402 MAANDAG 2 NOVEMBER 1931. van die ruïne ooit weer een molen te maken. Van de liefde van het College voor molens is dus nooit gebleken; de Raad wil ze behouden, maar het College laat ze verrotten. De vraag is bovendien of de toestand, waarin die molen verkeert, geen gevaar oplevert; er kan iets afwaaien en dientengevolge een ongeluk gebeuren. De molen De Valk verkeert in een eenigszins beteren toe stand, maar hij wordt niet onderhouden. Spreker wil niet beweren, dat het de taak van het College is om die molens, welke niet het eigendom van de gemeente zijn, al staan zij op gemeentegrond, geheel te onderhouden, maar dat het College doet alsof die molens er niet zijn en er geen aandacht aan schenkt, is een ander uiterste. Inderdaad zal volgens het uitbreidingsplan de molen De Valk worden gespaard, maar dan zal hij, volgens datzelfde plan, komen te staan midden in de straat, op een pleintje, met moderne bebouwing, en dan is het toch maar beter hem af te breken, dan om zoo'n afgrijselijke vertooning te maken. Hoe stelt het College zich dien schoonen toestand voor, een oude molen midden tusschen moderne heeren huizen? Volgens den Wethouder is het plan-Lammermarkt niet goedkooper, althans niet belangrijk goedkooper dan hetplan- Breestraat; spreker houdt dat echter vast. Voor het plan- Lammermarkt is onteigening zoo goed als niet noodig; de grond is voor het overgroote deel gemeente-eigendom, terwijl voor het plan-Breestraat zeer groote en kostbare winkelzaken onteigend moeten worden. Voorzoover aan de Lammermarkt nog moet worden onteigend, zal die geen, althans heel weinig vergoeding van bedrijfsschade met zich brengen, wat juist voor de Breestraat de zaak buitengewoon kostbaar maakt. De onteigening van het erfpachtsrecht van Amicitia is bij de raming van kosten niet vergeten, zooals de Wethouder zeide; dat zal geld kosten, maar het zal toch moeilijk te bewijzen zijn, dat de bedrijfsschade voor Amicitia zoo groot is; die is er eigenlijk heelemaal niet; waarschijnlijk werkt die zaak zelfs met verlies. De heer Splinter zeide verder: de heer Dudok was tegen het plan-Lammermarkt en nu kon hem niet opgedragen worden, daarvoor een ontwerp te maken. Dat gaat toch wel wat ver. Wanneer een architect wordt opgedragen, een gebouw te zetten, moet hij zich schikken naar het beschikbare terrein dat is gewoonte; al acht hij het terrein niet zoo geschikt, hij is toch knap genoeg om daarvoor een behoorlijk ontwerp te maken. De heer Splinter beriep zich op de publieke opinie. Inderdaad is de Raad, vooral dadelijk na den brand, overstroomd met adressen, maar het is spreker toch gebleken, dat men daaraan heel weinig waarde kan hechten; ieder wil wat anders; alles door elkaar vormen die adressen een echte Leidsche hutspot, waaruit niemand meer wijs kon worden. Vele honderden, waarvan men het bestaan niet eens kende, waarvan men zich af moet vragen, of zij wel ooit een voet in Leiden hebben gezet, uit alle oorden van het land hebben hun naam onder het een of ander adres gezet; ingezonden stukken zijn er over geschreven in de kranten, maar dat alles heeft niet veel wijzer gemaakt. Maar bovendien, wat voor adressen waren het soms? Van één exemplaar is er een heele stapel gekomen en aan het hoofd van dat adres staat alleen, dat de onderteekenaren aan den Raad verzoeken den stadhuisbouw op te dragen aan een bekwaam architect en dat rekening moet worden gehouden met een bouwstijl, welke ook voor de toekomst de bevolking zal bevredigen. Onder zulk een adres kan iedereen zijn naam zetten. Dit adres bevat eenige honderden handteekeningen. Spreker vraagt, wat men aan zulk een adres heeft. Onder de vele honderden menschen, die het een of ander adres hebben geteekend, waren ook enkelen van sprekers partijgenooten, voor zoover hij heeft kunnen nagaan een drietal, die het met spreker niet eens waren. De heer Splinter heeft dat zorgvuldig uitgezocht. Spreker heeft niet uitgezocht of er onder die vele honderden onderteekenaren ook partij genooten van den heer Splinter waren, die met hem van meening verschilden, omdat dit z. i„ ook al was het 't geval, niets zou beteekenen. Hij begrijpt niet waarom de Wethouder die partijgenooten, die een andere opvatting omtrent het stadhuisvraagstuk hebben dan spreker, tegen hem uitspeelt. Hij zou hetzelfde kunnen doen tegenover den Wethouder. De heer Splinter heeft zich vooral geschaard aan de zijde van sprekers partijgenoot Schaper, die in Het Volk een ingezonden stukje heeft geschreven, waarin hij de sociaal democratische fractie verwijt, dat zij van het stadhuisvraag stuk een partijzaak heeft gemaakt. Waar de heer Splinter zegt, dat men nooit iets half moet citeeren, vraagt spreker of hij ook deze woorden uit het ingezonden stukje van den heer Schaper onderschrijft: Hoogstwaarschijnlijk is hier gekuipt tusschen sommige leden van het dagelijksch bestuur van Leiden en den Minister." De heer Splinter zegt, het daarmede niet eens te zijn, omdat hij weet, dat het niet waar is. De heer Groeneveld merkt op, dat de Wethouder den heer Schaper alleen citeert, voor zoover hij dat noodig heeft. Toch kent de Wethouder het standpunt van den heer Schaper niet. Hij leidt uit het ingezonden stukje van den heer Schaper af, dat deze voorstander is van behoud van den ouden gevel en van den stadhuisbouw aan de Breestraat, maar dit is niet juist. De heer Schaper is :voor afbraak van den ouden gevel, omdat die »dood" is, zooals hij aan spreker schreef en wat hij persoonlijk ook wel eens aan den Voorzitter van den Raad heelt medegedeeld. Maar de zaak staat zoo, dat de heer Schaper den stijl van den heer Dudok verschrikkelijk vindt. Dat is alles wat er aan de hand is. De heer Schaper heeft het recht in een zaak, die toch een quaestie van smaak is, met wien dan ook van meening te verschillen; de heer Schaper heelt groot bezwaar tegen opdracht van den bouw aan den heer Dudok, met wiens stijl hij zich absoluut niet kan ver eenigen; over die quaestie van smaak gaat spreker met den heer Schaper niet debatteeren. Spreker weet niet, waaruit blijkt dat bij een referendum de overgroote meerderheid der bevolking zou zijn vóór het plan-Breestraat; dat is nergens uit gebleken; spreker weet niet of de Wethouder soms met het ei of met kolfiedik werkt en op grond waarvan hij tot die fantasie komt; spreker legt dat naast zich neer door er als zijn meening tegenover te stellen, dat hij van een referendum juist het tegenovergestelde verwacht. Spreker heeft zoo het idee, dat hij de bevolking van Leiden nogal kent. De heer Splinter. Een zeker deel. De heer Groeneveld. Een groot deel! De Voorzitter zeide, dat, vooral door de sociaal-democraten, hier critiek is uitgeoefend, die het College verbitterd heeft en dat zij niet hebben gezocht een geest van samenwerking. Spreker kan dat niet onderschrijven. De sociaal-democraten hebben van den aanvang af naast het College gestaan en met het College gestreden voor de enkelvoudige opdracht aan den heer Dudokhet College heeft hen echter in den steek gelaten zij zijn en blijven nog dezelfden als 2 jaar geleden. Bij het College heeft spreker van een geest van samenwerking niets kunnen bemerken, ook in andere opzichten niet; wanneer men ziet, hoe het College het plan-Lammermarkt heeft ge negeerd en gesluipmoord, dan kan men bij het College geen spoor van waardeering ontdekken voor het werk der sociaal democraten in het stadhuisvraagstukonverschillig of men vóór of tegen hun plan is, dat doet niet terzake, hebben zij toch getoond, deze zaak ernstig op te vatten en er moeite voor te willen doen, niet als partijzaak, maar omdat zij het gemeentebelang aldus zagen en niet anders, üp hun voorstel is tot heden ten dage geen praeadvies; wel is er vanmiddag een mondeling praeadvies van het College op gekomen, maar dat is niet de gewoonte. Alles is aangegrepen om dat plan weg te schuiven; zelfs de bouwvergunning aan Amicitia moest daartoe dienen; andere bouwers moeten maanden wachten op vergunning, Amicitia kon niet wachten, geen dag en geen nacht; daardoor werd het plan-Lammermarkt wel niet geheel weggewerkt, maar toch zeer zeker sterk bena deeld. Vandaag is het voorstel der sociaal-democraten nog niet in de officieele stukken van den Raad verschenen. Spreker moet daarover een enkel woord zeggen. Terwijl nog altijd de meest onbenullige voorstellen, welke bij den Raad worden ingediend, in de Ingekomen Stukken worden opgenomen, is een voorstel, waaraan zooveel zorg is besteed en dat door de sterkste Raadsfractie is ingediend, tot heden uit de olficieele stukken geweerd. Spreker vraagt zich af, of dat wel kan. De Ingekomen Stukken en de Handelingen vormen, zoo niet de geschiedenis van Leiden, dan toch de geschiedenis van den Raad; dat is de groote waarde van die stukken en daarom laat men ze drukken; zij dienen in hoofdzaak daarvoor, dat men later zal kunnen lezen wat omtrent een bepaalde zaak is gebeurd. Nu is dit voorstel verdonkeremaand. Burgemeester en Wethouders hebben het wel laten drukken, maar in een ander formaat dan het gebruikelijke en zij hebben er boven laten drukken, dat het van vertrouwelijken aard was en niet bestemd voor de pers, terwijl er bovendien een stempel van de gemeente Leiden op gedrukt is. Spreker zou gaarne alsnog de toezegging van Burgemeester en Wethouders ontvangen, dat het voorstel in de officieele stukken zal worden opgenomen. Als grootste Raadsfractie kunnen spreker en de zijnen er geen genoegen mede nemen, dat hun voorstel eigenlijk absoluut wordt vernietigd. Zij wenschen zich dezelfde rechten te zien toegekend als den anderen Raadsleden. Spreker zou het voorstel eenvoudig kunnen voorlezen, zoodat de stenografen het opteekenden en het op die manier in de Handelingen van den Raad werd opgenomen,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 18