120
Uit den aard der zaak zon dit he.t beste kunnen geschieden
door uitbreiding van het aantal leden der commissie, aan
gezien het aanbeveling verdient, dat, de commissie zegt het
terecht, ten minste twee leden van den Eaad deel blijven
uitmaken van de Commissie.
In afwachting van de in de verordening aan te brengen
wijzigingen met het oog op de onlangs in werking getreden
herziening van de Gemeent*wet, geven wij U daarom thans
in overweging te besluiten, dat met ingang van 1 Septem
ber 1931 en wel in afwijking van het bepaalde in de ver
ordening van 17 December 1891 voor de Commissie voor
het Oud-Archief, deze commissie zal bestaan uit vijf leden,
n.l. een Voorzitter, door Burgemeester en Wethouders uit
hun midden aan te wijzen, en vier door den Gemeenteraad
te benoemen leden, waarvan ten minste twee leden uit den
Gemeenteraad, en dat met betrekking tot de benoeming
van de leden buiten den Eaad door Burgemeester en
Wethouders een aanbeveling van twee personen zal worden
ingediend, na raadpleging van de Commissie voor het Oud-
Archief.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden
N°. 202. Leiden, 12 Augustus 1931.
In de Memorie van Antwoord betreffende de begrooting
1931 (pag. 11) deelden wij Uwe Vergadering mede, dat er in
beginsel bij ons College geen bezwaar tegen bestond, dat de
Commissie van Financiën ook formeel als Commissie van
Bijstand werd ingericht.
Wij bieden U thans een ontwerp-verordening betreffende
de samenstelling en den werkkring van een zoodanige
Commissie aan.
In overeenstemming met het gevoelen van de tegenwoordige
Commissie van Financiën wordt daarbij voorgesteld het
aantal leden, met inbegrip van den Wethouder-Voorzitter,
te bepalen op 5.
Aangezien de tegenwoordige werkwijze, ook naar het
oordeel van de Financiëele Commissie, in de practijk goed
voldoet, kon de omschrijving van den werkkring aansluiten
aan den inhoud van de bestaande verordening.
Onder mededeeling, dat de Commissie voor de Huishoude
lijke Verordeningen zich eveneens met de ontwerp-verorde-
ning kan vereenigen, geven wij Uwe Vergadering, onder
verwijzing naar de ter visie liggende stukken, in overweging
over te gaan tot vaststelling van de volgende verordening:
VERORDENING,
regelende de samenstelling en den werlchring van de
Commissie van Bijstand voor de Financiën.
Artikel 1.
De Commissie bestaat uit vier leden en een lid van het
College van Burgemeester en Wethouders als Voorzitter.
Bij het ontstaan van eene vacature wordt daarin door
den Eaad zoo spoedig mogelijk voorzien.
Jaarlijks in de maand September treden de leden af; zij
zijn dadelijk herkiesbaar.
Art. 2.
De Commissie maakt voor zich zoodanige bepalingen van
orde en bestuur harer vergaderingen en verrichtingen, als
meest dienstig zijn voor de behandeling van de haar opge
dragen zaken.
Art. 3.
Het secretariaat der Commissie wordt door Burgemeester
en Wethouders opgedragen aan een der ambtenaren ter
secretarie.
Art. 4.
Aan de Commissie is opgedragen Burgemeester en Wet
houders bij te staan met betrekking tot de volgende onder
werpen
1°. alle begrootingen en rekeningen, die de goedkeuring
of de voorloopige vaststelling van den Raad behoeven,
behalve de jaarlijksche begrooting der inkomsten en uit
gaven der gemeente en de jaarlijksche begrootingen van de
takken van dienst, bedoeld bij artikel 252 van de Gemeentewet;
2°. het aangaan van geldleeningen
3°. het waarborgen der renten en aflossingen van geld
leeningen, door anderen aan te gaan;
4°. het koopen, ruilen en vervreemden, bezwaren en ver
panden van inschrijvingen in één der Grootboeken van de
Nationale Schuld, van bewijzen van aandeel, schuldbrieven
of andere vorderingen;
5°. het aanvaarden der aan de gemeente gemaakte erf
stellingen of legaten of gedane schenkingen
6°. het invoeren, wijzigen of afschaffen van belastingen
en de verordeningen op de invordering der belastingen;
7°. het treffen van algemeene regelen ten aanzien van het
pensionneeren, het op wachtgeld stellen en het salarioeren
van de ambtenaren der gemeente;
8°. alle andere onderwerpen van financiëelen aard, zoo
dikwijls Burgemeester en Wethouders dit noodig achten.
Art. 5.
Zij doet Burgemeester en Wethouders voorts al die voor
stellen in zake het beheer der geldmiddelen, welke haar
noodig of nuttig voorkomen.
Art. 6.
De Commissie vergadert zoo dikwijls als tenminste twee
leden of de Voorzitter dit noodig oordeelt.
Art. 7.
De Commissie mag niet beraadslagen of besluiten, indien
niet behalve de Voorzitter ten minste twee leden tegen
woordig zijn.
De besluiten worden bij volstrekte meerderheid van stem
men genomen.
Bij staking van stemmen beslist de stem van den Voor
zitter, tenzij de Burgemeester het Voorzitterschap bekleedt
en deze niet lid van den Eaad is, in welk geval de adviezen
van ieder der leden afzonderlijk ter kennis van Burgemeester
en Wethouders worden gebracht.
Art. 8.
Indien de Commissie tegelijk met andere Commissiën ge
roepen wordt over eenzelfde voorstel den Eaad van advies
te dienen, brengt elk harer een zelfstandig rapport uit, tenzij
de Eaad vooraf machtiging geve om haar gevoelen in een
gemeenschappelijk rapport uit te drukken.
Gemeenschappelijke rapporten of voorstellen van Burge
meester en Wethouders en een of meer vaste Commissiën
zijn mede slechts toegelaten op de voorwaarde in de eerste
zinsnede vermeld.
Art. 9.
Deze verordening treedt in werking op 1 September 1931.
Alsdan vervalt de verordening van 31 Januari 1901 (Gem.
Blad No. 3), zooals die gewijzigd is bij verordening van
9 Mei 1927 (Gem.Blad No. 4).
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 203. Leiden, 12 Augustus 1931.
Tengevolge van de op 15 April 1931 in werking getreden
wijziging van de Gemeentewet, moet de redactie van de
verordening regelende het verleenen van wachtgeld en pensioen
aan de Wethouders, worden herzien.
Krachtens artikel 94 (oud) der Gemeentewet werd aan de
Wethouders een jaarwedde toegelegd, waarvan zij de helft
genoten als vast inkomen en de overblijvende helft als pre
sentiegeld; in aansluiting daarop bepaalt de genoemde ver
ordening, dat het pensioen voor elke maand dienst V12o van
het vaste inkomen bedraagt. De gewijzigde Gemeentewet
bevat echter niet meer de splitsing in vast inkomen
en presentiegeld, doch kent den Wethouders uitsluitend
jaarwedde toe. Teneinde nu de verordening hiermede in over
eenstemming te brengen, dient in plaats van „V120 gedeelte
van het vast inkomen'' te worden gelezen „Vmo gedeelte
van de jaarwedde". De verder hieronder voorgestelde wijzi
gingen vloeien hieruit voort of houden verband met de plaats
gehad hebbende vernummering van de artikels der Gemeente
wet en zijn dus eveneens van uitsluitend formeelen aard.
In overeenstemming met het in de Leeskamer ter visie
liggend rapport van de Commissie voor de Huishoudelijke
Verordeningen stellen wij U mitsdien voor:
a. over te gaan tot vaststelling van de volgende verordening: