248
MAANDAG 18 MEI 1931.
Spreker is het volkomen met den heer Manders eens, dat
het beter is, dat een goede betrouwbare beton-firma het werk
maakt, dan dat een gewone aannemer dit doet, te meer
omdat in den regel de aannemers de grooten uitgezonderd
toch weer het werk aan een beton-firma onderaanbesteden.
Dat het voordeeliger zou zijn geweest, indien het werk aan
een gewonen aannemer was opgedragen, zooals de heer Zitman
beweert, betwijfelt spreker. Men heeft een goede firma voor
het werk en het werk is vlugger opgeschoten dan het geval
zou zijn geweest, wanneer het op een andere wijze was uit
gevoerd. Als men het werk in één bestek moet uitwerken,
moeten al deze dingen worden uitgezocht, terwijl nu de
firma het schema heeft gehad en heeft opgegeven de con
structie, zooals zij die voor het werk wenschelijk acht. Het
is in het belang van de gemeente geweest, dat het werk op
deze wijze is uitgevoerd.
De heer Zitman ontkent tegenover den heer Manders de
beton-firma's te hebben beleedigd, integendeel, hij heeft met
alle eerbied over die firma's gesproken. Hij heeft er alleen
op gewezen, dat de firma van Waning 9100 K.G. meer be
wapeningsijzer levert voor den prijs van 10.800.terwijl
de firma Wernink 10.900.vraagt, maar zegt bij zijn eerste
globale berekening tot het inzicht te zijn gekomen, dat er
door de gemeente veel te weinig ijzer is berekend. De firma
Wernink zal wellicht met de mededeeling komen, dat er
7000, 8000 of 9000 K.G. extra ijzerwerk bij moet, zoodat zij
dan met bijwerk begint. De firma van Waning is een beroemde
firma, welke best dit brugje kan maken. Spreker heeft liever
dat het werk te Leiden wordt uitgevoerd, maar hij acht de
wijze, waarop de zaak is behandeld, niet in het belang van
de gemeente.
De heer Huurman acht het van den heer Zitman minder
juist om over technische zaken te spreken, welke zonder meer
in den Raad niet kunnen worden gecontroleerd. Over per
sonen te spreken, die zich hier niet kunnen verdedigen, acht
hij verkeerd. Zaken als door den heer Zitman besproken moet
men z. i. toch aan Burgemeester en Wethouders die op
hun beurt door de Commissie van Fabricage worden geadvi
seerd overlaten. Hoe kan men nu hier met de cijfeis,
door den heer Zitman genoemd, beoordeelen wiens aanbieding
het voordeeligst voor de Gemeente is. Met de opmerking van
den heer Manders, dat het aankomt op de wijze, waarop het
ijzer wordt toegepast, is spreker het volkomen eens.
De heer Schüller acht zich verplicht, na het gesprokene
door den heer Huurman, om een enkel woord te zeggen. De
consequentie van de opvatting van den heer Huurman zou
meebrengen, dat een raadslid in den Raad nooit over een
technische aangelegenheid zou mogen spreken.
De heer Wilbrink. U bent wel deskundig!
De heer Schüller zegt, dat dit weer een insinuatie van de
christelijk-historischen is. Laat de heer Wilbrink, alvorens
naar den Raad te gaan, eerst behoorlijk in den Bijbel lezen,
hoe hij moet optreden tegenover zijn medemenschendan zal
hij voortaan wel laten dergelijke insinuaties te uiten.
Spreker is het niet met den heer Huurman eens, dat hier
dergelijke technische zaken niet ter sprake mogen gebracht
worden. Spreker is het met den inhoud van het betoog van
den heer Zitman niet eens, maar wanneer men, na bestudee
ring der rapporten, meent dat hier een verkeerde werkwijze
wordt gevolgd, dan heeft elk raadslid het recht daarvoor zit
hij hier dit hier naar voren te brengen.
Het heeft spreker verwonderd, van den Wethouder te
hooren, dat hij -niet gepraepareerd was op deze technische
vragen van den heer Zitman. Men mag toch verwachten, dat
de Wethouder, ook ten aanzien van de technische vragen,
goed beslagen ten ijs komt; de Wethouder heeft zijn ambte
naren en zijn rapporten en moet dat weten te weerleggen.
Spreker is het dus met den heer Huurman niet eens en be
houdt zich het recht voor, te allen tijde hier technische vragen
ter sprake te brengen.
De heer Wilbrink zegt, dat de heer Schüller zich wel zoo
geweldig boos maakt, als spreker zegt: U bent wel deskundig,
maar zoolang de heer Schüller hier zit, heeft hij altijd ge
poseerd als de deskundige der sociaal-democratische fractie;
spreker heeft niet anders gedaan dan herhaald wat de heer
Schüller meermalen zelf heeft gezegd. De heer Huurman sloot,
toen hij zeide, dat de minder deskundige Raad daarover niet
kan oordeelen, vanzelf degenen uit, die wel deskundig zijn.
De heer Schüller zegt, dat het, zooals de heer Wilbrink
het altijd zegt, wel een insinuatie is.
De heerWilbrink zal dan trachten een ander accent op
zijn woorden te leggen, maar weet niet of hij het altijd kan
doen, zooals de heer Schüller wenscht.
De heer Splinter komt even terug op wat de heer Schüller
hem in de schoenen schuift, n.l. dat hij niet voldoende op
de hoogte zou zijn.
De heer Schüller heeft dit niet gezegd, maar wel, dat
de heer Splinter technisch niet op de hoogte is.
De heer Splinter zegt, dat men van spreker, wanneer hij
rapporten heeft van den Directeur, waarin gemotiveerd wordt
waarom deze het werk wel aan de firma Wernink wil gunnen
doch niet aan de firma van Waning, niet kan verwachten,
dat hij dan nog eens nagaat, hoeveel ijzer in de beide in
schrijvingen is opgegeven. Spreker heeft alleen gezegd, niet
te weten hoeveel ijzer in beide inschrijvingen is opgegeven.
De heer Zitman is het niet met den heer Huurman eens;
dan zou spreker hier zitten als marionet. Wanneer een be
paalde Commissie iets heeft goedgekeurd, zouden de andere
Raadsleden maar moeten zwijgen! Spreker zit hier voor het
gemeentebelang; hij heeft hieraan een paar uur besteed en
die zaak heelemaal uitgezocht en wanneer hij dan tot die
zuivere, nuchtere conclusie komt, dan zet hij het op papier
en brengt hij het in den Raad. Hij beschouwt dat als een
plicht van een Raadslid. Het is hem niet te doen om een
relletje te maken, integendeel, hij doet het in het belang van
de gemeente en hij wenscht niet zijn mond te houden over
een technische zaak, welke de Commissie van Fabricage of
een ander Raadslid naar voren brengt.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
XVgf. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten be
hoeve van den aanleg van een toegangsweg van den Rijns-
burgerweg naar de in aanbouw zijnde Christelijke Kweekschool.
(Zie Ing. St. No. 128.)
De heer Bosman zegt, dat wordt voorgesteld dezen weg te
maken, omdat de grond, welke als bouwrijp is verkocht, dit
ook dient te wezen en dus een toegangsweg dient te hebben.
Er was nog een andere oplossing mogelijk, n.l. door het maken
van een weg achter de huizen langs, maar de geprojecteerde
weg is veel eenvoudiger en veel meer voor de hand liggend.
Spreker wijst er echter op, dat de ligging van de school
dan uit een modern stedebouwkundig oogpunt glad verkeerd
is. Men gaat n.l. voor de leerlingen dier school den kortst
mogelijken weg maken naar een grooten verkeersweg, den
Rijnsburgerweg, met een druk snelverkeer, welke weg daarop
geheel is aangewezen. Het is uit den booze aan zulk een weg
een school te bouwen. Nu is wel waar wat de heer Wilbrink
spreker in het oor fluistert, dat die leerlingen den leeftijd
van 15 jaar zijn gepasseerd, maar als men eens let op hetgeen
gebeurt bij het uitgaan van de Christelijke hoogere burger
school, waarvan de leerlingen toch ook niet zoo jong meer
zijn, dan krijgt men de overtuiging, dat die jongemenschen
geregeld aan een groot gevaar bloot staan. Zij vliegen over
den weg naar de tramhalte en de fietsers steken den weg
dwars over om op het fietspad te komen. Het uitgaan van
een school met jeugdige leerlingen en een groote verkeers
weg zijn dingen, welke niet bij elkaar passen.
Spreker zal niet tegen dit voorstel stemmen, omdat ook
naar zijn meening de voorgestelde oplossing de beste is, maar
hij heeft nog eens willen wijzen op het verkeerde van het
bouwen van scholen aan groote verkeerswegen, waartegen met
het oog op het gevaar voor ongelukken voortdurend wordt
gewaarschu »vd.
De heer Splinter begrijpt niet, dat de heer Bosman thans
bezwaar maakt tegen de stichting van de school op deze plaats.
Zijn opmerking dienaangaande was op haar plaats geweest,
toen in den Raad de aanvrage van het schoolbestuur, om den
voor die school benoodigden grond te mogen koopen, werd
behandeld. Eerstdaags komt er weer een voorstel tot verkoop
van grond voor den bouwvan een school in deze omgeving in den
Raad en dan zal de heer Bosman op het thans door hem besproken
onderwerp kunnen terugkomen. Spreker wijst er echter op,
dat deze school niet aan, maar achter een grooten verkeersweg
ligt en dat, waar de leerlingen minstens 15 jaar oud zijn, het
gevaar niet zoo groot is als de heer Bosman het ziet.
De heer van Es zegt, in de stelling van den heer Bosman,
dat scholen beter gebouwd kunnen worden aan stille wegen
dan aan hoofd verkeerswegen, een element van waarheid zit,
maar wanneer scholen als b.v. de Christelijke kweekschool en
de Christelijke H.B.S. aan een grooten verkeersweg liggen,
welke scholen niet alleen aangewezen zijn op Leidsche leer-