MAANDAG 2 NOVEMBER 1931. 403 maar dit is niet noodig, indien spreker de gevraagde toezeg ging van Burgemeester en Wethouders krijgt. Burgemeester en Wethouders voeren als bezwaar aan, dat er enkele uittreksels uit ambtelijke rapporten in voorkomen. De Voobzitter doet opmerken, dat in het voorstel zelf die uittreksels niet staan. Het voorstel en het daarover door Burgemeester en Wethouders uitgebrachte praeadvies zijn opgenomen in het Ingekomen Stuk van 12 Mei 1931. Die uittreksels komen voor in de toelichting tot het voorstel en die toelichting is niet in genoemd Ingekomen Stuk afgedrukt. De heer Groeneveld verwondert zich er over, dat Burge meester en Wethouders er bezwaar tegen maken, dat in de toelichting stukken uit enkele ambtelijke rapporten zijn op genomen, aangezien de voorstellen, welke van Burgemeester en Wethouders uitgaan, steeds vol staan met citaten uit ambtelijke rapporten. Herhaaldelijk worden geheele rapporten van de Directeuren der bedrijven en diensten opgenomen. Het is gebruikelijk dat te doen. De Voorzitter zegt, dat stukken uit ambtelijke rapporten en soms zelfs geheele ambtelijke rapporten in de praeadviezen worden opgenomen, als het College het oordeel, in die stukken en rapporten neergelegd, tot het zijne maakt. Het College bezigt dan soms wel dezelfde bewoordingen als die, welke in de rapporten van het betrokken hoofd van dienst zijn gebruikt. Dat wil daarom nog niet zeggen, dat het College het geheele advies, b.v. van den Directeur der Gemeentewerken, afdrukt; dat zou niet raadzaam zijn. Maar daarom kan het heel wel voorkomen, en dat is natuurlijk herhaaldelijk zoo, dat het voorstel van het College zeer veel overeenkomst vertoont met, soms bijna letterlijk gelijk is aan een advies van den Directeur der Gemeentewerken. Dat beteekent echter niet, dat het College tot systeem heeft, adviezen van hoofdambte naren te publiceeren; het College moet aan zich houden het recht om daaruit te nemen, wat het meent voor zijn rekening te kunnen publiceeren. De heer Groeneveld zegt, dat bij de gewone praeadviezen, het College datgene inlascht, wat het ter toelichtng en ver dediging noodig acht, maar wanneer een raadslid een voorstel maakt, moet hij precies hetzelfde doen. Dat is dus niets bijzonders. Is het College dus alsnog bereid die stukken omtrent het plan-Lammermarkt niet zoek te maken, maar ze te brengen op de plaats, waar zij behooren? Intusschen kan spreker die wijze van behandeling heelemaal niet bevallen; de sociaal-democraten hebben een ernstig voorstel gedaan en daarvan veel werk gemaakt; het College heeft al het mogelijke gedaan, niet om het te bestrijden, maar om het onder de tafel weg te werkendat was de heele tactiek. Dit geval staat niet op zich zelf; voorstellen der sociaal-democraten worden eigenlijk altijd min of meer genegeerd en zoo kapot gemaakt; het College beschouwt de sociaal-democraten nog altijd als eenige van die excentrieke menschen, wier aantal in den loop der jaren wel belangrijk is toegenomen, maar die men toch niet zoo au sérieux behoeft te nemen. Er wordt wel gezegd, dat zij obstructie voeren, maar het lijkt er eerder op, of het omgekeerd is en of de obstructie komt van de Raadsmeerderheid. Voorstellen der sociaal-democraten worden door de Raadsmeerderheid en door het College altijd zoo behandeld, ol dezen obstructie tegen de sociaal-democraten voeren; dezen laten het altijd maar over zich heengaan, maar het College moet toch voor zichtig zijn, want als zij, als sterkste Raadsfractie, die 11 van de 35 leden telt, daaruit eens de consequenties zouden trekken en denzelfden weg zouden inslaan, dan zou Leiden niet meer te regeeren zijn. Spreker blijft er bij, dat het plan-Breestraat niet moet worden uitgevoerd; dat zal de bevolking niet kunnen bevre digen; men krijgt toch niet meer dan een nagemaakten, ouden gevel; het oude is dood en kan alleen nog maar na gemaakt worden. Ook is dat stadhuis al dadelijk te klein, totaal ingebouwd en niet voor uitbreiding vatbaar; bovendien wordt het voor Leiden een buitengewoon kostbare oplossing; het verschil in kosten met het plan Lammermarkt zal ongeveer 1 millioen zijn. Men spreekt daar zoo gemakkelijk over, maar dat beteekent een blijvende last van ƒ1000.per week meer, boven het plan-Lammermarkt; het geeft niets, of men het aflost en spreker vraagt zich af, of dat noodig is. In dezen moeilijken tijd vooral, nu de gemeente-financiën zoo slecht staan, maar toch ook waar op een andere plaats een veel goedkooper en heel geschikt stadhuis is te krijgen, blijft spreker van meening, dat het kostbare plan-Breestraat niet moet worden uitgevoerd. De heer Goslinga doet opmerken, dat uit het betoog van den heer Groeneveld volgt, dat deze ook vóór het plan-Lam mermarkt zou zijn, al was het duurder dan het Breestraat-plan. De heer Groeneveld ontkent dat. Juist omdat zijn fractie het plan-Breestraat zoo kostbaar vond, is zij gaan zoeken naar een ander terrein. De heer Goslinga herinnert er aan, dat de heer Groeneveld heeft gezegd, dat de leden van zijn fractie van den beginne af tegen het plan-Breestraat waren. De heer Groeneveld zegt, te hebben verklaard, dat de leden van zijn fractie al dadelijk hebben laten blijken, dat hun sympathie uitging naar een ander terrein. Op den duur is die sympathie versterkt en tenslotte heeft sprekers fractie haar idee in een voorstel belichaamd. Spreker gevoelt tot heden ten dage niets voor een meer voudige opdracht. Er is gezegd, dat vandaag een knoop zou worden doorgehakt, maar hij vreest, dat daarvan geen sprake zal zijn. Indien aan meerdere architecten zal worden opgedragen plannen te ontwerpen en in te dienen, zal men verder van huis zijn dan men ooit is geweest. Er zal verschil van meening ontstaan over dit plan en over dat plan en vele factoren zullen een rol gaan spelen: persoonlijke invloeden, de politiek, de godsdienst enz. Iedereen bemoeit zich er mee. Van heinde en ver sturen menschen adressen. Het wordt een hopelooze chaos en nog in geen jaren zal er een nieuw stadhuis totstandkomen. Men zal raken in een verwarring, waar niemand meer uit kan komen. Burgemeester en Wethouders hebben dat twee jaren geleden zoo terecht gezegd. Dit was een van de redenen waarom het College geen meervoudige opdracht wilde. Spreker moet ten sterkste ontraden om over te gaan tot een meervoudige opdracht. Men houde zich aan hetgeen aan vankelijk is besloten en noodige den heer Dudok alsnog uit een ander plan te ontwerpen voor een ander terrein, dat spreker heeft moeten aanwijzen, omdat het College dit niet kon vinden. Dit is de vlugste wijze om tot een oplossing te komen en bovendien verdient deze weg aanbeveling, omdat het niet aangaat tegenover den heer Dudok woordbreuk te plegen. De heer Wilbrink gevoelt zich genoopt een paar dingen recht te zetten. De sociaal-democratische fractie heelt ongeveer iedereen, die het niet met haar eens is, beschuldigd van het maken van allerlei kronkelingen ten opzichte van het vraag stuk van den stadhuisbouw. Men heeft vanmiddag geciteerd op een manier, welke spreker niet zonder meer kan laten passeeren. Inderdaad is hij in eerste instantie na sterk wei felen met Burgemeester en Wethouders meegegaan, waar zij voorstelden een enkelvoudige opdracht te geven. Spreker heeft bij vorige gelegenheden reeds deugdelijk ge argumenteerd, dat hij met het vooistel vau het College is meegegaan, omdat Burgemeester en Wethouders pertinent verklaarden, dat alleen zóó een goede oplossing van het vraag stuk mogelijk was, dat alleen daardoor de grootst mogelijke bevrediging zou kunnen worden geschonken. Toen het plan-Dudok met behoud van den ouden gevel aan de orde kwam, en daarnaast nog niet stond een plan met nieuwen gevel, heeft spreker inderdaad een voorstel onder teekend, om het nu eerst eens af te zien, niet omdat spreker het plan in alle opzichten zoo schitterend vond, maar omdat z. i. een geheel nieuw stadhuis aan de Breestraat Ie duur zou worden voor Leiden; dat maakte een verschil van 1 millioen. Spreker heeft toen gezegd: als men nu al overtuigd is, dat Leiden niet 1 millioen meer kan uitgeven voor zijn stadhuis, dan acht ik het niet rationeel een geheel nieuw plan te doen ontwerpen, maar spreker heeft met geen woord gezegd, dat hij zoo dweepte met dat plan. Voorzoover spreker zich over den gevel aan de Vischmarkt heeft uitgelaten, heeft hij niet anders gezegd, dan dat die hem niet bevredigde. Alleen heeft spreker verklaard, niet zooveel voor den ouden gevel te gevoelen, dat hij daaraan het stadhuis zou willen opofferen, zoodat men geen behoorlijke indeeling zou kunnen krijgen. Bij de behandeling van het plan-Dudok hier heeft spreker echter verklaard, dat men nu had een plan met behoud van den ouden gevel, dat evenwel toch een behoorlijke indeeling van het stadhuis had en dat daarom zijn bezwaar om den ouden gevel te behouden, inzooverre vervallen was. Spreker is niet zoo'n groot voorstander van behoud van den ouden gevel, maar hij heeft er ook nooit bezwaar tegen gehad, wan neer daarmede toch een goede oplossing kon worden ver kregen in zooverre is spreker geen oogenblik van opvatting veranderd. Dat was spreker ook niet, toen hij voorstelde, den heer Dudok geen tweede ontwerp te doen maken, omdat men voor 1 millioen minder ook een behoorlijke huisvesting kon krijgen. Spreker heeft zich toen in het publiek over den gevel aan de Vischmarkt niet uitgelaten, omdatde Wethouder, toen spreker hem in een bespreking verklaarde, dat de gevel en de toren hem geen bevrediging schonken, hem gezegd had: U moet het nog eens even aanzien, alvorens Uw oordeel te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 19