174 MAANDAG 16 MAART 1931. zaak nu toch wel hebben. Spreker stelt er prijs op van Burgemeester en Wethouders te vernemen op welk tijdstip het voorstel in openbare behandeling zal worden gebracht. De Voorzitter zegt, dat dit het geval zal zijn, zoodra de Commissie van Fabricage het College een advies geeft, waar mede het bij den Raad kan aankomen. De heer Wilbrink: En wanneer Burgemeester en Wet houders dit niet het geval achten? De Voorzitter zegt, dat het College dan zelf een advies zal uitbrengen. Wordt zonder hoofdelijke stemming besloten het verzoek te behandelen tegelijk met de behandeling van het Raad- huisvraagstuk. 5°. Mededeeling van Dr. G. O. E. Lignac dat hij, wegens vertrek uit de gemeente, bedankt als lid van de plaatselijke Schoolcommissie. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be sloten de mededeeling voor kennisgeving aan te nemen. 6°. Verzoek van den heer Coster, om een interpellatie te mogen houden naar aanleiding van het antwoord van den Wethouder op zijn vraag betreffende de stroomspanning van het electrische net. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be sloten het verzoek toe te staan en de interpellatie te doen houden na afloop van de gedrukte agenda. 7°. Schrijven van Gebr. Vlaardingerbroek, in zake den ver koop van grond op Zuiderzicht. Dit stuk luidt als volgt Leiden, 16 Maart 1931. Aan den Raad van de Gemeente Leiden. Edelachtbare Dames en Heeren. Geven met verschuldigde eerbied te kennen, ondergeteeken- den, domicilie kiezende te Leiden, Roodenburgerstraat 24. Dat zij kennis hebben genomen van den mededeeling van den Edelachtbare Heer Wethouder van Fabricage den Heer Splinter, in zaken de afwijzende beschikking van de grond aankoop op Zuiderzicht Kad. bekend Sectie M No. 4713, groot 900 M*. door ondergeteekenden aan de Gemeente Leiden verzocht. Verzoekt om als nog, Ower Raad, te willen doen besluiten den afwijzende beschikking in te trekken en aan onderge teekenden bedoelde grond te verkoopen. Zij verwijzen Uwen Raad naar de bijgaande memorie van toelichting, waarin de motiveering wordt uiteengezet, waarom zij dit adres aan de Raad zend. Welk doende met de meeste hoogachting Gebr. Vlaardingerbroek Bouwondernemers. Zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt be sloten het schrijven te stellen in handen van Burgemeester en Wethouders, ten einde er voor zooveel noodig op te letten. De Voorzitter deelt alsnog mede: dat op 12 Maart j.l. heeft plaats gehad de opneming van de boeken en kas van den Gemeente-Ontvanger, waarvan proces-verbaal in duplo is opgemaakt, dat aan de Gedep. Staten is toegezonden en in de Leeskamer ter inzage is nedergelegd. De Voorzitter stelt thans allereerst punt 2 der agenda aan de orde. II. Praeadvies op het verzoek van Mej. G. A. de Blaauw, om eervol ontslag als onderwijzeres aan de Centrale School voor het 7e en 8e leerjaar. (Zie Ing. St. No. 59.) Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten. Aan de orde is alsnu: I. Benoeming van een lid van het bestuur der vereeniging »de Ambachtsschool". (Zie Ing. St. No. 58.) De Voorzitter verzoekt den heeren Schüller, Manders, van der Reijden en Romijn het stembureau te vormen. Wordt benoemd met 27 stemmen de heer lr. J. A. Rade maker; de heer J. A. Herfst verkreeg 1 stem. Ila. Benoeming van een tijdelijk leeraar in de lichamelijke oefening aan het Gymnasium, voor den verderen duur van den cursus 1930—1931. (Zie Ing. St. No. 64.) De heer Meijnen heeft in de stukken gezien, dat de Inspecteur den heer Holstvoogd No. 1 geplaatst heeft; 2 hoofden, onder wie hij gewerkt heeft, hebben spreker trouwens zeer gunstige verklaringen en aanbevelingen omtrent hem gegeven. In de voordracht van Curatoren staan beide heeren echter als gelijkwaardig in alfabetische, dus in andere volgorde dan waarin de waarnemende Inspecteur hen geplaatst had. Spreker vraagt in de eerste plaats hoe het komt, dat er in de aanbevelingen geen overeenstemming is betreffende de volgorde van de beide namen. Zijn tweede vraag betreft de advertentie, waarin is opge roepen een tijdelijk leeraar voor de manlijke leerlingen van het Gymnasium en tevens een tijdelijke leerares voor de vrouwelijke leerlingen van het Gymnasium. Hij heeft de solli citatie-stukken ingezien en hij heeft bemerkt, dat er bij de overgelegde stukken een aanbeveling was voor de benoeming van een leerares, maar bij de benoemingen, welke op de agenda voorkomen, is alleen sprake van een tijdelijken leeraar, niet van een tijdelijke leerares. Spreker vraagt of intusschen de behoefte aan een tijdelijke leerares is vervallen dan wel of men op die benoeming later terugkomt. Mocht dit laatste het geval wezen, dan zou hij gaarne vernemen, wat er zal gebeuren met de ingekomen sollicitaties, met de mededeelingen omtrent die sollicitanten en met de aanbeveling, welke in tusschen reeds door den waarnemenden Inspecteur is opge maakt: Mej. Los No. 1 en Mej. Collins No. 2. De heer Tepe antwoordt, dat de heer Meijnen met zijn eerste vraag aan het verkeerde adres is. De aanbeveling wordt opgemaakt en aan den Raad voorgelegd door Curatoren van het Gymnasium en niet door Burgemeester en Wethouders. De heer Meijnen: Ik dacht, dat U dit wel aan Curatoren gevraagd hadt. De heer Tepe Het is ook spreker opgevallen, dat er verschil is in de volgorde van de aanbevolenen tusschen het advies van den Inspecteur en de aanbeveling van Curatoren, maar Burgemeester en Wethouders hebben zich verder met die zaak niet ingelaten. Het is de Lak van Curatoren om een aanbeveling op te maken en het is aan hen om al dan niet een voorkeur te bepalen. Wil de heer Meijnen in deze nadere opheldering ontvangen, dan zal hij zich tot Curatoren van het Gymnasium hebben te wenden. Wat de tweede vraag van den heer Meijnen aangaat, nadat de oproeping voor die tijdelijke leerares was geplaatst, hebben Curatoren een regeling weten te treffen, in verband met de inrichting van het leerplan, welke het niet noodzakelijk maakt om op dit oogenblik een nieuwe leerkracht te benoemen, ook niet een tijdelijke. Welke de gevolgen zullen zijn, als later noodig zal blijken wel een vrouwelijke leerkracht aan het Gymnasium aan te stellen, durft spreker op dit oogenblik niet zeggen. Omtrent de vraag of dan weer gebruik zal worden gemaakt van den gedanen oproep en dezelfde solli citanten weer in aanmerking zullen komen, kan hij geen positieve mededeelingen doen. Curatoren hebben de bevoegd heid de aanbeveling te doen en aan hen is het te bepalen hoe en onder welke omstandigheden oproepingen zullen plaats hebben. Wordt benoemd met 19 stemmen de heer H. P. den Bouw meester; de heer J. Holstvoogd verkreeg 9 stemmen. lib. Benoeming van eene onderwijzeres aan de Centrale School voor het 7e en 8e leerjaar. (Zie Ing. St. No. 65.) Wordt benoemd met algemeene (28) stemmen Mej. J. J. van Doorn. (De heeren Parmentier en Verweij komen ter vergadering).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 2