MAANDAG 16 MAART 1931. 177 licht en lucht, want in die steeg wonen toch middenstanders; spreker heeft tenminste nooit gehoord, dat een winkelier door de sociaal-democraten tot de arbeiders gerekend wordt. De heer van Eck zegt, dat die ook licht en lucht noodig hebben. De heer Wilbrink neemt er nota van, dat de heer van Eck ook voor niet-arbeiders wenscht op te komen en hun belangen wil behartigen, maar geconstateerd kan worden, dat dit bij den heer van Eck bij uitzondering plaats heeft. Hij heeft dikwijls betoogd, dat hij de belangen van een bepaalde groep van ingezetenen heeft te behartigen, maar thans neemt hij het bij wijze van uitzondering ook eens op voor de be langen van een andere groep, omdat dit in zijn kraam te pas komt. Het is van de firma van Wijk een heel mooie gestie ge weest, dat zij degenen, die waardevermindering van hun eigendommen meenden te duchten te hebben, volkomen heeft schadeloos gesteld, en waar die brug in een zeer groote behoefte van het bedrijf blijkt te voorzien anders zou de firma die schadeloosstellingen niet hebben gegeven is er alles voor te zeggen, dat de gemeente haar medewerking verleent, opdat de betrokken industrie in een bloeienden toe stand blijve verkeeren. De heer Splinter wijst er, naar aanleiding van de bewering van den heer Schüller, dat Burgemeester en Wethouders in het belang van de industrie altijd het maken van dergelijke bruggen zouden toestaan, op, dat kort geleden door Burge meester en Wethouders geweigerd is medewerking te verlee- nen voor het maken van een overbrugging en dat zulks ook reeds al eens heeft plaats gehad, voordat de heer Schüller in de Commissie van Fabricage zitting had. Burgemeester en Wethouders houden wel degelijk met alle omstandigheden rekening o. m. met de omgeving. Wat de bruggen over de Langegracht betreft, als na de demping de pijlers van die bruggen in den weg blijken te staan, dan zullen maatregelen genomen moeten worden om den toestand te wijzigen, hetgeen mogelijk is, omdat de ver gunningen tot wederopzeggens zijn verleend. Spreker kan niet toegeven, dat de straat waar de onder- werpelijke overbrugging zal komen, een arbeidersbuurt is. De Groenesteeg en omgeving zijn een goede winkelstand. Voor de arbeiders heeft men tegenwoordig mooie buitenwijken, waaraan veel zorg wordt besteed. Dat door de te maken brug eenig licht en lucht wordt weggenomen, zal spreker niet ontkennen, rnaar, waar de brug 9.5 M. uit de kruin van den weg zal komen te liggen, zal dit niet in ernstige mate het geval zijn. Met den heer Wilbrink is spreker het eens, dat uit het feit, dat de firma van Wijk zulke belangrijke bedragen aan schadeloosstelling heeft betaald aan de eigenaren der om liggende perceelen, wel degelijk blijkt, dat zij die brug voor haar bedrijf zeer noodig heeft. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en met 21 tegen 10 stemmen aangenomen. Vóór stemmen: de heeren Splinter, Goslinga, Wilbrink, de Reede, Wilmer, Parmentier, Meijnen, van Es, Zitman, Coster, Donders, van Tol, Huurman, Bosman, Manders, Romijn, Eikerbout, van der Reijden, Bergers, Tepe en Reimeringer. Tegen stemmende heeren Kooistra, lvoole, mevrouw Braggaar—de Does en de heeren Verweij, Groeneveld, van Eck, Vallentgoed, de Waal, van Stralen en Schüller. VI. Voorstellen inzake de reorganisatie van het bewaar- schoolonderwijs, enz. (Zie Ing. St. No. 266 van 1930.) Bij dit agendapunt komt tevens in behandeling een adres van de afdeeling Leiden van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers ter zake. De algemeene beschouwingen worden geopend. De heer Meijnen zegt, dat deze voorstellen, voor een deel althans, nauw verband houden met de voorstellen, op 20 Juni 1927 hier aan de orde. Evenals nu, ofschoon niet zoo erg divergeerend als thans, was het College van Burgemeester en Wethouders ook toen niet homogeen. De minderheid wilde toen niet weten van verdere subsidieering van het bijzonder bewaarschoolonderwijs en meende, dat met het subsidiebedrag van ƒ42.000.voor de bijzondere bewaarscholen de uiterste grens van het kunnen van de gemeente bereikt was. De meerderheid meende echter, dat het gemeentebestuur de oogen niet mocht sluiten voor de behoefte aan bewaarschoolonderwijs in de gemeente, dat in die behoefte verder moest worden voorzien door de parti culiere besturen, maar dat men die dan ook in staat moest stellen daaraan te voldoen, hetgeen volgens de meerderheid destijds nog niet het geval was. Vandaar dat de meerderheid er voor was eenige verdere uitbreiding te geven aan de subsidieering van de bijzondere bewaarscholen; zij meende daartoe te gereeder te mogen overgaan, daar zij meende, dat eenige maatregelen genomen konden worden, die zoo groote bezuiniging zouden geven, dat die in de eerste jaren althans zou opwegen tegen de hoogere subsidies. Er was dus homogeniteit in het College in dien zin, dat men de uitgaven voor het bewaarschoolonderwijs niet wenschte uit te zetten, die toen ƒ61.000.voor het openbaar en ƒ42.000.voor het bijzonder bewaarschoolonderwijs bedroegen, totaal dus ƒ103.000.Uok was het College eenstemmig van meening, dat men niet moest voldoen aan het verzoek van 2 bijzondere besturen om vergoeding voor de oprichtingskosten. De maatregelen, die de meerderheid van het College voor stelde als compensatie voor de hoogere kosten van subsidie, waren drieërlei: a. door den toelatingsleeftijd van 3 op 3| jaar te brengen; b. afschaffing van het ambulantisme voor de hoofden der openbare bewaarscholen, waardoor eenige salarissen werden bespaardc. loslating van de bepaling, dat op een school van 70 leerlingen reeds 3 leerkrachten moesten aangesteld worden. Het College heeft nadrukkelijk medege deeld, zeer te hechten aan de aanneming van deze compen satie-voorstellen. De verhooging van den toelatingsleeftijd is echter verworpen met 18 tegen 12 stemmen; daarna is de beraadslaging geschorst, daar het College zich nu wenschte te beraden. Even te voren was met 16 tegen 15 stemmen, zuiver links tegen rechts, besloten tot den bouw van een openbare bewaarschool in het Kooipark. Deze uitslag vond waarschijn lijk zijn oorzaak in de afwezigheid van twee Raadsleden der rechterzijde. Spreker wil hierbij nog opmerken, dat al de leden der rechterzijde, die tegenwoordig waren, toen en vroeger altijd tegen de uitbreiding van het aantal openbare bewaar scholen hebben gestemd. Spreker komt thans tot de voorstellen van de meerderheid in het College. Wat de toelichting, bij die voorstellen behoorende, betreft, wil hij niet elk woord voor zijn rekening nemen, niet b.v. de clausule, dat het hier een soort onderwijs geldt, dat eigenlijk geen onderwijs is. Overigens vindt hij de voor stellen van 1927, welke hij destijds heeft helpen indienen en heeft verdedigd, in de meerderheidsvoorstellen vrijwel terug. Op twee belangrijke punten is er echter verschil. Vooreerst heeft de meerderheid het voorstel tot verhooging van den toelatingsleeftijd der kinderen niet opnieuw ingediend en dat is volkomen begrijpelijk. De verwerping van dat voorstel had in 1927 plaats met een vrij groote meerderheid en bovendien was dat in het geheel geen partijstemming. De meerderheid in het College van thans heeft zich blijkbaar bij de beslissing van 1927 neergelegd; zij zal gedacht hebben: indien de ver hooging van de leeftijdsgrens tot 3£ jaar voor de gezinnen in 1927 een overwegend bezwaar werd geacht, dan zal zij dat in 1930 ook nog wel zijn; in die drie jaar zal de toestand in de gezinnen wel niet zoodanig veranderd zijn, dat het bezwaar, dat toen overwegend was, thans geheel zou zijn vervallen. Het tweede punt van verschil betreft het voorstel tot ver goeding, gedurende 24 jaar, van 3| der oprichtingskosten voor nieuw te bouwen bijzondere bewaarscholen. Spreker zegt niet, dat hij dit voorstel onbillijk vindt: hij gelooft werkelijk, dat het moeilijk is die oprichtingskosten bijeen te brengen, maar hij houdt alleen zijn hart maar vast voor de financiën. De meerderheid raamt de totale kosten, waartoe haar voorstellen zullen leiden, op ƒ163.000.of ƒ60.000. meer dan waaraan men in 1927 toe was. Met het oog op de gemeentefinanciën acht spreker een jaarlijksche uitgave van ƒ60.000.meer te veel en hij zou gaarne zien, dat de meerder heid trachtte de totale kosten, aan haar voorstellen verbonden, tot een lager bedrag terug te brengen. Tegen de voorstellen der minderheid heeft spreker drieërlei bezwaar; deze bezwaren liggen op het terrein van het principe, op dat van de inrichting van het openbaar bewaarschool onderwijs en op dat der gemeentefinanciën. De minderheid kan zich, evenmin als de meerderheid, neer leggen bij den bestaanden toestand, die ook volgens haar beteekent een achterstelling van dat deel der bevolking, dat bijzonder bewaarschoolonderwijs verlangt, bij dat deel, dat openbaar onderwijs wenscht. De kosten per leerling van de openbare scholen waren in 1928 92.het subsidiebedrag per leerling voor het bijzonder onderwijs was 37.De minderheid meent, dat dit niet zoo mag blijven en stuurt aan op financiëele gelijkstelling. De minderheid kiest welbewust de richting van uit breiding van het openbaar bewaarschoolonderwijs en dus die van overheids-opvoeding, van het overbrengen van een deel van de taak der ouders naar de overheid. Daarmede is spreker het niet eens. De gedachtengang der minderheid is deze: een vrij sterke groep menschen verlangt hier openbaar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 5