366 MAANDAG 19 OCTOBER 1931. Nu kan spreker zich voorstellen, dat men zegt: wat het zwaarst is moet het zwaarste wegen; wij moeten een goed Raadhuis hebben en dat kan nergens anders gebouwd worden. Dat is evenwel niet waar; spreker heeft voldoende aangetoond, dat deze plaats zeer slecht is gekozen; het Raadhuis, dat daar komt, zal niet aan de eischen voldoen en kost bovendien 1 of 1| milhoen meer dan volgens het plan der sociaal democraten dat geld wordt onnoodig uitgegeven. De sociaal democraten hebben in den laatsten tijd hunne eischen gematigd en afgezien van voorstellen, alleen maar om het mogelijk te maken, dat het gemeentebestuur de noodige gelden beschikbaar krijgt tot leniging van den nood. Nu komen de sociaal-democraten met een voorstel, dat niet een kleinigheid, maar ontzaglijke bedragen bespaart; spreker heelt met geen woord van den Wethouder van Financiën gehoon), dat hij in dat opzicht iets voor dat voorstel zou gevoelen; de Wethouder heeft gezwegen en wanneer spreker straks komt met voorstellen, die heel wat minder kosten, dan zullen die weer bestreden worden met de woorden, dat spreker wil grabbelen in de schatkist, maar er geen geld in wil brengen. Het voorstel der sociaal-democraten is op een dergelijke onbehoorlijke wijze behandeld, dat zij het vast hebben moeten knoopen aan het voorstel der rechterzijde, waarmede zij het niet eens waren. Uit tactische overwegingen, omdat zij niet wilden, dat hun voorstel ineens onder den voet geloopen werd, hebben de sociaal-democraten zich vastgeklampt aan het voorstel der rechterzijde en daardoor verkregen, dat er tenminste een soort praeadvies over werd uitgebracht. Spreker houdt dus vol, dat het mogelijk is, op de Lammer markt een goed Stadhuis te krijgen, dat aan alle billijke eischen voldoet en dat niet meer kost dan noodig is, waarbij niet onnoodig met geld wordt gesmeten. Spreker meent, dat architect Dudok door het gemeente bestuur van Leiden op bijzonder onbillijke wijze behandeld is. Het College heeft in het begin den heer Dudok met alle kracht verdedigd; het heeft moeite gekost den Raad toen te bewegen den heer Dudok als architect te aanvaarden; de sociaal-demo craten waren het toen met het College eens. Na de aanvallen van verschillende kanten evenwel op zijn plan, waarmede ook de sociaal-democraten wegens enkele bezwaren niet geheel konden meegaan, heeft spieker van het College geen verde diging, althans geen sterke, meer vernomen. Omdat het meent, dat de Raad anders wil, laat het College den heer Dudok nu maar voor een belangrijk deel los; zijn ontwerp blijft bestaan, maar door andere architecten te kiezen wordt meteen gezegd het is totaal onvoldoende en wij moeten wat anders en wat beters hebben. Dat vindt spreker niet in orde; de sociaal democraten hebben, als hun plan verworpen wordt en dat van den heer Dudok daardoor meer op den voorgrond treedt, daartegen ook wel bezwaren, maar spreker heeft toch gelezen, dat de heer Dudok tot overleg bereid is en om, in bepaalde opzichten, desgewenscht zijn plan te wijzigen. Overleg is dus mogelijk en hier wordt nu door Burgemeester en Wethouders, eerst de hartstochtelijke kampvechters voor den heer Dudok, alleen omdat men denkt, dat de Raad iets anders wil, de heer Dudok voor een belangrijk deel prijsgegeven. Spreker acht dat een onbillijke behandeling van een man, die toch voor treffelijk werk heeft geleverd en hij zou gaarne willen, dat de heer Dudok in de gelegenheid werd gesteld zijn krachten ten volle te ontplooien. Zij, die critiek op hem uitoefenen, moeten niet vergeten, dat hij gebonden was aan een ouden gevel en dat een geniale persoonlijkheid, wanneer hij een Raadhuis moet ontwerpen en hij krijgt daarbij één kant, die moet blijven staan, aangegeven, daardoor ontzaglijk wordt beperkt in de ontplooiing van zijn vermogens. Hoewel de heer Dudok het niet met de sociaal-democraten eens was, spijt het spreker, dat de Raad hem geen gelegenheid heeft gegeven zijn krachten te ontplooien voor een Raadhuis op een vrij terrein. Spreker blijft dus met kracht verdedigen het voorstel der sociaal-democraten; hij acht het in het belang van Leiden, dat men krijgt een goed Raadhuis op een goede plaats, dat niet te veel zal kosten, hetgeen men bereikt, wanneer men er toe over zal kunnen gaan, als plaats daarvoor aan te wijzen de Lammermarkt. De heer Schüller zal allereerst de voor hem onbegrijpe lijke en ook ongemotiveerde houding van het College inzake enkelvoudige en meervoudige opdracht aan een nadere be schouwing onderwerpen. Wanneer men de argumenten in Ingekomen Stuk No. 247 van 1931, leest, dan vraagt men zich af, welke geheime machten hier aan het werk geweest zijn, die in staat zijn geweest, het geheele College in het stof der aarde te doen buigen en stamelend te doen uitspreken: zegt U maar, wat het moet worden. Men is in zake het voeren van zijn beleid van het College al heel wat gewend, maar dat Burgemeester en Wethouders zich ook nog als harlekijns laten gebruiken, is toch wel het toppunt van wanbeleid. Er is aan een touwtje getrokken en het College is als een pias gaan werken: spreker zal dat met bewijzen staven. In Ingekomen Stuk No. 247 van 1931, leest spreker over het vraagstuk van enkelvoudige of meervoudige opdracht niet meer dan het volgende: »Thans willen wij nog enkele woorden wijden aan het onderdeel van het voorstel, waarin wordt aanbevolen nog enkele door Uwe Vergadering aan te wijzen architecten uit te noodigen, plannen voor den bouw van het nieuwe Raadhuis te ontwerpen. Nu aangenomen mag worden, dat de meerder heid van (Twe Vergadering geene beslissing wenscht te nemen over het al dan niet aanvaarden van het door den heer Dudok in Augustus van het vorige jaar ingediende plan, alvorens door nog eenige andere door den Raad nader aan te wijzen architecten plannen zijn ontworpen en bij U ingediend, is ons College bereid de daartoe noodige voorstellen samen te stellen en zoo spoedig mogelijk na aanneming van de in dit praeadvies gedane voorstellen bij U aanhangig te maken." Dat is in het praeadvies verwerkt, maar spreker wil wijzen op iets, dat daarmede verband houdt en voorkomt in een nota, welke in de Commissie van Fabricage is behandeld, maar waaromtrent spreker niet duidelijk is geworden van wien zij afkomstig was. Van vele zaken in verband met het stadhuisvraagstuk, welke de Commissie van Fabricage te behandelen heeft gekregen, was de herkomst niet duidelijk. Als er in de Commissie een nota kwam, wisten de leden nooit van wien of wie die kwam, van den Wethouder of van Burgemeester en Wethouders. Boven het stuk, waarom het thans gaat, staat alleen: »nota'\ Op sprekers vraag, van wien die nota was, antwoordde de Wethouder: dat is mijn nota, ik heb mijn gedachten op papier gezet, opdat de heeren er thuis eens over konden nadenken. Spreker vroeg daarop, of de Commissie een advies gaf aan den Wethouder dan welaan Burgemeester en Wethouders, en toen kwam het er schoor voetend uit: nu ja, het is een denkbeeld van Burgemeester en Wethouders en daarover moet de Commissie van Fabricage maar een advies geven! In dit praeadvies van Burgemeester en Wethouders staat omtrent de kwestie van een enkelvou dige of een meervoudige opdracht een andere clausule dan in die nota. Spreker heeft daarop gewezen en de Wethouder heeft er goede nota van genomen. De heer Splinter voegt spreker toe, dat hij dat altijd doet. Spreker geeft toe, dat de Wethouder, als hij denkt dat de sociaal-democraten er weieens op terug kunnen komen, het heel handig laat veranderen. In die nota staat het volgende: «Ten slotte is te beslissen over de vraag, of overeenkomstig het voorstel—Wilmer c. s. alsnog enkele architecten zouden moeten worden uitgenoodigd een plan in te dienen, alvorens over het planDudok een beslissing wordt genomen. «Deze vraag wordt, nu wel duidelijk is gebleken, dat de meerderheid van den Raad zulks wenschelijk acht, bevesti gend beantwoord." Spreker heeft aan den wethouder gevraagd, waarop Bur gemeester en Wethouders die clausule grondden. Men vergete niet, dat Burgemeester en Wethouders, toen zij op 18 November 1929 hun voorstel indienden, nadrukkelijk hebben geweten, dat er ook toen reeds een meerderheid.in den Raad was voor een meervoudige opdracht. Desniettegenstaande komen zij in een Ingekomen Stuk met een voorstel tot het geven van een enkelvoudige opdracht. Spreker zal de argumenten, welke Burgemeester en Wethouders in dat Ingekomen Stuk aan voeren voor het geven van een enkelvoudige opdracht, tendeele voorlezen. Hij leest in dat stuk het volgende: «Langer hebben wij stil gestaan bij het systeem van de besloten prijsvraag of meervoudige opdracht. Hierover kan verschillend worden gedacht. De Bond van Nederlandsche Architecten verklaart zich een voorstander van dit stelsel. Toch schijnt hij daaraan in het geval van het Leidsche Raad huis een beperkte toepassing te willen geven in zooverre als de Raad zich voorstelt, dat van het in zijn advies genoemde zes-tal architecten slechts enkelen tot het maken van plannen zullen worden uitgenoodigd, in verband waarmee de namen der architecten dan ook vermeld zijn in volgorde van voorkeur. »Tegen dit stelsel bestaan dan ook, naar de meerderheid der Commissie van Fabricage in haar advies uiteenzet, gegronde bedenkingen. Een meervoudige opdracht toch zal gebaseerd moeten zijn op een vrij uitvoerig en voor alle mededingende architecten gelijkelijk geldend program van eischen, hetwelk ter wille van de gelijkheid der kansen, nadat het eenmaal is vastgesteld, niet meer veranderd kan worden totdat de plannen zijn ingediend, en waarover de uitgenoodigde architecten, wanneer zij eenmaal aan het werk zijn gegaan, niet meer met het gemeentebestuur van gedachten kunnen wisselen. «Hiertegen mogen nu in andere gevallen geen bezwaren hebben bestaan, in het geval van het Leidsche Raadhuis be staan die naar onze meening wel. De opstelling van een ge detailleerd program van eischen zou een beslissing noodig maken in tal van vragen, welke juist open behooren te blijven, en waarover men juist het advies zal verlangen van den uit te noodigen architect. Ook in geval van enkelvoudige opdracht zal de architect natuurlijk van bepaalde gegevens omtrent

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 8