412
MAANDAG 2 NOVEMBER 1931.
punt heeft gestaan, dat het niet gewenscht is, dat Leiden aan
de Tweede Kamer adresseert over onderwerpen, die alle of
zoo goed als alle gemeenten aangaan, en dat het petitierecht
alleen moet worden gehanteerd door de gemeente, wanneer
er een speciaal Leidsch belang in de Tweede Kamer aan de
orde is, daar men anders van den Raad zou maken een
Tweede Kamer.
De belangen, die de heer van Eek op het oog heeft, zullen
ongetwijfeld door verscnillende afgevaardigden in de Tweede
Kamer onder oogen gezien worden.
Bovendien heeft spreker vanmorgen een circulaire gevonden
van de Vereeniging van Nederlandsche gemeenten de
vakvereeniging der gemeenten; de heer van Eek houdt van
den organisatorischen weg waaruit blijkt, dat die zich
daarmede intensief bemoeit en de bezwaren der gemeenten
tegen de voorgestelde wetswijziging ter bevoegder plaatse zal
indienen. Of er nu aanleiding zal zijn voor Leiden speciaal
om een adres tot de Tweede Kamer te richten, daarop kan
spreker op het oogenblik noch ja noch neen antwoorden,
omdat die vraag niet in het College besproken is, maar op
grond van de vroeger gevolgde lijn acht spreker de kans op
een ontkennende beantwoording van die vraag wel zeer
groot.
Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter
de vergadering.
De Memorie van Toelichting, behoorende bij het voorstel
van de heeren Schüller, Groeneveld en van Eek, inzake stad
huisbouw, luidt als volgt:
MEMORIE VAN TOELICHTING.
De voorstellers zijn van meening, dat bij het vraagstuk
van den stadhuisbouw, behalve dat rekening zal moeten
worden gehouden met de kosten, vooral aandacht zal moeten
worden geschonken aan stedebouwkundige eischen en aan
de richting, waarin de stad zich uitbreidt.
Vanuit dat standpunt bezien, achten zij de keuze van de
Breestraat als de plaats, waarop het stadhuis zal moeten
worden herbouwd, niet gelukkig.
Rekening houdende met de toekomstige uitbreidingen der
stad, aanleg van wegen in en om de stad, waardoor het
centrum der stad zal komen te liggen in de omgeving van
het station, waar alle groote verkeerswegen op een bepaald
kruispunt zullen samenkomen, zou het volgens de voorstellers
van een onjuist inzicht getuigen, indien met deze belangrijke
factoren bij den bouw van het stadhuis geen rekening
gehouden werd.
Immers bet stadhuis als hoofdgebouw der stad, behoort
op een centraal punt te zijn gelegen en dient voor ieder
ingezetene op een gemakkelijke manier bereikbaar te zijn.
Bij een toenemende ontwikkeling der stad zal bij den
bouw van een stadhuis op een andere plaats, dit gebouw
niet alleen omringd zijn door smalle straten en stegen, maar
geheel excentrisch komen te liggen. Dat de voorstellers met
deze gedachte niet alleen staan, moge blijken uit het rapport
van 8 Maart 1930 van den Heer W. Dudok, waarin deze
o. a. zegt:
»Het ligt veel meer voor de hand te zoeken naar een
«ligging aan nieuwe verkeerswegen, welke in de oude stad
»ten behoeve van of althans met het uitbreidingsplan zullen
«worden aangelegd.
«Immers dit waarborgt aanstonds een min of meerbelang-
«rijke ligging in het vergroot gedachte stadsplan, terwijl het
«in verband met toch reeds voor den wegenaanleg noodige
«onteigening, mogelijk zal zijn meestal nog eenige invloed
«ten goede op de raadhuisomgeving uit te oefenen."
Verder zegt de Heer Dudok, als hij het heeft over de
plannen Beestenmarkt en Lammermarkt, het volgende:
«De beide hierboven geschetste oplossingen hebben dit
«groote voordeel gemeen, dat het raadhuis bij de verdere
«ontwikkeling der stad een steeds meer centrale ligging zal
«verkrijgen, aangezien de voornaamste uitbreiding naar het
«Noord-Oosten is gericht."
Terecht erkent dus ook de Heer Dudok de centrale ligging
van het terrein en de gunstige ligging aan belangrijke ver
keerswegen. Immers in de naaste toekomst zal er op de
Lammermarkt een groot plein komen, dat het knooppunt
zal vormen voor de groote verkeerswegen, die zich van
hieruit naar verschillende deelen der stad zullen richten.
Het zij den voorstellers vergund op de twee groote verkeers
wegen te wijzen die daar kruisen nl.: 1» Kort-Rapenburg,
Prinsessekade, Turfmarkt, Nieuwe-Beestemarkt, Schuttersveld,
en 2« Lage Rijndijk, Ververstraat, te dempen Langegracht,
Lammermarkt, Stationsweg.
Uit den aard der zaak zullen bij de tot standkoming
dezer verkeerswegen zelfs onafhankelijk van den even-
tueelen bouw van het stadhuis op de voorgestelde plaats
de eigenaren der woningen zich weten aan te passen aan
den veranderden toestand door nieuwbouw of herbouw der
perceelen.
Zoo daar bijkomt, dat het stadhuis op de door hen ge
noemde plaats zou gebouwd worden, dan zijn de voorstellers
overtuigd, dat een nog snellere aanpassing der perceelen
aan den nieuwen toestand, door de eigenaren zal worden
tot stand gebracht.
En de gemeente zou als eigenares van eenige perceelen:
o.a. van de Lakenhal, v.m. Bethlehemskerk, gebouw Maat
schappelijk Hulpbetoon een voorbeeld kunnen geven.
Dit stadhuis zou dan komen te staan op een terrein, waarbij
aan den voorkant een groot plein is ontworpen, waarop de
diverse wegen uitloopen.
Aan den Rijnsburgersingel-rand kan men met eerbiediging
van de Israëlitische overtuiging, op de voormalige begraaf
plaats een aanleg van plantsoen tot stand brengen of deze
oppervlakte tot uitbouw beschikbaar stellen.
Door verwijdering van het politieposthuis, de kegelbaan
en de sociëteit kan men aan den singelrand door plantsoen-
aanleg verfraaiing aanbrengen en van de Binnenvestgracht
een straat maken van pl.m. 30 M. breedte.
Aldus verkrijgt men vanaf de brug Stationsweg-Steenstraat
een onbelemmerd uitzicht op het front van het stadhuis.
De voorstellers hebben hier zeer in 'tkoiteen uiteenzet
ting gegeven van hun standpunt uit stedebouwkundig oog
punt; thans willen zij de financieele zijde van het vraagstuk
onder de oogen zien.
Bij besluit tot stadhuisbouw met behoud van den ouden
gevel zijn de kosten voor terreinen 563.700.plus bouw
kosten zonder herstel ouden gevel 1.570.000.Stellen we
de kosten verbonden aan den wederopbouw van den ouden
gevel rekening houdende met het feit dat deze eerst
geheel moet worden afgebroken en er zeer vele belangrijke
vernieuwingen verricht moeten worden, die als van bijzon-
deren aard zeer kostbaar zullen zijn op pl.m. ƒ200.000.
dan zijn de algeheele kosten van den stadhuisbouw met
behoud van den ouden gevel te stellen op pl.m. 2.333.700.
Bij bouw Breestraat met nieuwen gevel zijn de kosten
voor terrein 2.127.900.plus 300.000.voor gevels en
wegen, plus 1,570.000.voor bouwkosten, is in totaal
3.997.900.—.
Bij bouw Steenstraat zijn de kosten voor terrein 1.663.388.
plus 300.000.voor gevels en wegen, plus 1.570.000.
voor bouwkosten, min f 150.000.voor opbreDgst bouw
terrein Breestraat, is totaal 3.383.388.
Bij bouw Lammermarkt zijn de kosten voor terrein
104.278.plus 300.000.voor gevels en wegen, plus
1.570.000.voor bouwkosten, min 150.000.wegens
opbrengst terrein Breestraat, is in totaal 1.824.278.(in
deze eindbedragen zijn geen kosten begrepen voor meubi
leering en stoffeering).
Aldus komen de voorstellers tot de volgende conclusie:
dat bij een excentrisch gelegen stadhuis, met behoud van
den ouden gevel, op een oppervlakte van 92.50 bij 44 meter
de kosten zijn f 2.333.700.—en dat bij een centrale ligging
van het stadhuis op het terrein Lammermarkt een oppervlakte
van 100 bij 65 meter bebouwd kan worden, terwijl de kosten
in dat geval zijn f 1.824.278.aldus minder 509.422.
De voorstellers vertrouwen dan ook, dat de Raad dit
voorstel zal willen aanvaarden als een ernstige poging om
den Heer Dudok in de gelegenheid te stellen, naast het
bestaande plan een nieuw vrijstaand raadhuis te ontwerpen,
geheel volgens zijn eigen inzichten, zonder daarin belemmerd
te worden door een ouden gevel, die gespaard moet worden.
Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.