MAANDAG 8 JUNI 4931. 271 De heer van Eck stelt voor de behandeling van het voor stel van Burgemeester en Wethouders (punt 11 der agenda) aan te houden, tot het praeadvies over het voorstel van den heer Wilmer c.s. is verschenen. De Voorzitter merkt op, dat Burgemeester en Wethouders geen praeadvies hebben toegezegd. De heer van Eck zegt, dat het voorstel van den heer Wilmer c.s. beoogt den Raad te doen besluiten, terug te komen op een vroeger genomen beslissing. Het is thans geheel buiten de orde. De Voorzitter merkt op, dat de wijze van behandelen van het voorstel-Wilmer c.s. op het oogenblik aan de orde is. De heer van Eck zegt, dat het voorstel zelf op het oogen blik wordt behandeld. De heer Wilmer heeft het uitvoerig verdedigd. Sprekers fractie kan zich bij dezen gang van zaken niet neerleggen. Er mag wel gesproken worden over de wijze van behandelen van het voorstel, maar men mag niet, zooals men nu gedaan heeft, uitvoerig discussieeren over den inhoud van het voorstel-Wilmer. De Voorzitter merkt op, dat moeilijk van elkaar is te scheiden, wat over den inhoud gezegd en wat gezwegen moet worden. De heer van Eck meent, dat over alles, wat vanmiddag gezegd is, uren gesproken kan worden. De Voorzitter zegt, dat dit nu eenmaal de gang van zaken bij deze geschiedenis is. Daaraan kan niet veel ver anderd worden. De heer van Eck stelt thans voor, het voorstel van den heer Wilmer c.s. te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies en tevens de behandeling van punt 11 der agenda aan te houden, totdat dit schriftelijk prae advies is uitgebracht. De Voorzitter merkt op, dat de heer van Eck alle moties van orde kan indienen, welke bij wenscht. Alvorens Burge meester en Wethouders echter antwoorden, wenscht spreker de vraag te stellen, of de Raad ook over het andere deel van het voorstel van Burgemeester en Wethouders iets wil zeggen. De heer Wilmer is het niet eens met den heer van Eck, dat het voorstel-Wilmer c.s. op het oogenblik niet in behande ling zou mogen komen. Het is niet een terugkomen op een eenmaal genomen besluit, maar een verdere uitbreiding daarvan. Het is echter niet gewenscht over die vraag uren te spreken. Spreker vindt het uitstekend, als het voorstel in handen van Burgemeester en Wethouders om prae-advies wordt gesteld. De onderteekenaren van het voorstel hebben het uitvoerig verdedigd. Het verheugt spreker, dat de discussies door het voorstel van orde van den heer van Eck worden bekort en er nu over het stadhuis niet langer zal worden gesproken, zonder dat men tot een resultaat komt. Spreker ondersteunt derhalve het voorstel van orde van den heer van Eck. De Voorzitter zegt, dat het College er geen bezwaar tegen heeft, voorloopig de discussie over punt a van het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden en om nu eerst te bespreken punt bde wijze van behandeling van het voorstel-Wilmer. De heer Romijn is eenigszins overvallen door de woorden van den heer van Eck en diens voorstel om dit punt aan te houden, want spreker zelf had ook een motie van orde gereed, die ongeveer op hetzelfde neerkwam, maar toch iets uitge breider was en bedoelde, de behandeling van het Stadhuis vraagstuk uit te stellen tot na September 1931 en om een commissie ad hoe te benoemen om den Raad in deze van advies te dienen. De Voorzitter verzoekt den heer Romijn zich strikt te beperken tot de wijze van behandeling van het voorstel-Wilmer, dat nu aan de orde is. Indien de heer Romijn over andere zaken het woord wenscht, zal spreker hem dit gaarne geven, doch eerst na behandeling van dit voorstel. De heer Romijn ziet dan verder van het woord af. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een motie van orde van de heeren van Eck, Schüller en Groeneveld, luidende: »Ondergeteekenden stellen voor de behandeling van punt 11 der agenda uit te stellen, totdat het praeadvies is ver schenen van Burgemeester en Wethouders over het voorstel van de heeren Wilmer, Huurman en Wilbrink." Voorgesteld door 3 leden, maakt deze motie een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter zegt, dat deze motie-van Eck toch onmogelijk een onderwerp van beraadslaging kan uitmaken, zoolang n.l. nog niet besloten is, dit voorstel in praeadvies te nemen; daartoe moet eerst besloten zijn. De heer van Eck zegt, dat zijn motie behandeld kan worden, vóórdat het praeadvies verschenen is; het spreekt toch van zelf, dat er een praeadvies moet komen. De oorzitter zegt, dat dat er van afhangt. Met dit voor stel kan alles gebeurenhet kan aangenomen worden. Er zal toch iets over gezegd moeten worden, vóórdat het in prae advies genomen wordt. De heer Splinter zegt, dat de quaestie, waar de geheele zaak om draait, deze is, dat in de Raadszitting van 7 Juli 1930 de heeren Wilmer, Wilbrink en van Es juist hebben voor gesteld, de critiek op het plan-Dudok nu eens gelegenheid te geven om los te komen; dan zouden Burgemeester en Wet houders met een praeadvies komen. Dat is nu juist degroote moeilijkheid. De critiek is losgekomen, zoowel van vóór- als tegenstanders; spreker zal daarop niet verder ingaan; dit heeft nu natuurlijk geen zin. Burgemeester en Wethouders hebben naar aanleiding van de critiek, die over dat plan is losgekomen, gemeend noodig te hebben een onpartijdige commissie van advies. Er is wel gezegd, dat die commissie niet onpartijdig was, maar spreker heeft ook in de Commissie van Fabricage, toen dat naar voren gebracht was, gezegd, dat het hem persoonlijk goed was, als men andere personen daarvoor wist. Burgemeester en Wethouders hebben die namen naar voren gebracht, in de vaste overtuiging, dat het werkelijk personen zullen zijn, die zich niet zullen laten leiden door de vraag: vóór of tegen het plan-Dudok, maar alleen door de vraag: wat is het beste en wat moet het eigenlijk zijn. De heer Huurman zeide wel, dat hij stemmen had hooren opgaan, dat in het College geen eenstemmigheid heerschte, maar dit voorstel, om ƒ3000.toe te staan, om het plan-Dudok door een commissie te doen beoordeelen, is door het geheele College con amore aangenomen, omdat het meende dat het, om een praeadvies te kunnen uitbrengen, in de eerste plaats noodig had een advies. Men behoeft er heusch niet aan te twijfelen, dat dit voorstel con amore door het geheele College wordt gedaan; waarom zou spreker dit zeggen, als het niet waar was? Juist omdat Burgemeester en Wethouders advies aan den Raad moeten uitbrengen, stellen zij beoordeeling van deze zaak door een onpartijdige commissie op prijs. Nu hebben Burgemeester en Wethouders praeadvies aan den Raad toegezegd; door de critiek, die is geuit, willen Burgemeester en Wethouders deskundig advies inwinnen, om tot den Raad te kunnen zeggen: dat plan is zus of zoo en het kan geamendeerd worden of niet. Dat is de geheele gang van zakenspreker wijst daarop uitdrukkelijk, waar hij, zooals de heer Parmentier zoo even zei, in het begin heeft gestaan op het standpunt van meervoudige opdracht; dat is zoo; daar neemt spreker geen woord van terug, maar hij heeft ook de bezwaren daartegen genoemd; het zou te ver voeren, deze geheele zaak weer naar voren te brengen, maar spreker heeft in December 1929, toen de beslissing om het ontwerpen van plannen aan den heer Dudok op te dragen, is gevallen, duidelijk naar voren gebracht dat, als het plan-Dudok hem niet zou aanstaan, hij zich de volle vrijheid voorbehield om eventueel mede te werken aan een meervoudige opdracht. De heer Parmentier. Dat moet u mij eens voorlezen 1 De heer Splinter heeft gezegd (Handelingen bl. 269): »Er is voorts gezegd: wanneer de heer Dudok plannen heeft gemaakt, is de Raad practisch niet meer vrij. De Raad kan het voorstel van Burgemeester en Wethouders aanvaarden of niet, maar spreker meent, dat, wanneer hij zou zien, dat het een verkeerden kant opging, hij er niet voor zou terugdeinzen om te zeggen: het spijt mij, maar wij kunnen het werk met den heer Dudok niet tot een goed einde brengen." De heer Parmentier. Dat is geen meervoudige opdracht I De heer Splinter heeft in 1929 dus wel degelijk gezegd, dat het plan-Dudok ook hem moest bevallen, wilde hij zijn stem er aan kunnen geven. Het is mogelijk, dat de Commissie, die Burgemeester en Wethouders van advies zal hebben te dienen, bij meerderheid

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 9