GEMEENTERAAD VAN LEIDEN.
145
OfGEEO9IEK KTt KHEI.
N°. 226. Leiden, 11 September 1931.
Volgens den daarvoor vastgestelden rooster zullen met
1 October 1931 aftreden de leden van ons College Prof. Dr.
P. C. T. van der Hoeven en Dr. W. P. Jorissen. Voor de
vervulling van de aldus ontstaande vacaturen doen wij Uwe
Vergadering bij dezen de volgende aanbevelingslijsten toe
komen
A. Vacature Prof. Dr. P. G. T. van der Hoeven:
1. Prof. Dr. P. C. T. VAN DER HOEVEN;
2. Prof. Dr. J. H. ZAAIJER.
B. Vacature Dr. TV. P. Jorissen:
1. Dr. W. P. JORISSEN;
2. Dr. C. A. CROMMELIN.
Wij hebben de eer Uwe Vergadering te verzoeken tot
benoeming, met ingang van 1 October 1931, van twee leden
van ons College over te gaan.
Curatoren van het Gymnasium te Leiden,
P. C. T. van der Hoeven,
Voorzitter.
J Bool Secretaris.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
N°. 227. Leiden, 17 September 1931.
Wegens toeneming van het aantal klassen aan de Hoogere
Burgerschool voor Meisjes is het noodig, dat aan die
inrichting van onderwijs voor den duur van den cursus
19311932 een tijdelijke leerkracht in het Nederlandsch
wordt aangesteld.
In verband daarmede en met verwijzing naar de bij de
stukken in de Leeskamer ter inzage gelegde adviezen van
de Commissie van Toezicht op- en den Inspecteur van het
Middelbaar Onderwijs, geven wij Uwe Vergadering in over
weging den heer Drs. A. van Slooten, tijdelijk leeraar aan
het Gymnasium, voor den duur van den cursus 19311932
te benoemen tot tijdelijk leeraar in het Nederlandsch aan
de Hoogere Burgerschool voor Meisjes.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 228. Leiden, 17 September 1931.
In verband met de uitbreiding van de school, verbonden
aan het gesticht „Voorgeest" te Oegstgeest, met een derde
afdeeling, een zoogenaamde voorbereidende klasse, waarin de
kinderen met elementaire verstandsoefeningen en vaardig
heidsoefeningen worden beziggehouden en waar zoo mogelijk
nog iets wordt gedaan aan lezen, schrijven en rekenen, werd
in 1929 de aan die school verbonden adjunct-fröbelonderwij
zeres, Mej. M. de Wekker met goedvinden van den In
specteur van het Buitengewoon lager onderwijs vooreen
proeftijd van één jaar aangesteld tot tijdelijk fröbelonder
wijzeres aan die inrichting.
Omdat Mej. de Wekker niet in het bezit is van de ver-
eischte bevoegdheid, werd voor hare aanstelling vrijstelling,
als bedoeld in artikel 11, 6e lid, van het Kon. besluit van
22 October 1923 (Stsbld. 489) aan den Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen gevraagd en verkregen.
In 1930 werd die proeftijd met één jaar verlengd, opdat
Mej. de Wekker gedurende dien tijd in de gelegenheid zou
zijn de akte als fröbelonderwijzeres te behalen. Zulks bleek
echter niet mogelijk, zonder dat Mej. de Wekker haar werk
aan de school „Voorgeest' onderbrak; met het oog op een
en ander zag zij zich genoodzaakt van het volgen van een
cursus tot opleiding voor de akte fröbelonderwijzeres af
te zien.
De Minister van Onderwijs, hierover ingelicht, verleende
daarop voor Mej. de Wekker, voor zoolang zij aan de
school van het gesticht „Voorgeest"' verbonden blijft, vrij
stelling van den eisch gesteld in het 5e lid van artikel 11
van het hiervoren aangehaald Koninklijk besluit.
Volgens dit Koninklijk besluit moeten weliswaar bij het
buitengewoon lager onderwijs in den regel bepaalde bevoegd
heden van de leerkrachten worden geëischt, waarom het dan
ook begrijpelijk 4s, dat het bestuur van de Afd. 's Gravenhage
en Omstreken der Vereeniging van Onderwijzers en Artsen,
werkzaam aan Inrichtingen voor Onderwijs aan achterlijke
en zenuwzwakke kinderen, in zijn hierbij overgelegd adres ver
zoekt, om alleen wettelijk bevoegde leerkrachten te benoe
men, doch daar tegenover staat, dat in het hiervoren aan
gehaalde Koninklijk besluit opzettelijk de mogelijkheid is
geopend, om van dezen regel af te wijken, teneinde de
gelegenheid te laten iemand, die in de praktijk heeft be
wezen voor de taak van opvoed(st)er van abnormale kin
deren eene bijzondere begaafdheid te bezitten, voor benoeming
in aanmerking te doen komen.
Nu zoodanig geval hier aanwezig is, meenen wij met
afwijking van het bepaalde in artikel 36, 8e lid der Lager
Onderwijswet 1920 voor de benoeming van een fröbelonder
wijzeres aan bedoelde school in dezen te kunnen volstaan
met voordracht van genoemde tijdelijke leerkracht.
Op grond van een en ander en met verwijzing naar de
in de Leeskamer ter inzage gelegde stukken, geven wij Uwe
Vergadering mitsdien in overweging:
a. te benoemen tot fröbelonderwijzeres aan de school ver
bonden aan het gesticht „Voorgeest", Mej. M de Wekker,
thans tijdelijk als zoodanig werkzaam;
b. het adres van de Afdeeling 's Gravenhage en Omstreken
der Vereeniging van Onderwijzers en Artsen, werkzaam aan In
richtingen voor Onderwijs aan achterlijke en zenuwzwakke
kinderen, voor kennisgeving aan te nemen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
's-Gravenhage, 30 Juli 1930.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, de Afdeeling
's-Gravenhage en Omstreken der Vereeniging van Onder
wijzers en Artsen, werkzaam aan Inrichtingen voor Onderwijs
aan achterlijke en zenuwzwakke kinderen (goedgekeurd bij
Koninklijk Besluit van 23 Juli 1904, No. 73),
dat zij op de gronden, vermeld in nevensgaande Memorie
van Toelichting, Uw College verzoekt te willen bevorderen,
dat voor het geven van onderwijs aan inrichtingen voor
onderwijs aan zwakzinnigen, dus ook voor bezinkingsklassen
(klassen voor imbecillen), alléén benoemd worden leer
krachten, die in het bezit zijn van wettelijk voorgeschreven
onderwijzersbevoegdheden.
Hetwelk doende enz.
Het Bestuur voornoemd,
P. v. d. Waals, Voorzitter.
J. Martens, 2e Secretaresse.
Laan van Eik en Duinen 108.
N°. 229. Leiden, 17 September 1931.
Bij zijn hiernevens gaand schrijven verzoekt Dr. G. J.
Thierry hem onslag te verleenen als leeraar in het
Hebreeuwsch aan het Gymnasium.
Aangezien tegen inwilliging van dat verzoek bij ons College
geen bezwaar bestaat, geven wij Uwe Vergadering in over
weging aan den heer Dr. G. J. Thierry, met ingang van een
nader door ons College te bepalen datum, eervol ontslag te
verleenen uit zijne betrekking van leeraar in het Hebreeuwsch
aan het Gymnasium.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 1 Sept. 1931.
Zoeterwoudsche Singel 11.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Ondergeteekende, leeraar in het Hebreeuwsch aan het
Gymnasium van Leiden, verzoekt beleefd, hem eervol ontslag
te verleenen uit genoemde betrekking.
G. J. Thierry.