GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 167 IN»EKOHËir STUKKEK. N°. 273. Leiden, 27 October 1931. De N.V. Leidsche Exploitatie-Maatschappij van Onroe rende Goederen, alhier, heeft de medewerking van de ge meente ingeroepen, ten einde tot exploitatie van aan haar toebehoorende gronden achter den Lagen Morschweg te kunnen geraken. Daartoe is het noodig tot straataanleg c.a. over te gaan op de oppervlakten, welke op de bij dit voor stel overgelegde teekening met bruine kleur en met groene arceeririg zijn aangegeven. De N.V. heeft zich na overleg bereid verklaard overeenkomstig de verordening op den aanleg van straten en wegen deze oppervlakten om niet aan de gemeente in eigendom over te dragen en de kosten van straataanleg e.a. daarop, geraamd op 65.600.ter nadere verrekening in de gemeentekas te storten. Aangezien ons College zich met het thans uit te voeren stratenplan kan vereenigen, bestaat er o. i. aanleiding de gevraagde medewerking in dezen te verleenen. Het komt ons College billijk voor, dat over de voor straat aanleg c.a. gestorte bedragen, voor zoover en zoolang deze nog niet door de gemeente ter bestrijding van de aanleg- kosten zullen zijn aangewend, een rente wordt vergoed, gelijk aan de door de storting voor de gemeente uitge spaarde kasgeldrente. Uiteraard zal deze rentevergoeding in den vervolge in overeenkomstige gevallen eveneens worden verleend. Met verwijzing overigens naar de in de Leeskamer neer gelegde stukken geven wij mitsdien, in overeenstemming met de Commissie van Fabricage, Uwe Vergadering in over weging te besluiten van de N.V. i.eidsche Exploitatie- Maatschappij van Onroerende Goederen, alhier, zonder eenige kosten voor de gemeente in eigendom over te nemen, de op de overgelegde teekening met bruine kleur en met groene arceering aangegeven oppervlakten, met bestemming tot straat enz., zulks onder voorwaarde, dat tevoren in de gemeentekas, ter nadere verrekening, zal zijn gestort een bedrag van 65.600.ter bestrijding van de kosten van straataanleg c.a. op de bedoelde oppervlakten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 274. Leiden, 27 October 1931. Op 19 Augustus 1931 is in werking getreden de wet van 9 Juli 1931 (S. 266) tot wijziging van de Woningwet. Artikel XXXVIII dier wijzigingswet bepaalt, dat de bouw verordeningenvoorzoover zij niet met de gewijzigde Woningwet in overeenstemming zijn, herzien moeten worden binnen 2 jaren na het in werking treden van de wijzigingswet, terwijl binnen 3 maanden na dit tijdstip, derhalve vóór 19 November 1931, ter goedkeuring aan Gedeputeerde Staten moeten zijn aangeboden de voorschriften, regelende het beroep op den Gemeenteraad krachtens lid 4 van het oude artikel 5 (thans artikel 7 lid 1) der Woningwet. Bij gebreke hiervan houden de thans geldende bepalingen dienaangaande op te gelden en worden zij door Gedepu teerde Staten vastgesteld. Op het oogenblik is bedoeld beroep, tezamen met het beroep krachtens het oude artikel 6 (thans artikel 9) der Woningwet en dat tegen beschikkingen betreffende het sloopen en uitbreken van perceelen, geregeld in de artikelen 78 en 79 der verordening op het bouwen en sloopen. In afwachting van de thans door de wet voorgeschreven alge- heele herziening van deze verordening, bieden wij Uw Ver gadering bij dezen de regeling betreffende het beroep ter nadere vaststelling aan. Zooals uit vergelijking van dit voorstel met de thans geldende regeling moge blijken, is deze laatste geheel onge wijzigd overgenomen, op drie uitzonderingen na. Deze uit zonderingen betreffen de volgende punten. In de eerste plaats is ingevolge artikel 7 lid 1 der Woningwet ook beroep toegelaten tegen een besluit van Burgemeester en Wethouders tot aanhouding van hun beslissing overeenkomstig artikel 6 lid 4 dier wet m. a. w. hangende de voorbereiding van de vaststelling van een plan van uitbreiding, van een rooilijn of van een bouwve bod waartoe de wet de gelegenheid biedt Het. is wenschelijk dit geval in de opsomming van artikel 78 der verordening op te nemen (zie onder b). Eveneens dient volledigheidshalve in dat artikel te worden vermeld het geval, dat Burgemeester en Wethouders niet binnen den voorgestelden termijn hun beslissing hebben genomen, in welk geval reeds onder de vroegere regeling waarin bij de wijziging geen verandering is gebracht beroep op den Baad mogelijk was, doch welk geval in artikel 78 der verordening niet voorkwam (zie lid 2 van het voorgestelde artikel 78). En ten slotte is het laatste lid van artikel 79 aangevuld met de woorden „of gegeven beschikking", omdat niet in alle gevallen, waarin het besluit van den B.aad afwijkt van dat van Burgemeester en Wethouders, eerstbedoeld besluit zal strekken tot het verleenen van een vergunning. Met name is in het geval van artikel 78 sub b een weigering der vergunning mogelijk, terwijl in de gevallen sub c en d van vergunning geen sprake is. Overigens blijft de beroepsregeling ongewijzigd. Op grond van het bovenstaande geven wij Dw Vergadering in overweging vast te stellen de volgende VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 12 October 1905 (Gemeenteblad No. 25), op het Bouwen en Sloopen, laatste lijk gewijzigd bij de verordening van 10 November 1924 (Gemeenteblad No. 31). Artikel I. Artikel 78 der bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt: „Van een besluit van Burgemeester en Wethouders, waarbij a. een ingevolge artikel 6 lid 1 der Woningwet of artikel 50 of artikel 68 dezer verordening vereischte vergunning wordt geweigerd of voorwaardelijk verleend, b. de beslissing op een verzoek om vergunning overeen komstig het bepaalde in artikel 6 lid 4 der Woningwet wordt aangehouden, c. krachtens deze verordening nadere eischen of voor schriften worden vastgesteld, d. naar aanleiding van een ingevolge artikel 73 dezer ver ordening vereischte kennisgeving een beschikking of voor schriften worden gegeven, kan degene, te wiens aanzien dit besluit is genomen, binnen 30 dagen, nadat het te zijner kennis is gebracht, bij den Gemeenteraad in beroep komen. Gelijke voorziening is toegelaten, indien Burgemeester en Wethouders op een verzoek om vergunning, als bedoeld in het vorige lid onder a, niet binnen den in artikel 77 lid 6 en 7 aangegeven termijn een besluit hebben genomen." Artikel II. Artikel 79 der bovengenoemde verordening wordt gelezen als volgt „Het beroep wordt schriftelijk bij den Gemeenteraad ingebracht. Binnen 30 dagen, nadat het bij den Gemeenteraad is ingekomen, wordt door dezen een beslissing genomen. De Gemeenteraad kan zijn beslissing echter voor den tijd van 30 dagen verdagen. Yan het besluit van den Gemeenteraad wordt door Burgemeester en Wethouders onverwijld kennis gegeven aan dengene, die het beroep heeft ingesteld. Wijkt het besluit van den Gemeenteraad af van dat van Burgemeester en Wethouders, dan geldt de in het vorige lid bedoelde kennisgeving als een door Burgemeester en Wethouders verleende vergunning of gegeven beschikking." De Commissie voor de Strafverordeningen, A. van de Sande Bakhuyzen, Voorzitter. J. Bool, Secretaris. Aan den Gemeenteraad. N°. 275. Leiden, 27 October 1931. De heffing van schoolgeld voor het Gymnasium en de beide gemeentelijke Hoogere Burgerscholen, geschiedde tot nu toe naar het zuiver inkomen volgens den aanslag in de plaatselijke directe belasting naar het inkomen. Aangezien die belasting door de wijziging van de Gemeentewet is ver vallen is wijziging van de betrekkelijke schoolgeldverorde ningen, met terugwerkende kracht tot 1 September j.L, noodig. Een ingrijpende verandering in het schoolgeld achten wij voor het oogenblik niet gewenscht, omdat daarmede vrij geruime tijd gemoeid zou zijn en daardoor groote vertra ging zou komen in de inning van het schoolgeld.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 4