkeering uit de Gemeentefondsbelas
ting; dat was een der voordeelen, aangevoerd ten gunste van
de wijziging der financieele verhouding tusschen Ryk en
gemeenten, dat dan tenminste gedurende zekeren tijd zou
vaststaan, welke inkomsten de gemeenten daaruit zouden
ontvangen. Dit wordt nu alles op losse schroeven gezet door
dit ontwerp van wet. In de tweede plaats randt het in hooge
mate aan de autonomie der gemeenten; het is een drang op
de gemeentebesturen om de salarissen van het gemeente-
personeel te verlagen, m. a. w. het mengt zich in de regeling
van de .arbeidsvoorwaaiden van dat personeel. Daarvoor wor
den niet gebruikt de gewone middelen, die ten dienste staan,
waarbij Gedeputeerde Staten toezicht kunnen uitoefenen, maar
hier wordt dus het niet te verdedigen middel aangewend, om
de gemeentebesturen in die richting te dringen.
De gemeentebesturen zijn niet meer vrij om het gemeente-
personeel een salaris te doen genieten, zooals zij dat wen-
schen. Het Rijk tracht die besturen in dit opzicht in een
zekere richting te beïnvloeden.
Spreker acht het van belang, dat naast het Bestuur van
de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten ook de ge
meentebesturen adresseeren. Verschillende gemeentebesturen
zijn reeds voorgegaan o. a. die van Eindhoven en Amsterdam.
Spreker acht het van belang, dat Leiden zal volgen.
Een tweede reden voor het zenden van een adres is gelegen
in het feit, dat de kansen voor het betrekkelijke wetsontwerp niet
heel best schijnen te staan. Spreker heeft den indruk gekregen,
dat, wanneer de Kamerleden vrij werden gelaten, dit wetsontwerp
met vrij groote meerderheid zou worden verworpen en dat
het alleen door sterke pressie van de zijde van de Regeering
wellicht zal worden aangenomen. Onder die omstandigheden
is het niet onverschillig, dat naast het Bestuur der Vereeniging
van Nederlandsche Gemeenten ook belangrijke gemeentebe
sturen hun stem laten hooren en hun bezwaren kenbaar
maken gemeentebesturen, waarvan ook dikwijls deel uit
maken invloedrijke leden van de partijen, welke tegenover
de pressie, die de Regeering zal uitoefenen, een tegenpressie
kunnen plaatsen daarbij in het licht stellend, hoezeer naar
de meening van de verschillende gemeentebesturen en ge
meenteraden aanneming van het wetsontwerp niet in het
algemeen belang zou zijn. Men kan zeggen, dat het Bestuur
van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten al die
gemeentebesturen vertegenwoordigt, maar het is geheel iets
anders of een college collectief een adres instuurt, dan wel
allerwege van de zijde van de gemeentebesturen, dus door
de belanghebbenden, nog eens bij de Tweede Kamer op ver
werping van het wetsontwerp wordt aangedrongen.
De heer Wilmer zegt, dat, als de weg wordt ingeslagen,
door den heer van Eck aangewezen, dit naar het oordeel van
hemen vele andere Raadsleden tot ongewensche consequenties
zal leiden.
De Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten heeft ge
adresseerd, sprekende namens alle bij haar aangesloten ge
meenten. Bestond die Vereeniging niet, dan zou het noodzakelijk
zijn, dat de gemeenten zich elk afzonderlijk over een dergelijk
onderwerp uitlieten, maar daarvoor bestaat nu geen reden.
Als dit toch gebeurde, zou de Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten niet meer noodig zijn. Indien geageerd moet worden
tegen het betrekkelijke Wetsontwerp, dient dat in de eerste
plaats te geschieden, zooals het in dit geval heeft plaats ge
had spreker wenscht duidelijk uit te spreken, dat het adres
van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten zijn volle
sympithie heeft en moeten daarnaast de verschillende
politieke partijen haar meening in haar partijorganen kenbaar
maken, maar het lijkt spreker niet gewenscht, dat de gemeente
Leiden betreffende dergelijke onderwerpen gaat adresseeren.
Klaarblijkelijk raakt naar sprekers meening deze zaak de
autonomie der gemeenten, maar er kunnen andere wets
ontwerpen komen, waarvan het niet zoo duidelijk is, dat de
autonomie der gemeenten er bij betrokken is en dan zou
daarover in den Gemeenteraad discussie kunnen ontstaan.
Zoo acht spreker het niet ondenkbaar, dat wetsontwerpen
worden ingediend, waarbij de gemeenten zullen worden
beperkt in haar vrijheid ten opzichte van het onderwijs, en
nu zou hij het verkeerd achten, indien door de gemeenteraden
daarover zou moeten worden geadresseerd. Het gevolg zou zijn,
dat dergelijke wetsontwerpen in al hun onderdeelen hier
moesten worden behandeld, waardoor men den Gemeenteraad
tot een kleine Tweede Kamer zou maken; dat is toch al
gedeeltelijk zoo. Daarom, en ook omdat het overbodig is,
er zijn genoeg organisaties, die zich over dit wetsontwerp
kunnen uitlaten en het ongetwijfeld ook zullen doen is
de motie-van Eck voor spreker onaanvaardbaar.
De heer Goslinga spreekt zijn vreugde erover uit, dat de
heer van Eck zich vereenigt met den inhoud van het adres
der Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, waar daarin
verschillende passages staan, waarvoor bij de behandeling
der begrooting alle aanleiding misschien bestaat, die onder
de aandacht van den Raad te brengen.
Burgemeester en Wethouders vinden dit een heel mooi
adres en kunnen het ten volle onderschrijven, maar ver
schillen met den heer van Eck van meening: zij betwijfelen,
of het betuigen van adhaesie daaraan zou zijn ter versterking
van deze actie; zij worden daarin gesteund door den Directeur
der Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten, die ook
meent, dat het zenden van dergelijke adressen niet is een
versterking, maar een verzwakking van het adres van die
vereeniging. Spreker heeft de Vereeniging van Nederlandsche
Gemeenten eens genoemd de vakvereeniging der gemeenten
en nu is het toch geen gewoontede heer van Eck heeft toch
verstand van organisaties dat aan adressen van vakorganisa
ties, adhaesie betuigd wordtdoor afzonderlijke adressen der leden.
Men moet organisatorisch, maar niet individueel werken; dat
behoeft spreker toch niet tot den heer van Eck te zeggen, in
wiens partij de gemeenschapsgedachte sterk naar voren treedt
en het individualisme sterke bestrijding ondervindt. Dat zou
een verzwakking zijn van dit uitstekende adres! Bijna alle
gemeenten zijn lid van die vereeniging en wanneer nu slechts
een paar dozijn adhaesie betuigen de heer van Eck vergist
zich, wanneer hij meent, dat Amsterdam dat ook gedaan heeft;
het daartoe strekkend voorstel-van den Bergh is tenslotte
vervangen door een motie; in Den Haag is het voorstel-Vliegen
ingetrokken dan kan de Minister van Financiën zeggen
er zijn maar van '12 gemeenten adressen ingekomen, de
andere vele honderden zijn het er blijkbaar niet mee eens.