362 MAANDAG 19 OCTOBER 1931. En verder: »Ik kan moeilijk iets toevoegen aan hetgeen ik in eerste instantie heb gezegd. De heer van Eek heeft gezegd, dat de voorwaarden onaannemelijk waren voor Leiden; dat zat na tuurlijk in den prijs, dien men te hoog achtte, maar als de Provincie heden zou verkoopen den grond, die aan Leiden is aangeboden, dan zou de Provincie minstens ƒ100.000. meer maken dan den prijs, waarvoor de grond aan Leiden is geoffreerd. Dat is, dunkt mij, nogal van groote beteekenis." Het antwoord van wethouder Splinter op sprekers vragen is met deze mededeeling van den heer Borghols in flagranten strijd. Die mededeeling, door een officieel persoon in een officieel lichaam gedaan, kan niet terzijde worden geschoven. Spreker wil gaarne van het College vernemen, watjuistisen wat niet juist is. Waar het lid van Gedeputeerde Staten heeft gezegd, dat de provincie voor dien grond 100.000.meer kan maken dan waarvoor deze aan de gemeente Leiden is aangeboden, vraagt spreker, waarom die grond indertijd niet door de ge meente Leiden is gekocht. Hij staat in deze niet alleen, want twee andere Raadsleden hebben, zij het in andere functie, hun afkeuring uitgesproken over de houding van Burgemeester en Wethouders ten aanzien van dezen grondaankoop. De Wethouder beweert, dat de gronden te koop stonden en daardoor de aandacht van Burgemeester en Wethouders er op is gevallen. Volgens de mededeeling van het lid van Gedeputeerde Staten, den heer Borghols, is dit niet juist; want deze heeft in de vergadering van de Provinciale Staten gezegd, dat deze gronden te koop zijn gezet, nadat met de Gemeente Leiden geen over stemming was bereikt. De heer Splinter wil nog even uitleggen, hoe de zaak is geloopen. De grond aan den Hoogen Rijndijk stond te koop; hij was dus voor iedereen te koop. In dit opzicht is hetgeen in het verslag van het verhandelde in de Provinciale Staten staat onjuist. Toen het College zag, dat de provincie hare gronden aan het Rijn-Schiekanaal wilde verkoopen, vond het daarin aan leiding, bij een bezoek aan den hoofdingenieur voor een andere zaak, te vragen, wat men met die gronden van plan was; de Voorzitter was bij dat bezoek aanwezig. De hoofd ingenieur zeide toen, een bod van 2 ton in overweging te willen nemen, maar een formeele aanbieding van Gedepu teerde Staten heeft het College nooit ontvangen; alle onder handelingen zijn uit den koker van het College gekomen en niet van Gedeputeerde Staten, want die gronden waren reeds openbaar te koop aangeboden. Nu kan spreker best begrijpen, dat Gedeputeerde Staten, blijkens het officieele verslag, van de finesses niet zoo op de hoogte waren. Het bedrag van 2 ton kwam neer op ruim ƒ4.— per M8. voor het sport terrein. Bij den laatsten aankoop van grond is bezwaar gemaakt tegen den prijs van ƒ2.50 per M8. en het is dus zeer logisch, dat Burgemeester en Wethouders op den prijs van ƒ4.per M8. niet zijn ingegaan. De heer Schüller zegt, dat de Wethouder tot 2 maal toe gezegd heeft, dat het onjuist is, waarmede hij tevens een zeer hoogstaand persoon, een lid van Gedeputeerde Staten, be schuldigt. De heer Splinter heeft dat lid van Gedeputeerde Staten niet beschuldigd, maar heeft gezegd, dat hij kan begrijpen, dat de zaak aan Gedeputeerde Staten niet meer duidelijk voor den geest staat. De heer Schüller zegt, dat in deze tegenover elkaar staan de Wethouder van Openbare Werken en het lid van Gede puteerde Staten. Indien Gedeputeerde Staten nu zouden zegger, die Wethouder weet er niels van, dan zou de Raad zeggen: wat is dat dan voor een Wethouder, die er niets van weet. Het is wel eigenaardig, dat een lid van Gedeputeerde Staten, dat speciaal deze zaken moet behartigen, niet van de finesses op de hoogte zou zijn; dat moet de heer Splinter den Raad niet wijs maken. Dat lid van Gedeputeerde Staten zal wel zorgen, behoorlijk op de hoogte te zijn; die heeft een naam te verliezen. Het is spreker onbegrijpelijk, dat Gedeputeerde Staten van de gemeente ƒ4.vroegen, terwijl zij het nu aan particulieren verkocht hebben voor ƒ1.70. De heer Splinter zegt, dat het nu gaat over den grond aan de Wilhelminabrug. De heer Schüller zegt, dat volgens het officieele Verslag, dat dan ook onjuist zou zijn, aan de gemeente alles gepre senteerd is. De heer Splinter heeft gezegd: voor 2 ton; daarbij was inbegrepen het stuk aan het eind bij de sloot, dat nu ver kocht is. De heer Schüller zegt, dat de Wethouder zooeven beweert, dat het alleen maar de grond was aan de Wilhelmina brug, en nu weer mededeelt, dat het meerdere gronden waren, waarbij ook het stuk aan het eind bij de sloot, dat nu verkocht is, in totaal voor 2 ton. Ook ontkent de Wethouder, dat, als die grond op dit oogen- blik tegen denzelfden prijs aan particulieren zou worden verkocht, de provincie 100.000.meer zou krijgen dan zij van de gemeente Leiden zou hebben ontvangen. Het verwondert spreker, dat hier namens het College wordt verklaard, dat in die vergadering der Provinciale Staten onjuistheden zijn medegedeeld. Hij vindt dat zeer ernstig. Hij behoeft het zich niet aan te trekken, als een lid van Gedepu teerde Staten wordt beschuldigd onjuistheden gezegd te hebben; genoemde heer zal zich zelf wel verdedigen. Voor hem gaat het alleen om de vraag, of Gedeputeerde Staten, dan wel Burgemeester en Wethouders juist zijn in hun mededeelingen. De heer Splinter voegt spreker toe, dat hij dan Gedepu teerde Staten hier moet halen. Spreker meent te mogen aannemen, dat de Wethouder van Fabricage van Leiden zijn zaken serieus behandelt en niet een Raadslid, dat aan het woord is, door kinderachtige interrupties in de rede tracht te vallen. Is het de bedoeling spreker belachelijk te maken, dan ligt daarin voor spreker het bewijs, dat de Wethouder tegen sprekers argumenten niet op kan. De Wethouder moest zijn waardigheid hooghouden. De heer van Es: En gij de uwe als Raadslid. De heer Schüller zegt, dat hij dit beter doet dan de heer van Es, die in den Raad over zaken spreekt, waar hij geen verstand van heeft en met nietszeggende argumenten zijn houding poogt goed te prater. Spreker geeft hier het bewijs, dat hij de zaken in den Raad beter behandelt dan de heer van Es door officieele gegevens te verstrekken en bij zou gaarne zien, dat de Wethouder er officieele gegevens tegenover stelde. Laat de Wethouder, indien er onderhandelingen zijn gevoerd, de officieele stukken voor de Raadsleden ter inzage leggen! De Wethouder heeft niet gesproken van de berekening van den Directeur van Gemeentewerken, aan wien een opgave is gevraagd, welke opgave te hoog werd gevonden. Welke prijs is geboden? Toen spreker deze zaak aan de orde stelde, heeft hij gedacht, dat het hier precies eender zou gaan als het altijd gaat bij grondaankoopen bij »Zuiderzicht" ging het ook zoo: of het goed is ot niet, de rechterzijde steunt nu eenmaal Burgemeester en Wethouders door dik en dun. Men denkt niet aan de mogelijkheid, dat Burgemeester en Wethouders zich hebben vergist of, om het zachter te zeggen, iets over het hoofd hebben gezien en daardoor tot een verkeerd besluit zijn gekomen, neen, er wordt direct gezegd, dat Burgemeester en Wethouders het aan het rechte eind hebben en dat de sociaal-democraten altijd zitten te ziften en critiek uit te oefenen. Sprekers partijgenooten hebben ook in de vergadering vau Provinciale Staten critiek uitgeoefend en Gedeputeerde Staten hebben geantwoord, dat Burgemeester en Wethouders van Leiden laksch zijn geweest en de zaak niet behoorlijk hebben behandeld. Spreker wenscht geen genoegen te nemen met een praatje in de ruimte van de zijde van het College. Laten Burge meester en Wethouders, zegt spreker, de officieele stukken ter visie leggen, dan kunnen de Raadsleden later op de zaak terugkomen. Het is voor de rechterzijde gemakkelijk bij een stemming de sociaal-democraten weg te stemmen; dit is ook bij »Zuiderzicht" gebeurd. Dat zal men nu ook weer hier zien de macht stelt men hier boven het recht. Laat men eens het recht ook zijn gang laten gaan. De heer Splinter begrijpt niet, dat de heer Schüller zich zoo opwindt. De heer Schüller weet heel goed, dat spreker hem niet belachelijk wil maken. De heer Schüller gebruikt altijd groote woorden. Nu zou spreker moeten overleggen officieele stukken, maar die heeft het College nooit gehad en hoe kan spreker ze dan overleggen? Spreker heeft nooit een rapport van den Directeur van Gemeentewerken over deze aangelegenheid gehadhoe Gedeputeerde Staten daaraan komen is sp.eker onbegrijpelijk. Wanneer de heer Schüller Gedepu teerde Staten wel gelooft, maar het College niet, dan is dat voor zijn verantwoording, maar niet voor die van Burge meester en Wethouders. De Voorzitter is bij dat onderhoud met den hoofdingenieur tegenwoordig geweest en beaamt volkomen hetgeen de heer Splinter daaromtrent gezegd heeft. Er is geen schijn of schaduw van, dat de provincie dezen grond aan de gemeente te koop zou hebben aangebodenhij stond te koop en toen spreker toevallig, met den heer Splinter, eenige dagen later bij den hoofdingenieur niet bij het lid van Gedeputeerde Staten was, bleek,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 4