MAANDAG 30 NOVEMBER 4931.
425
werkloosheid heeft gezegd, bewijst toch zeker wel zijn totale
onkunde. Hij zegt n.h, dat werkloozen uit andere plaatsen hier
zullen komen wonen om hier uitkeering te krijgen. Er bestaat
evenwel toch ook nog een regeling, dat men 1 jaar inwoner
van Leiden moet zijn en een half jaar lid van een vak
organisatie, wil men kunnen trekken. Waarom moeten die
arbeiders dan hier komen? Alleen om zich zelf op te geven
als werklooze? De heer van Es neemt blijkbaar heel weinig
notitie van de wekelijksche opgaven van den Dienst voor Sociale
Zaken; dan zou hij niet verklaard hebben, dat er in de bouw
vakken geen groote werkloosheid heerscht. Als men op die
wijze een voorstel verdedigt, is het zeer zeker ten doode op
geschreven. Spreker werkt zich altijd zoo goed mogelijk in
in de hem door zijn fractie opgedragen taak, maar hij bemoeit
zich in elk geval niet met zaken, waarvan hij geen verstand
heeft. Spreker heelt er al meermalen op gewezen: zoodra de
heer van Es buiten zijn wetenschappelijk werk gaat, maakt
hij fiasco.
Het voorstel van de heeren de Reede en van Es wordt
verworpen met 24 tegen 11 stemmen.
Tegen stemmen: de heeren Manders, Groeneveld, Koole,
Schüller, Bosman, Huurman, Donders, Verweij, van Eek,
Kooistra, Vallentgoed, van Stralen, van Eecke, Kuipers,
mevrouw Braggaarde Does, mevrouw de Gierde Bruijn,
de heeren van Tol, Vos, Knuttel, Bergers, Eikerbout, Splinter,
Romijn en Tepe.
Vóór stemmen de heerenWilbrink, Goslinga, van Rosmalen,
Simonis, Wilmer, Coster, van Es, Meijnen, Beekenkamp, van der
Reijden en de Reede.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XL1V. Praeadvies op het voorstel van den heer Verweij,
inzake het weekloon van een 4-tal suppoosten bij het Stedelijk
Museum »de Lakenhal".
(Zie Ing. St. No. 304.)
De heer Verweij is erkentelijk voor het feit, dat dit voor
stel voor de betrokken arbeiders een loonsverhooging van
ƒ2.heeft opgeleverd, maar is toch niet voldaan, vooral
omdat het praeadvies zich niet heeft vereenigd met sprekers
denkbeeld om deze personen gelijk te stellen mot ongeschoolde
arbeiders in gemeentedienst en hun loon dus in overeen
stemming te brengen met het minimum-loon. Het is spreker
niet duidelijk, welk bezwaar daartegen wordt aangevoerd.
Zoolang de Lakenhal zal bestaan, zoolang zal men daar sup
poosten noodig hebben. Spreker heeft in het bijzonder bezwaar
tegen de bewering in het praeadvies, dat het altijd de ge
woonte is geweest, althans vroeger, om hiervoor menschen
te kiezen, die reeds over een bron van inkomsten uit anderen
hooide beschikken; men doelt dan op de gepensionneerden.
In dit geval gaat dat niet op. Er spreekt eenige spijt uit het
praeadvies, dat die menschen geen andere inkomsten hebben
in den vorm van pensioen of van wat ook. Dit standpunt is,
naar spreker meent, niet van dezen tijd. Er wordt tegen
woordig naar gestreefd zooveel mogelijk cumulatie van in
komens te voorkomen. En in dit verband wijst spreker er
op, dat een diensttijd van 42 uren per week een zoodanige
diensttijd is, dat deze menschen bij een loon, dat aan onge
schoolde arbeiders wordt uitgekeerd, een zoodanige wekelijk
sche bezoldiging moeten genieten, dat zij een bestaan hebben.
Al is spreker erkentelijk voor die 2.de Raad zou z.i.
goed doen door zijn voorstel, dat hij ongewijzigd handhaaft,
aan te nemen.
De heer Bergers heeft destijds behoord tot hen, die een
weekloon van ƒ16.niet te veel vonden. Hij weet wel, dat
deze bewakers vroeger werden genomen uit de gepensionneer
den, maar spreker is een tegenstander van het benoemen
van gepensionneerden, althans van degenen onder hen, die
een inkomen hebben, waarvan zij kunnen rondkomen. Men
kan wel aanraden aan die menschen geen nevenbetrekkingen
meer te geven, doch dan vervalt men van zelf in andere
menschen.
Er is gesproken over onvolwaardige arbeidskrachten, maar
die kan men voor deze functie niet gebruiken, want dan
zouden de kostbare voorwerpen, welke aan hun zorgen zijn
toevertrouwd, beschadigd kunnen worden of breken. Het
moeten menschen zijn, die dit werk goed kunnen verrichten.
Het is weliswaar licht werk, maar de menschen moeten er
den geheelen dag zijn en bovendien moeten zij netjes ge
kleed gaan.
Een weekloon van 18.vindt spreker te weinig, en, waar
hij bang is, dat het voorstel van den heer Verweij zal worden
verworpen, en [ook niet voor dat voorstel is, zal hij een tusschen-
voorstel doen, strekkende om het loon met ƒ4.te ver-
hoogen en te brengen op 20.per week.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Bergers een
voorstel is ingediend, luidende:
«Ondergeteekende stelt voor het loon van de vier bedoelde
bewakers te verhoogen met 4.en alzoo te brengen op
20.--- per week."
Het voorstel van den heer Bergers wordt voldoende onder
steund en kan derhalve een onderwerp van beraadslaging
uitmaken.
De heer Knuttel doet opmerken, dat, hoe men de zaak
ook wil draaien of wenden, twee dingen vaststaan: vooreerst
dat men als suppoost van de Lakenhal volstrekt niet iedereen
kan gebruiken, omdat die menschen omtrent de dingen,
waarmede zij dagelijks omgaan, een zeker elementair begrip
moeten hebben, de waarde ervan moeten kennen, ze voor
zichtig moeten weten te behandelen enz.; in de tweede
plaats dat die menschen een normalen werktijd hebben van
42 uren per week, zoodat er geen tijd voor het verrichten
van andere diensten overblijft. En dan wil men dergelijke
menschen afschepen met een weekloon van ƒ18.Er is
geen enkele grond, waarop men dat kan doen. Dat het licht
werk is, is geen argument. Bovendien is het den geheelen
dag ronddrentelen zonder zitten niet zoo onvermoeiend. Men
mag dat trouwens in geen geval in aanmerking nemen bij
het bepalen van het loon, want die menschen kunnen van
het overschot van krachten, dat zij overhouden, geen huishuur
betalen, geen levensmiddelen en kleeren koopen enz. Waar
de gemeente gedurende een zoo groot aantal uren per week
op die menschen beslag legt, dient zij hun een loon te geven,
waarvan zij behoorlijk kunnen rondkomen.
De heer Elkerbout meent, dat de Commissie met haar
voorstel wel een weinig aan den lagen kant is gebleven. Zij
zeide, dat ƒ16.per week voldoende kon worden geacht,
maar spreker vindt dat onverklaarbaar en vraagt of vóór het
woord «voldoende" niet de letters »on" behooren te worden
geplaatst. Kent men een verhooging van ƒ2.- per week toe,
dan komen die menschen precies aan het loon van een
werkster, n.l. 40 cent per uur, terwijl het toch niet aangaat
het loon voor die beide categorieën gelijk te stellen. Spreker
zal daarom zijn stem geven aan het voorstel van den heer
Bergers, te meer omdat hij verwacht, dat het voorstel van
den heer Verweij niet zal worden aangenomen.
De Voorzitter kan niet toegeven, wat door verschillende
sprekers naar voren is gebracht, n.l. dat de aard van het
werk meebrengt, dat daarvoor een hooger loon wordt toege
kend. Het is onjuist, dat die menschen 42 uren per week
werken; gemiddeld bedraagt hun diensttijd 37^ uur per week.
Op dit oogenblik geldt nog de regeling, dat zij in den schafttijd
in het museum blijven en, als op dat uur tengevolge van
erg druk bezoek extra bewaking noodig is, van hun aanwezig
heid gebruik kan worden gemaakt om hen tijdelijk in functie
te laten komen, maar vooreerst komt dit laatste zelden voor
en in de tweede plaats is de Commissie voor de Lakenhal
voornemens om, als het noodig blijkt, te besluiten, dat op
dat uur geen beslag op de wakers zal worden gelegd.
Wat de aanstelling van deze bewakers betreft, er zijn altijd
menschen, die niet in staat zijn veel of zwaar werk te ver
richten en die de grootste moeite hebben om eenig werk te
vinden. Voor hen is de Lakenhal meermalen een uitkomst
geweest. Nu heeft de heer Verweij bezwaar tegen het aan
stellen van gepensionneerden. waarbij hij het oog heeft op
vol gepensionneerden, b.v. gepensionneerde politie-agenten,
maar spreker kan mededeelen, dat de bedoeling voorzit men
schen te nemen met een onvoldoende pensioen om van te
kunnen leven.
Het werk is niet van moeilijken aard en het volle loon
behoeft er niet voor te worden gegeven. Wil men dat wel
doen, dan is de Commissie van de Lakenhal volkomen ge
rechtigd menschen te nemen, die veel belangrijker diensten
zouden kunnen bewijzen.
De heer Schüller zegt: dat zou geen bezwaar zijn, maar
de tegenwoordige bewakers der Lakenhal, die dan niet meer
in aanmerking zouden komen, zouden dat niet pleizierig
vinden. Dit zijn betrekkelijk eenvoudige diensten, die niet den
vollen mensch in beslag nemen, evenmin als den vollen tijd;
dit maakt dus altijd mogelijk, dat zij nevenverdiensten krijgen.
Nu deze nevenverdiensten hun echter zijn afgenomen en het
voor hen zeer moeilijk is, iets extra's er bij te krijgen, heeft
de Commissie voor de Lakenhal dan ook voorgesteld, hun
loon te verhoogen. Ook de Rijksmusea hebben de uitgaven
voor de bewakers verlaagd tot een peil, dat nog lager is dan
het voorstel der Commissie, n.l. tot ƒ18.Er is geen reden
om het voorstel-Verweij of het voorstel-Bergers aan te nemen,