MAANDAG 20
APRIL 1931.
235
orde mag ieder Raadslid over een toegestane interpellatie het
woord voeren. Het reglement van orde bepaalt echter niet,
dat alleen de interpellant het woord kan krijgen.
Indien Burgemeester en Wethouders op de gestelde vragen
geen antwoord wenschen te geven, zijn zij daarin vrij, maar
in het geheele reglement van orde is geen bepaling te vinden,
volgens welke het den Raadsleden verboden zou zijn over
een toegestane en aan de orde gestelde opf de agenda vermeld
punt als «interpellatie" te spreken.
De Voorzitter beroept zich op artikel 37 van het reglement
van orde, luidende:
«Indien een lid ten aanzien van een onderwerp, hetwelk
vreemd is aan de orde van den dag, inlichtingen van den
Voorzitter of de Wethouders verlangt, heeft hij tot het doen
der vragen verlof van de vergadering noodig. Wordt dit ver
leend, zoo geeft de Burgemeester of een der Wethouders
aanstonds of in een volgende vergadering de verlangde in
lichtingen."
De Wethouder wenscht van zijn recht gebruik te maken
en de vragen van den heer Coster in een volgende vergadering
te beantwoorden. Daardoor is de interpellatie thans niet meer
aan de orde.
De heer Kooistra merkt op, dat ieder Raadslid het recht
heeft over de op de agenda vermelde punten te spreken.
De Voorzitter erkent dit. Dit punt van de agenda is echter
voor vandaag afgehandeld.
De heer Koojstra merkt op, dat Burgemeester en Wet
houders wel is waar vandaag geen antwoord wenschen te
geven, maar daardoor het punt nog niet tevens afgehandeld is.
De Voorzitter zegt nogmaals, dat het voor vandaag afge
handeld is.
De heer Kooistra merkt op, dat de Voorzitter dit wel kan
blijven beweren, maar het blijft een agenda-punt.
De heer Schüller stelt, hoewel de Voorzitter dit al meer
malen ontkend heeft, voor de zooveelste maal uitdrukkelijk
vast, dat de Voorzitter tegenover de sociaal-democraten een
andere houding aanneemt dan tegenover de andere Raadsleden.
De Voorzitter dankt den heer Schüller wel; dit is niet juist,
maar de heer Schüller mag die opinie hebben.
XI. Voorstel:
a. tot aankoop van verschillende aan den Morschweg gelegen
voortuinen en gedeelten voortuin;
b. tot overneming om niet van verschillende gedeelten
openbaren weg en een afgesloten stoep, gelegen aan den
Morschweg;
c. tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de
verbreeding en verbetering van den Morschweg.
(Zie Ing. St. No. 89.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
Xla. Verordening, betreffende de aansluiting van particulieren
aan het gemeentelijk radio-distributie-net.
(Zie Ing. St. No. 104.)
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer van Eck stelt de vervroegde toezending der Raads
stukken zeer op prijs; de methode van werken der sociaal
democratische Raadsfractie maakt, dat zij een zaak alleen
ordelijk kan afwerken, wanneer zij de stukken op een be
paalden dag ontvangt. Nu hebben de leden deze stukken een
paar dagen later ontvangen, hetgeen in hooge mate belem
merend is voor de werkwijze der sociaal-democratische fractie;
daardoor kon deze zaak niet behoorlijk in die fractie bespro
ken worden, terwijl het toch een zeer belangrijk onderwerp
is, dat de belangen van een reeks van ingezetenen raakt, en
bovendien de invoering van dit nieuwe bedrijf met groote
moeilijkheden te worstelen heeft. Daarom stelt spreker namens
zijn fractie voor deze zaak nu niet te behandelen.
De heer Goslinga erkent, dat deze stukken wat later ge
komen zijn dan gewoonlijk, maar toch op denzelfden tijd als
vroeger de gewoonte was. Dat is wel veranderd, maar in dit
geval konden de stukken niet meer behandeld worden in de
vergadering van Burgemeester en Wethouders van 2 weken
geleden en er zijn geldige redenen om het nu toch in be
handeling te nemen. De Raad heelt er toch kennis van kunnen
nemen. Dat de werkwijze van de sociaal-democratische Raads
fractie aldus is, dat deze er geen kennis van kon nemen, is
jammer, maar er zijn zelfs fracties, die er heelemaal niet over
vergaderd hebben. Is dat nu reden om de behandeling van
een urgente zaak niet te doen plaats hebben? Uit deferentie
voor de sociaal-democratische Raadsfractie zou spreker geen
bezwaar hebben tegen het voorstel-van Eck, indien het
gemeentebelang zich daartegen niet verzette. Er moet een
verordening op de radio-distributie komen, omdat de zaak
sinds 1 April reeds loopt; er wordt reeds vanaf 1 April ge
distribueerd; de kabels worden gelegd, aansluitingen gemaakt;
zonder verordening als grondslag van bet werk hangt alles
in de lucht, men kan geen betaling vorderen; men kan niets
doen; het is dus hoogst gewenscht dat deze verordening
thans wordt vastgesteld. Het is niet in het belang der ge
meente deze zaak uit te stellen, omdat de radiodistributie
zonder verordening op die wijze niet langer kan worden
voortgezet.
De heer van Eck zegt volkomen te begrijpen, dat dit een
spoedeischende zaak is. Men dient echter niet te vergeten,
dat sprekers fractie door de late toezending van de stukken
in hooge mate wordt gedupeerd, aangezien de leden van deze
fractie niet op elk willekeurig tijdstip bij elkaar geroepen
kunnen worden.
Feitelijk is men met de behandeling van deze zaak reeds
drie weken te laat, daar zij vóór 1 April j.l. in orde had
moeten zijn.
Eenige punten van de agenda zullen in deze vergadering
niet behandeld kunnen worden.
Is het nu niet beter de behandeling van dit punt en die
andere punten een week uit te stellen? Had zij van tevoren
geweten, dat de stukken twee dagen later zouden komen,
dan had sprekers fractie haar maatregelen kunnen nemen.
Nu staat zij onvoorbereid tegenover deze zaak.
De Voorzitter zegt, dat het onmogelijk is tegen den vol
genden Maandag een Raadsvergadering uit te schrijven, aan
gezien het College van Burgemeester een Wethouders dien
dag voor verschillende besprekingen, o.a. met het College van
Gedeputeerde Staten, heeft bestemd.
Spreker vraagt zich af, of de onderhavige zaak van zooveel
beteekenis is, dat thans de verordening niet zou kunnen
worden vastgesteld om daarin later, indien dit noodig mocht
blijken, eenige wijzigingen aan te brengen.
De heer Goslinga zegt, dat het den heer van Eck als lid
van de Commissie voor de Lichtfabrieken bekend is, dat aan
de radiodistributie zeer veel is verbonden, dat men met ijver aan
de voorbereiding van de verordening heeft gewerkt en dat
men door omstandigheden, buiten den wil van spreker en de
andere daarbij betrokken personen het ontwerp thans pas ter
tafel kan brengen.
De verordening behoeft de goedkeuring van den Minister
van Waterstaat. Met het verleenen van die goedkeuring zal
eenige tijd gemoeid zijn en aangezien deze zaak eigenlijk
reeds voor 1 April j.l. in orde had moeten zijn geweest, wil
spreker de verantwoordelijkheid voor verder uitstel niet op
zich nemen.
De voorzitter van de sociaal-democratische fractie heeft van
de ontwerp-verordening a tête reposée kunnen kennis nemen
in de vergadering van de commissarissen en heeft ook deel
genomen aan de behandeling van de verordening in de Com
missie voor de Lichtfabrieken.
Waar de soiiaal-democratische raadsfractie een werkver-
deeling voor haar leden heeft ingevoerd, acht spreker het
wat ver gezocht om te beweren, dat men van de zaak niet
voldoende heeft kunnen kennis nemen.
De heer van Eck zegt, dat hij zich in het belang van de
gemeente bij dezen gang van zaken zal neerleggen.
De heer Koole zegt, dat hij niet voldoende kennis heeft
kunnen nemen van de desbetreffende stukken, doordat zij
te laat aan de Raadsleden zijn toegezonden.
Spreker herinnert den Raad er aan, dat de Wethouder bij
de behandeling van het voorstel tot invoering van de ge
meentelijke radio-distributie verschillende mededeelingen heeft
gedaan om het voorstel van Burgemeester en Wethouders
aannemelijker te doen zijn. Toen de heer Parmentier zei, dat
de kosten van de aansluiting 80.zouden bedragen, deelde
de Wethouder mede, dat die kosten 10.of iets meer zou
den zijn.
Spreker kan zich nu niet vereenigen met artikel 13, waarin
de aansluitingskosten op 17.50 worden bepaald.
De Voorzitter verzoekt den heer Koole zich tot de alge-