GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
ix(ii;u()m:v stikken.
183
N°. 310. Leiden, 27 November 1931.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering mede te deelen dat
op 1 Januari a. s. twee vacatures zullen ontstaan in de
Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon,
tengevolge van de periodieke aftreding van Mejuffrouw D.
M. J. Coebergh en den heer Th. 0. Stijnman.
Beide leden zijn terstond herkiesbiar; Mej. Coebergh
wenscht echter voor eene herbenoeming niet in aanmerking
te komen.
Ter voldoening aan het bepaalde bij art. 7 der veror
dening van 2 December 1929, houdende Reglement voor de
Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon
te Leiden (Gem.blad No. 27), bieden wij U, na raadpleging
dier commissie, ter vervulling van deze vacatures, de
volgende aanbevelingen aan:
(Vacature Mej. Coebergh).
1°. Mevr. P. J. VAN KAMPENHOUT—J. M. RUHE.
2°. Mevr. de Wed. C. SMITS—DE WIT.
(Vacature Th. C. Stijnman).
1°. Th. C. STIJNMAN.
2°. W. T. A. BERGERS.
Wij verzoeken Uwe Vergadering alsnu tot eene benoeming
over te gaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Nu. 311.
Leiden, 27 November 1931.
Zooals Uwe Vergadering uit onze voorstellen, opgenomen
in de Ingekomen Stukken onder de nummers 154 en 245
van dit jaar zal zijn gebleken, acht ons College de instelling
noodig van een deskundige controle op de financieele
administratie van den Dienst van Gemeentewerken.
Gelijk de Commissie van Financiën in haar desbetreffend
rapport terecht opmerkt, mag deze contröle zich niet bepalen
tot het verifieeren van cijfers, maar moet zij zich verder
uitstrekken en ook de gestie van den dienst, zijne organi
satie, en alles wat verder de bedrijfsvoering betreft, binnen
haar kring trekken.
Het accountantskantoor van Joh. J. Moret te 's-Graven-
hage, dat reeds belast is met de contröle op de boekhouding
der Lichtfabrieken en waarmede de gemeente dus reeds
eenige jaren in relatie staat, heeft zich, daartoe door ons
uitgenoodigd, bereid verklaard de contröle op „Gemeente
werken" in den aangegeven zin op zich te nemen.
Voor de kosten, aan deze contröle verbonden, mogen wij
verwijzen naar de in de Leeskamer ter visie liggende
stukken. In deze kosten was reeds voor een gedeelte voor
zien op de ontwerp begrooting 1932; het verder nog be-
noodigde bedrag is opgenomen in de bij de Memorie van
Antwoord op het Sectieverslag gevoegde nota van wijzigingen.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
van Financiën geven wij Uwe Vergadering alsnu in over
weging ons College te machtigen tot het instellen van de
bovenomschreven contröle op de administratie van den
Dienst van Gemeentewerken.
Aan den Gemeenteraad.
Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 312.
Leiden, 3 December 1931.
Met betrekking tot het hieronder afgedrukt adres van het
bestuur der Buurthuurdersvereeniging „de Kooi", inzake
de plaats gehad hebbende verhooging van de huurprijzen
der 147 woningen van de Vereeniging tot Bevordering van
den Bouw van Werkmanswoningen in dit stadskwartier,
merken wij Uwe Vergadering op, dat adressant zich eerst
met een verzoek van gelijke strekking tot ons College heeft
gewend.
Na door onzen Voorzitter met het bestuur der Buurt
huurdersvereeniging ter zake gevoerde besprekingen, gevolgd
door verder onderzoek, deelden wij aan het bestuur als onze
beslissing mede, dat geen termen bestonden om de intrekking
van de huur verhooging te bevorderen. Ter toelichting van
deze beslissing schreven wij aan adressant verder het volgende:
„1. Voor dekking van de jaarlijksche kosten van het aan
brengen van waterclosets en van de straatbelasting, tezamen,
„werden verhoogd
4 woningen met
I i)
1- i)
4
56
(winkel)
10 cents
20
25
40
45
50
55
60
65
„De verschillen in de opgelegde verhooging worden
„veroorzaakt door het verschil in huurwaarde van de
„onderscheidene woningen en doordat ook de kosten van
„het waterverbruik niet voor alle woningen dezelfde zijn.
„De mededeeling in Uw adres, dat verhoogingen hebben
„plaats gevonden met bedragen van 25 cents tot 65 cems,
„geeft dus een voorstelling van zaken, die niet geheel over
eenstemt met hetgeen in werkelijkheid is gebeurd. Boven
dien heeft Uw bestuur in het laatste onderhoud de billijk
heid van de huurverhooging ten behoeve van de straat
belasting ten volle erkend en daarbij uitdrukkelijk verzekerd,
„dat Uw bezwaren alleen de huurverhooging wegens het
„maken van de waterclosets betreffen.
„2. Ten aanzipn van dit gedeelte der huurverhooging,
„hetwelk gemiddeld 0.35 per woning en per week bedraagt,
„stellen wij vast wat door U trouwens ook niet wordt
„ontkend dat de woningen eerst van waterclosets zijn
„voorzien, na lat Uw bestuur daarom had gevraagd en
„nadat het bestuur der bouwvereeniging U had medegedeeld,
„dat de gevraagde verandering groote kosten met zich zou
„brengen, die in elk geval huurverhooging zouden tenge
volge hebben. Geenerlei bezwaar is Uwerzijds toen gemaakt.
„3. De kosten van het maken van de closets in de 147
„woningen met inbegrip van stucadoor-timmer-metsel-
„en verfwerken en het maken in de voorportalen van 50
„hoofdkraanputten hebben bedragen 9.572.60. Van de
„meerdere huuropbrengst ad 2700.in totaal, is 1800
„dus verreweg het grootste gedeelte, bestemd voor het
gebruik van waterterwijl het restant ad 900.noodig
„is voor de annuïteit over de verbouwingskosten.
„4. Er bestaat geen enkel verband tusschen de in 1922
„ingevoerde huurverhooging en de thans aangebrachte
„verandering. Bedoelde huurverhooging geschiedde, omdat
„de huur 'prijzen in vergelijking met de huur waarde te laag
„waren. Met inbegrip van deze huurverhooging van 1922
„bedroegen de huren nog slechts 68 van de een paar
„jaar geleden getaxeerde huurwaarde; met inbegrip van de
„huurverhooging voor de closets stijgt dit percentage nog
„maar tot 75%, hetgeen dus wil zeggen, dat de werkelijk
„betaalde huur prijzen 25 lager zijn dan de huur waarde.
„5. Feitelijk is het verschil voor de huurders nog gun
stiger, omdat bij deze berekening niet in aan merking werd
„genomen de meerdere waarde der woningen tengevolge van
„het maken van de closets. Want al kan worden toegegeven,
„dat het aanbrengen van deze inrichtingen een hygiënisch
„belang is, zulks doet niet af aan de omstandigheid, dat
„de huur waarde en derhalve de huurprijs hooger of lager
„is al naar gelang wel of niet closets aanwezig zijn. Uit
„dit oogpunt beschouwd is de huurverhooging dus alleszins
„billijk. Maar zij is ook noodig, omdat de bouwvereeniging
„alleen daardoor in de kosteu kan voorzien en een ongedekt
„tekort kan voorkomen.
„6. De straatbelasting werd ingevoerd met 1 Januari
„1931; de closets kwamen in het voorjaar gereed, terw 1de
„huurverhooging eerst den len November j.l. in wei king trad.
„Men kan dus niet zeggen, dat de huurders niet met consi
deratie zijn behandeld.
„7. De vraag of het thans wel het gunstige oogenblik is om
„een huurverhooging in te voeren, moet in dit geval buiten
„beschouwing blijven; de bouwvereeniging is eigenaresse en
„verhuurster van de woningen; als zoodanig heeft zij geen
„taak met betrekking tot de gevolgen van de werkloosheid.
„Voor de voorziening in deze nooden zijn andere instel-
„lingen aangewezen en worden andere middelen aangewend.
„Alzoo blijve ook rusten de vraag of nu inderdaad de bewo-
„ners zoodanig met werkloosheid hebben te kampen dat
„het hun algemeen bezwaarlijk is, de hoogere huur te betalen.
„8. Ten slotte hebben wij van den Secretaris der bouw-
„vereeniging ten overvloede nog de verzekering ontvangen,
„dat het bovengenoemde bedrag van 9.572 B0 uitsluitend
„betrekking heeft op de closets met bijkomende werken in
„de 147 woningen; de kosten van verbeteringen in andere
x 99 99
32
31
19
1