254
MAANDAG 18 MEI 1931.
karakter wel wordt beschouwd als ten algemeenen nutte werk
zaam, maar een socialistische vereeniging niet.
De heer Goslinga zegt, dat een paar jaar geleden hier door
de Haarlemsche Orkestvereeniging mooie concerten gegeven
zijn, die voor 0.50 toegankelijk waren doch ten slotte wegens
gebrek aan de noodige belangstelling toch moesten worden
gestaakt; toch moest daarvan 10% vermakelijkheidsbelasting
betaald worden. Het speet Burgemeester en Wethouders dit
te moeten doen; er is nog een verzoek om steun tot het
College gericht, maar daarop kon toen niet ingegaan worden. Bij
het ontwerpen van deze verordening is ervan uitgegaan, om
tooneel-, zang- of muziekuitvoeringen, bioscoopvertooningen
en gymnastiekuitvoeringen, die niet gewitisbalve worden ge
geven, doch door vereenigingen voor hun leden, donateurs of
aanhangers, om eens te laten hooren of zien, wat zij kunnen,
maar waarvan de bedoeling niet is propaganda te maken, niet
te belasten. De woorden »ten algemeenen nutte werkzame
vereeniging" zullen in dezen zin worden uitgelegd, dat het
moet zijn een tooneelvereeniging ter bevordering van het
tooneel, een zangvereeniging ter bevordering van den zang
en een muziekvereeniging ter bevordering van de muziek.
Richten leden van de S. D. A. P. een zangvereeniging op,
waarvan het doel is, niet de bevordering van den zang, maar
propaganda maken voor de sociaal-democratie, dan kan van
vrijstelling geen sprake zijn. Een vereeniging als «De Stem
des Volks", welke ten doel heeft de menschen te laten zingen
en de zangkunst te bevorderen, zal als een ten algemeenen
nutte werkzame vereeniging worden beschouwd. Men mag
natuurlijk wel een socialistisch lied zingen, maar het doel
moet alleen blijven bevordering van de zangkunst.
Maatstaf bij de beoordeeling of al dan niet vrijstelling van
belasting zal worden verleend is niet de richting van de
vereeniging, maar de vraag of zuiver het doel wordt nagestreefd.
Een tooneelvereeniging mag b.v. niet onder het mom van een
tooneeluitvoering propaganda maken voor iets, dat met haar
doel niets te maken heelt.
Spreker denkt de verordening in dien geest toe te passen,
maar het spreekt van zelf, dat zijn opvolgers daaraan niet
gebonden zullen zijn.
De slotalinea van artikel 3 bepaalt, dat het verzoek om
vrijstelling van belasting ten minste tien dagen voor den
aanvang van de vermakelijkheid aan Burgemeester en Wet
houders moet worden ingediend, die hierop voor het plaats
hebben van de vermakelijkheid een beslissing nemen. Er is
één beperking bij, n.l., dat de uitvoeringen of vertooningen
niet gewinshalve mogen worden gegeven en dat zij toegankelijk
moeten zijn öf kosteloos of tegen betaling van niet meer dan
50 cent per persoon, alles inbegrepen.
Spreker is overtuigd, dat van deze bepaling tal van volks-
vereenigingen zullen profiteeren.
De heer van Eck meent bevredigd te kunnen zijn door de
toezegging van den Wethouder, waar hij zegt: een vereeniging
als «De Stem des Volks", welke in de eerste plaats ten doel
heelt den zang te bevorderen, maar daarbij tenslotte een
onderdeel uitmaakt van de arbeidersbeweging, zal onder de
bepaling van artikel 3, sub e, vallen. Een Christelijke zang
vereeniging zal dus in de eerste plaats ten doel moeten hebben
het bevorderen van de zangkunst, maar daarnaast heeft zij
ook een algemeen doel, n. 1. het uiting geven aan Godsdien
stige gevoelens.
De heer Manders is in tegenstelling met den heer van Eck
niet bevredigd door de toezegging van den heer Goslinga,
want nu heeft het artikel een geheel andere strekking ge
kregen. Er staat onder de vrijstellingen van de belasting in
littera e van artikel 3:
»tooneel-, zang-of muziekuitvoeringen (radioconcerten daar
onder begrepen) en bioscoopvertooningen, welke uitgaan van
ten algemeenen nutte werkzame vereenigingen, comités en
stichtingen" enz.
Er staat niet, dat vrijstelling gegeven zal worden, als een
zangvereeniging een zanguitvoering geeft. Spreker was zeer
gerust gesteld door dit artikel, omdat daardoor de vele ver
eenigingen, ten algemeenen nutte werkzaam, die voor hun
leden eens een uitvoering geven, om die aan zich te binden,
van die belasting worden vrijgesteld. Spreker meent, dat het
ook zeer juist is, dat zooals de Wethouder daar straks, bij
het begin van zijn betoog, zeide aan de letter der verordening
de hand moet worden gehouden, maar nu wordt het door
diens uitleg geheel anders. Zijn b. v. een ambtenarenbond,
een vrouwenbond geen vereenigingen ten algemeenen nutte
werkzaam?
De heer Goslinga zegt, dat die onder g vallendie hebben
toch niet ten doel zanguitvoeringen te geven.
De heer Manders zegt, dat er heelemaal niet staat, dat zij
dat ten doel moeten hebben. Spreker acht dergelijke ver
eenigingen mede ten algemeenen nutte werkzaam. Nu is maar
de vraag, hoe Burgemeester en Wethouders dit uitleggen.
Wanneer zoo'n vereeniging een uitvoering geeft, niet gewins
halve, wat over het algemeen het geval zal zijn, dan is die
volgens deze verordening vrij, hetgeen spreker zeer toejuicht;
hij meent dan ook, dat aan de letter van deze verordening
en aan de toezegging van den Wethouder in het begin van
zijn betoog de hand gehouden moet worden.
De Voorzitter verzoekt den heer Manders het geval eens
concreet te stellen. Bedoelt de heer Manders, dat b.v. een
vereeniging ter bevordering der roeisport, wanneer zij om
leden te trekken haar jaarvergadering opluistert met feeste
lijkheden, dan belasting daarvan moet betalen of niet? Die
vermakelijkheden zijn dan vrij volgens art. 3g.
De heer Manders zegt, dat zij ook vallen onder art. 3 e,
hetgeen spreker zeer toejuicht.
De heer Goslinga is het niet met den heer Manders eens.
Er staat uitdrukkelijk: welke uitgaan van ten algemeenen
nutte werkzame vereenigingen. Maar wanneer een ambtena-
renvereeniging b.v. op zijn vergadering een zang- of tooneel
vereeniging laat optreden, dan gaat die uitvoering niet uit
van die ambtenarenvereeniging, maar van die zang- of too
neelvereeniging.
De heer Manders ontkent dit.
De heer Wilmer acht de opmerking van den heer Manders
volkomen logisch. Het is heel duidelijk, dat er een fout ge
maakt is in de redactie van dit artikel en spreker geeft
daarom in overweging dit artikel nog even aan te houden
om te zien, of het niet anders geredigeerd moet worden.
Spreker acht het volgens de letter der verordening volkomen
logisch, dat een vereeniging, ten algemeenen nutte werkzaam,
welke (fan ook, b.v. een ambtenarenbond, vrijgesteld is. Spreker
wenscht dus aanhouding om te zien, of de redactie juist is.
De heer Donders. Tenzij men het er mee eens is.
De heer Wilmer is het er mee eens. Het is evenwel niet
de bedoeling van Burgemeester en Wethouders. En deze
zullen dus een andere redactie of een nadere verklaring
moeten geven.
De heer Manders zegt, dat het zijn bedoeling wel is.
De heer Goslinga acht het niet verstandig de redactie te
wijzigen; die is overgenomen uit de Haagsche verordening,
waar zij tot tevredenheid aanleiding geeft.
Nu kan men zich, waar deze verordening op belangrijke
punten gelijk is aan de Haagsche de belasting brengt daar
een millioen op bij het zich voordoen van kwesties spie
gelen aan de Haagsche toepassing. Dit is van belang, omdat
de gemeente Leiden in deze niet zoo goed geoutilleerd is als
den Haag.
Spreker wil de betrokken bepaling ongewijzigd laten.
Burgemeester en Wethouders zullen dan, als zich een kwestie
voordoet, een beslissing nemen. De heer Ensingh maakt er
spreker attent op, dat de lezing, welke de heer Manders aan
de bepaling geeft, niet in strijd is met de vrijstelling.
Waar het de bedoeling is om vermakelijkheden, welke niet
uit winstbejag worden gegeven, maar om een vergadering
aantrekkelijk te maken, niet te belasten, wordt tegemoetge
komen aan den wensch van den heer van Eck, dat derge
lijke kleine uitingen van vermaak zullen worden vrijgesteld.
De heer Wilmer is, na het antwoord van den Wethouder,
tevreden gesteld. De letter van de bepaling zal dus nu aan
de bedoeling beantwoorden.
De heer van Eck komt tot de bepaling van artikel 3, sub.
gen geeft in overweging om ook in deze het voorbeeld van
den Haag te volgen. De voorgestelde bepaling luidt, dat vrij
van belasting zijn:
«Vermakelijkheden, uitgaande van vereenigingen, tot welke
eigenlijke doel en gewone werkzaamheden het geven van ver
makelijkheden niet behoort, voor zoover deze vermakelijkheden
voor elke vereeniging niet meer dan éénmaal per kalenderjaar
plaats hebben" enz.
De gemeente den Haag is milder, want in haar verordening
staat «tweemaal per kalenderjaar". Er zijn vereenigingen,
welke tweemaal per jaar zulk een vermakelijkheid geven, en
die zouden dan van de vrijstelling der belasting zijn uitge
sloten. Spreker heeft op deze bepaling een amendement inge
diend, omdat het hem logisch lijkt in deze het voorbeeld
van den Haag te volgen.