MAANDAG 8 JUNI 1931. 275 worden; dat moet dan ook aangehouden. Het argument van Amicitia kan bij spreker niet zwaar wegen. De Raad zit er hier ook voor om particuliere belangen te behartigen; wanneer die in het gedrang komen, moet men daar ook rekening mee houden; er zijn hier evenwel voorstellen ingediend, die 1| a 2 millioen meer kosten dan het plan-Lammermarkt; dat is toch van ontzaggelijk belang en dat moet toch zwaarder wegen dan belangen van particulierendaar moet men over heen stappen; daar is ook overheen te komen. Nu kan spreker zich er niet mee vereenigen, dat betrekkelijk haastig en niet goed voorbereid die zaken zijn nu eenmaal niet voldoende openbaar gemaakt wel besloten wordt, praeadvies over het voorstel-Wilmer te doen uitbrengen en daardoor de ge legenheid te openen de zaak van voren af aan te beginnen, maar dat ook besluiten worden genomen, die latere beslissingen sterk zullen beïnfluenceeren. Wanneer er echter bezwaar is, het een aan het ander te verbinden, wanneer men eenerzijds praeadvies wil, maar anderzijds rustig wil doorgaan, dan trekt spreker zijn voorstel in en zullen de sociaal-democraten ook stemmen tegen het voorstel, om op het voorstel-Wilmer praeadvies te doen uitbrengen. De heer Wilmer heeft nog eenig overleg gepleegd en acht het voor Leiden van praedomineerend belang, dat het voorstel, om meerdere architecten een plan te laten maken, niet van de baan wordt geschoven, maar om prae-advies gaat naar Burgemeester en Wethouders. Hoezeer spreker ook het recht van de sociëteit Amicitia om op het terrein aan den Stations weg te gaan bouwen erkent, het spijt hem, dat het op het oogenblik door den Raad niet kan worden toegestaan, omdat wat het zwaarst is ook het zwaarst moet wegen. Spreker ver klaart namens verschillende Raadsleden, dat zij hun stem aan het voorstel-van Eek zullen geven. De Voorzitter ontraadt namens het College aanneming van de motie-van Eek. De heer Schüller mag dan toch van het College verwachten, dat het met feiten aantoont, dat het gelijk heeft. De sociaal democraten hebben in hun nota hun ontstemming uitgesproken over de wijze van behandeling van hun voorstel; spreker uit hier wederom zijn ontstemming over de wijze van verdediging hiervan door Burgemeester en Wethouders, dat n.l. Amicitia die bouwvergunning moet hebben op grond van het erfpacht contract. Dan had het College door middel van de feiten moeten aantoonen, dat het in zijn recht stond. Spreker meent, dat Amicitia niet in haar recht staat. Spreker verwacht, dat, nu het College nalatig is in het aan voeren van de feiten, de Raad met groote meerderheid voor het voorstel van de sociaal-democraten zal stemmen. De heer Bosman is het met den heer Schüller niet eens en meent, dat Burgemeester en Wethouders wel degelijk de ver gunning aan Amicitia moeten verleenen, die het recht heeft te bouwen, als zij voldoet aan de voorschriften, welke door de gemeente zijn gesteld. Wanneer men het van belang acht, dat het niet gebeurt, zal men enkel door onderhandelen zijn doel kunnen trachten te bereiken. De heeren Huurman en Wilmer hebben het spreker betwist, dat door hun voorstel de leiding uit handen van Burgemeester en Wethouders wordt genomen. Spreker is het in zooverre met hen eens, dat zij wel van hun inzichten mogen doen blijken. Maar het hangt af van den vorm, waarin zij dat doen. Zij kozen niet den vorm van een motie, maar van een voorstel en met het indienen van een voorstel doen zij aan de leiding, die tot nu toe was in handen van Burgemeester en Wethouders, geweld aan. Spreker zou hierop niet zijn teruggekomen als de heer Wilmer sprekers betoog niet had weersproken op een hinder lijke manier. De heer Wilmer moet zich wel buitengewoon zwak gevoeld hebben bij zijn weerleggingspogingen, als hij zelfs zijn toe vlucht moest nemen te komen aandragen met wat in een verkiezingskrantje staat en de liberale partij er bij te pas bracht. Spreker begrijpt niet, wat dat allemaal met sprekers bewering te maken heelt. Spreker heeft enkel zijn meening gezegd, was daarbij noch persoonlijk, noch hatelijk. De motie van orde van den heer van Eek c.s. wordt met 23 tegen 8 stemmen aangenomen. Vóór stemmende heeren Eikerbout, Parmentier, van der Reijden, mevrouw Braggaarde Does, de heeren de Reede, de Waal, Manders, Wilmer, Koole, Vallentgoed, van Rosmalen, Huurman, Wilbrink, Donders, Groeneveld, Verweij, van Eek, Coster, Zitman, Schüller, van Es, van Tol en van Stralen. Tegen stemmen: de heeren Splinter, Goslinga, Tepe, Reime- ringer, Meijnen, Bergers, Bosman en Romijn. (De heeren Wilbrink, Donders, Groeneveld en Verweij waren inmiddels ter vergadering gekomen.) In verband met den uitslag van deze stemming wordt de verdere behandeling van punt 11 der agenda aangehouden. De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer van Eck heeft indertijd vernomen, dat op 1 Juni de Leidsche Hout zou worden opengesteld; tot nu toe is dit echter niet geschied; wanneer gaat hij nu open? Verder heeft spreker ook vernomen, dat is juist gebleken, dat op het oogenblik in den Leidschen Hout niet meer gewerkt wordt; die ziet er thans zeer bloeiend en fraai uit, maar als dat lang duurt, vreest spreker dat het een wildernis zal worden en dat de mooie bloemen onder het onkruid zullen verstikken. Kunnen daartoe geen maatregelen genomen worden Kan de Leidsche Hout, als hij financieel niet in staat is daarvoor te zorgen, niet gesteund worden? Het zou spreker zeer spijten, als dat mooie wandelpark nu al in verwaarloosden toestand zou gaan verkeeren. De Voorzitter zegt, dat een voorstel zal worden gedaan om den Leidschen Hout zoo spoedig mogelijk te openen. Er wordt daar nog gewerkt, n.l. aan het afbreken van een huis, en nog eenige andere kleine maatregelen, alvorens tot opening kan worden overgegaan. De heer van Eck behoeft zich niet ongerust te maken, dat de Leidsche Hout in qualiteit zal achteruitgaan, want voor het onderhoud wordt gezorgd. De heer Verweij is verwonderd, dat op de heden behan delde agenda heeft ontbroken een voorstel inzake de salarieeririg van het personeel van Endegeest; spreker heeft 18 Mei j.l. in een particulier gesprek den Wethouder gevraagd, wanneer behandeling van dat punt in den Raad tegemoet kon worden gezien en toen is spreker vrij positief verzekerd, dat dit in de eerstvolgende Raadszitting zou gebeuren; tot zijn ver wondering heeft spreker dit voorstel echter gemist. Wanneer zal het nu behandeld worden? Verder is voor de assistent-brugwachters, aangesteld naar aanleiding van de hier eenige maanden geleden besproken quaestie, het salaris vastgesteld op 50 cent per uur, terwijl het toch altijd gewoonte is geweest voor ongeschoolde werk lieden de salarieering te regelen naar het minimum van de salarisverordening voor ongeschoolde werklieden, wat voor deze menschen een uurloon van 56 cent zou beteekenen. Spreker geeft in overweging deze zaak eens te onderzoeken en het uurloon op 56 cent te brengen, waardoor een goede gewoonte gehandhaafd wordt. De Voorzitter zegt, dat het voorstel in zake de salarieering van personeel van Endegeest nog niet klaar was om in den Raad behandeld te worden! Het was de bedoeling dit voorstel met 1 Juli a.s. in werking te doen treden en daarvoor is nog tijd genoeg. De heer Reimeringer zal de tweedo vraag van den heer Verweij in overweging nemen. De heer Schüller zegt, dat bij de behandeling der be grooting de heer Goslinga een nota aan den Raad heeft toe gezegd in zake de positie der werksters. Wanneer kan de Raad nu het is inmiddels Juni deze nota verwachten? De heer Goslinga is op het oogenblik aan die zaak bezig; spreker is echter overladen met werk, maar hij hoopt die nota binnenkort in te dienen. Die zaak is niet vergeten. De heer Elkerbout vraagt, of Burgemeester en Wethouders al in de gelegenheid zijn te antwoorden op de door spreker in de vorige vergadering gestelde vragen. De Voorzitter zegt, dat dit punt een beetje moeilijk is in verband met de salarisherziening van het geheele gemeente- personeel. Spreker heeft daarom dit antwoord nog niet kunnen vaststellen, maar hoopt het toch in een volgende vergadering te kunnen geven. De heer Manders vestigt de aandacht op den spoorweg overgang aan den Rijnsburgerweg; de drukte en het opont houd daar worden met den dag grooter. Daar het nog wel een langen tijd zal duren, voordat het plan van een viaduct daar tot uitvoering zal zijn gekomen, geeft spreker nogmaals in overweging, daar vooral het tramverkeer veel oponthoud veroorzaakt, zoo mogelijk de rails te verleggen of een anderen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 13