123 spoedig mogelijk te zijner kennis te brengen, aangezien het gebouw aan de Breestraat uiterlijk op 1 Mei 1932 moest zijn ontruimd en met den bouw van de nieuwe sociëteit uit den aard der zaak nog al eenige tijd gemoeid zou zijn. In dat praeadvies wezen wij er toen op, dat de ingezonden gevelteekeningen, ook naar het oordeel van de Commissie van Fabricage, voor goedkeuring in aanmerking kwamen en dat het zich liet aanzien (de officieele bouwaanvrage was destijds nog niet ingekomen), dat ook de bouwvergunning niet zou kunnen worden geweigerd, zonder in strijd met recht en billijkheid te komen, 't Leek ons dus zaak ten spoedigste te beslissen, of bet terrein aan de' Steenstraat, hetwelk ingevolge raadsbesluit van 14 Februari 1918 (Ingek. Stukken "No. 27) voor den tijd van 85 jaren, alzoo tot het jaar 2003, aan de sociëteit „Amicitia" in erfpacht was ge geven, al dan niet mede voor den Stadhuisbouw zou worden ingenomen. Meende men toch, dat dit het geval moest zijn, dan zouden o. i., voordat met den bouw van de nieuwe sociëteit een aanvang werd gemaakt, met het bestuur van „Amicitia" onderhandelingen moeten worden geopend, teneinde de voorwaarden te vernemen, waaronder de sociëteit bereid zou zijn van haar eifpachtsrecht af te zien, terwijl de gemeente bij het niet bereiken van overeenstemming tot onteigening hare toevlucht zou moeten nemen. In Uwe Vergadering van 8 Juni 1931 werd ons des betreffend voorstel echter aangehouden, zoodat een be slissing ter zake achterwege bleef. Het bestuur der sociëteit heeft inmiddels bij missive van 18 Juni 1931 de ingevolge de verordening op het bouwen en sloopen vereischte bouwaanvrage ingediend en aangezien, gelijk gezegd, tegen de ontworpen gevels uit een aesthetisch oogpunt geen bezwaar bestaat en de vergunning ook niet op grond van de bepalingen van de zoo evengenoemde verordening kan worden geweigerd, is ons College derhalve thans verplicht toestemming tot den bouw te verleenen Volledigheidshalve voegen wij hier nog aan toe, dat een door de Commissie van Fabricage geopperd denkbeeld, of het niet mogelijk zou zijn een ruiling tot stand te brengen, waarbij „Amicitia" in plaats van haar tegenwoordig erfpachts terrein het driehoekige terrein, gelegen tusschen de Bijns- burgersingelgracht, de geprojecteerde rooilijn van den nieuwen verkeersweg en de grens van het terrein van den molen „de Valk", in erfpacht zou verkrijgen, welk denkbeeld wij, niettegenstaande het door ons College niet wordt ge deeld, toch gemeend hebben ter kennis van het bestuur van „Amicitia" te moeten brengen, blijkeDS bericht van het bestuur noch zijne instemming, noch die der algemeene ledenvergadering mocht hebben. Intusschen is wel in een ander opzicht wijziging van de tegenwoordige begrenzing van het erfpachtsterrein gewenscht. Volgens het ontwerp-uitbreidingsplan is n.l. ten noorden van het sociëteitsgebouw voor genoemden verkeersweg, als onderdeel van de hoofdverbinding OostWest, een over kluizing van den Bijnsburgersingel geprojecteerd ter breedte van 20 M., ten behoeve waarvan mede moet worden be schikt over het op de overgelegde kaart groen gearceerde gedeelte van den aan „Amicitia" in erfpacht gegeven grond, voor zoover gelegen binnen de weggrens. De Eerste Binnenvestgracht wordt daarentegen bij het ontwerp uitbreidingsplan op de bestaande breedte gehand haafd; de op de teekening rood gearceerde grond, waarvan „Amicitia" bij het erfpachtscontract het kosteloos gebruik werd gelaten tot uiterlijk 1 Januari 1925 (op een gedeelte ervan staat de kegelbaan) en die nog steeds bij haar in feitelijk gebruik is, heeft de gemeente dus niet voor weg- verbreeding noodig en kan daarom weder bij den erfpachts- grond worden gevoegd, evenals de ten westen en het oosten daarvan gelegen strookjes, met gele kleur aangeduid. Teneinde de verwezenlijking van het uitbreidingsplan ter plaatse te zijner tijd te vergemakkelijken en het verkrijgen van een regelmatigen toestand aldaar te verzekeren, stelden wij het Sociëteitsbestuur behoudens goedkeuring van Uwe Vergadering, voor, om met wijziging van het erfpachts contract, beide grondstrooken te ruilen. De geldende erf pachtscanon kon daarbij dezelfde blijven, aangezien de totale oppervlakte bij deze ruiling weinig verandering onderging. Het bestuur ging met deze wijziging van den erfpachts- grond accoord, terwijl voorts nog overeenstemming werd verkregen omtrent de volgende punten. In het gewijzigde erfpachtscontract zal de bepaling worden opgenomen, dat het bestaande sociëteitsgebouw wordt ge sloopt en op het in erfpacht uitgegeven terrein binnen een nader overeen te komen termijn een nieuw sociëteitsgebouw wordt opgericht, overeenkomstig plannen, die zoowel wat gebouw en aanhoorigheden als de plaatsing betreft, de goedkeuring van ons College behoeven. Bij de plaatsing van het gebouw zal uiteraard rekening moeten worden gehouden met den nieuwen vorm van het erfpachtsterrein. Vermits bij den nieuwen toestand het uiterlijk van de tegenwoordige kegelbaan niet past, althans wat den gevel aan de Eerste Binnenvestgracht betreft, neemt „Amicitia" de verplichting op zich binnen 10 jaren dit gebouwtje te wijzigen volgens plannen, die uit een oogpunt van uiter- lijken welstand aan de goedkeuring van ons College zijn onderworpen. Het parkeeren van de automobielen der sociëteitsbezoekers zal voortaan op het erfpachtsterrein zelf moeten geschieden, aangezien, nu de Binnenvestgracht niet wordt verbreed, op de openbare straat daarvoor geen voldoende gelegenheid zal zijn. Voorts moet het politieposthuis aan de Steenstraat ver dwijnen. In afwachting van het vinden van een andere ge schikte plaats kan dit posthuis voorloopig nog blijven staan, totdat het nieuwe sociëteitsgebouw in gebruik wordt genomen. Ten slotte zal de aan de erfpacht te onttrekken grond, zoolang deze voor den beoogden wegaanleg nog niet noodig is, bij „Amicitia" in gebruik worden gelaten, echter met dien verstande, dat de gemeente steeds het recht heeft het gebruik te doen eindigen. De meerderheid van de Commissie van Fabricage heeft, blijkens het in de Leeskamer ter visie liggend rapport, geen bezwaar tegen den bouw van de sociëteit ter plaatse en meent, dat deze (op het ongewijzigde terrein) in elk geval niet zou kunnen worden tegengehouden, te minder nu het gebouw aan - de Breestraat met 1 Mei 1932 moet zijn ont ruimd, terwijl een lid der uit twee leden bestaande minder heid, de practische moeilijkheden erkennend, zich ten slotte niet verder tegen den bouw zou willen verzetten. Onder verwijzing naar de verder overgelegde stukken, geven wij Uwe Vergadering alsnu in overweging te besluiten medewerking te verleenen tot de hieronder aangegeven wij ziging van de tusschen de gemeente Leiden en de sociëteit „Amicitia" bij akte van 4 Mei 1918 aangegane overeenkomst inzake de uitgifte in erfpacht van een gedeelte grond nabij de Eijnsburgerbrug aan genoemde Sociëteit, zulks onder handhaving overigens van de bepalingen dezer overeenkomst: a. aan de sociëteit „Amicitia" wordt voor den nog loopenden duur van het erfpachtscontract, in plaats van het daarin genoemde terrein, in erfpacht gegeven het perceel grond, groot 1430 M.a, deel uitmakend van de kadastrale perceelen gemeente Leiden Sectie A, Nis 1231, 1232 en 1118, op de kaart met een roode lijn omgeven, zulks ingaande op een door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum; b. het bestaande sociëteitsgebouw wordt gesloopt en op het in erfpacht uitgegeven terrein wordt binnen een door Burgemeester en Wethouders nader met de sociëteit overeen te komen termijn een nieuw sociëteitsgebouw opgericht, overeenkomstig plannen, die zoowel wat gebouw en aan hoorigheden als de plaatsing betreft, de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders behoeven. Gelijke goedkeuring is vereischt bij aan- her- en bijbouw of vernieuwing. Op het terrein zullen zonder vergunning van Burgemeester en Wet houders geen an deie opstallen dan het sociëteitsgebouw met aanhoorigheden en de sub c genoemde kegelbaan mogen worden opgericht; c. indien een nieuwe kegelbaan mocht worden gebouwd, hetzij op de plaats van de tegenwoordige baan, hetzij op een andere plaats van het erfpachtsterrein, zal de bouw moeten geschieden volgens plannen, die aan de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders zijn onderworpen. Mocht niet tot den bouw van een nieuwe kegelbaan worden overgegaan, dan zal binnen 10 jaren, te rekenen vanaf een door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum, het gebouwtje der tegenwoordige kegelbaan volgens plannen, die uit een oogpunt van welstand eveneens aan de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders zijn onder worpen, worden gewijzigd. Gelijke goedkeuring is vereischt bij lateren aan- her- en bijbouw of vernieuwing; d het p.rrkeeren van de automobielen der sociëteitsbezoe kers zal niet op de openbare straat mogen geschieden, doch daarvoor zal op het erf pachts terrein zelf voldoende ruimte aanwezig moeten zijn; e. aan de sociëteit wordt het kosteloos gebruik van den aan de erfpacht te onttrekken grond, op de kaart met groene arceering op bruine kleur aangegeven, tot weder opzegging gelaten. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 5