MAANDAG 2
MAART 1931.
165
op den voorgrond had gestaan, hetgeen toch inderdaad het
geval is. Wanneer Directie en Commissarissen Burgemeester
en Wethouders daarvan niet hadden kunnen overtuigen, was
dit voorstel hier niet aan de orde gekomen. Het ligt heelemaal
niet op den weg van.Leiden om menschen dikke tantièmes
in hun zak te stoppen of onnoodige en luxe-inrichtingen neer
te zetten; dat komt niet in het College op; is het wel behoorlijk
dit van een gemeentebestuur te veronderstellen? Spreker kan
den heer Bosman gereedelijk toestemmen, dat noch het College,
noch de Raad de technische zijde van dit plan kan beoordeelen,
maar als alle zaken, waarvan de Raad de technische zijde
niet kan beoordeelen, hier onbehandeld en onbesproken bleven,
dan bleef er van de fabrieken niet veel over en evenmin van
den Raad. Herhaaldelijk beslist de Raad over zeer moeilijke
technische quaesties, waarvan hij de mérites niet kan beoor
deelen, noch hoofd voor hoofd, noch als Raad, Maar de heer
Bosman kan toch nooit bedoelen, dat dit een reden zou zijn
om een zaak niet te entameerendan moet men toch afgaan
op de deskundige adviezen der ambtenaren, die het vertrouwen
van Commissarissen en van het gemeentebestuur hebben. Dit
is een conditio sine qua non voor het krijgen van gemeentelijke
bedrijven als men hier heeft, maar hetzelfde geldt ook tot op
zekere hoogte voor verschillende particuliere bedrijven; ook
die worden vaak in hoogste instantie bestuurd door ondes-
kundigen, die afgaan op adviezen van deskundige ingenieurs
en directeuren.
De heer Bosman zeide verder eenigszins railleerend, dat
dit werkverruiming was voor het geheele land en dat geen
Leidsch werkman er van profiteeren zou. Op het oogenblik
bestaan er slechts in Duitschland en Frankrijk inrichtingen,
zooals men er hier een wil oprichten, voor het toetsen van
electrische apparaten van grooten omvang; dit zijn evenwel
geen publieke proefstations, maar particuliere beproevings
installaties van die fabrieken; dit beteekent dus, dat daar
alleen eigen fabrikaten beproefd kunnen worden, en niet de
fabrikaten van andere fabrieken. Men heeft dit bij wijze van
welwillendheid wel eens toegestaan, maar toen men zag, dat
dit nadeelig was, hebben zoowel het proefstation in Lyon als
dat in Berlijn dit verder geweigerd. Die proefstations scheppen
dus een monopolie voor die fabrieken en de bedoeling van de
inrichting van een Nederlandsch kortsluithuis is dat monopolie
te breken, zoodat men vrij en onafhankelijk van eiken fabrikant
de artikelen kan beproeven. De heer Bosman schudt van neen;
spreker begrijpt, dat dit niet zoo heel erg aangenaam is. De
heer Bosman vergist zich, wanneer hij meent dat de K.E.M.A.
een vereeniging van Directeuren van electriciteitsbedrijven is;
het is een vennootschap, waarvan de aandeelen uitsluitend
in handen zijn van publieke lichamen, van gemeentelijke en
provinciale besturen. De heer Bosman zegt nu: dat staat er
ook, maar dan moet hij niet zeggen, dat het een vereeniging
van Directeuren der electriciteitsbedrijven is. Dat die ver
eeniging door die Directeuren is opgericht, zegt toch niet,
dat het een vereeniging van Directeuren is; de Bank van
Nederlandsche gemeenten is opgericht door Burgemeesters en
Wethouders van Nederlandsche gemeenten, maar daarom kan
men nog niet zeggen dat het een zaakje is van Burgemeesters
en Wethouders van de verschillende gemeenten 1
Dat is een zelfstandige naamlooze vennootschap, waarvan
de gemeente aandeelhoudster is.
Dit is ook een naamlooze vennootschap, waarvan de ge
meente Leiden sinds jaren aandeelhoudster is. Ook zijn de
gemeenten Amsterdam, Utrecht, de provinciën Utrecht en
Gelderland aandeelhoudster. Zij bestaat uitsluitend uit over
heidsbedrijven. De particulieren hebben veel pogingen aan
gewend aandeelhouder te worden en een commissariszetel te
bezetten, maar het is hun steeds geweigerd.
Wat een gemeente op zichzelf niet kan doen, geschiedt nu
in samenwerking van verschillende gemeenten en andere
publiekrechtelijke lichamen.
In Arnhem bestaat een beproevingsstation voor kleine ge
bruiksartikelen. Installatiën, die groote spanningen van 50.000
en 100.000 Volt moeten kunnen doorstaan, konden echter tot
nu toe niet in ons land beproefd worden.
Bij den bouw van het onderstation aan de Cobetstraat was
de gemeente aangewezen op een tweetal fabrikaten, een
Fransch en een Duitsch, beide goed en voorzien van de
noodige attesten. Concurrentie was echter vrijwel uitgesloten.
De Heemaf, die ten slotte ook in staat zou zijn dergelijke
installatiën te leveren, kan geen offerte maken, omdat zij niet
kan aantoonen, dat de installatie de groote spanningen kan
doorstaan.
Wanneer het kortsluithuis is opgericht, zal de markt
worden verruimd en het monopolie worden gebroken, het
geen van groot belang is voor de electriciteitsfabrieken.
Kan men nu, zooals de heer Bosman deed, veronderstellen,
dat de directeuren van de electriciteitsfabrieken, die het
bestuur van de K.E.M.A. vormen en over het algemeen de
personen zijn, van wier energie en werkkracht de gemeenten
profiteeren en die in de gemeenten de duiten aanbrengen,
voor de aardigheid of om een professor een plezier te doen,
anderhalf millioen gulden zullen wegwerpen? Denkt men,
dat het zulke fantasten zijn?
Indien spreker geen andere argumenten zou gehad hebben
om een serieus voorstel als dit te bestrijden, zou hij liever
thuis gebleven zijn, want een dergelijke bestrijding is beneden
alle critiek.
Het kan zijn, dat het inzicht van den heer Bosman beter
is dan hun inzicht, maar dat mag geen reden zijn om de
motieven van de tegenstanders verdacht te maken en te
zeggen: het is er om te doen den een of ander aan een
baantje te helpen en sommigen collega's als commissaris
dikke tantièmes te bezorgen.
Aan dit voorstel is een algemeen belang verbonden. Wan
neer de gemeenten niet meer aangewezen zullen zijn op een
paar leveranciers en hetgeen zij wenschen te koopen in haar
eigen huis kunnen beproeven, is dat van ontzaglijk groote
beteekenis voor een groot bedrijf als een electrische centrale.
Daarom interesseeren Burgemeester en Wethouders zich voor
deze zaak.
Het feit, dat door de aanneming van dit voorstel de werk
verruiming wordt bevorderd, wordt door de commissie voor
de lichtfabrieken niet zoo licht opgenomen.
De werkverruiming in het binnenland komt ook de ge
meente Leiden ten goede en werkt gunstig op de arbeids
verhoudingen in de stad. Men moet hierbij niet het enge
standpunt innemen, dat men er alleen voordeel in ziet, als
het de werkverruiming in Leiden bevordert. Als men in een
andere gemeente iets voor de werkverruiming doet, wordt
het ook in Leiden toegejuicht, omdat het ten slotte gaat om
de werkverruiming van landgenooten.
De heer Bosman heeft gevraagd, of het Rijk het werk niet
had'kunnen ondernemen. Het Rijk geniet op geen enkele
wijze inkomsten van de electriciteitsvoorziening van het land,
het is op geen enkele wijze er geldelijk bij geïnteresseerd,
terwijl de provincies en de gemeenten er wel eenig voordeel
van hebben. In dezen gedachtengang voortgaande, kan men
er iets voor gevoelen, dat het Rijk zegt: het is een object,
dat voor u van belang is, er zit wel eenige werkverruiming
in, maar aangezien ik geen enkel voordeel trek uit de elec
triciteitsvoorziening, heb ik geen zin er eenig geld in te
steken, dat kunnen de bedrijven best zelf doen. Men heeft
inderdaad aldus geredeneerd.
Het Rijk oefent wel eenig toezicht uit en interesseert zich
er ook sterk voor, maar laat de betaling over aan de pro
vincies en de gemeenten.
Spreker gevoelt in het algemeen niet zeer veel voor een
dergelijk standpunt van het Rijk, maar men kan zich toch
ook wel voorstellen, dat waar zooveel beroepen op den Minister
van Financiën worden gedaan, deze zegt: voor die centrales
kan men het ten slotte wel zelf doen.
Wat het jaarlijksche tekort van ƒ150.000.betreft: men
moet dit omslaan over de bedrijven, die zich aangesloten
hebben. Indien de heer Bosman de toelichting goed gelezen
had, zou hij hebben bemerkt, dat men het stichtingskapitaal
wenscht af te lossen in 10 annuïteiten. Na tien jaar zijn de
jaarlijksche uitgaven uit dien hoofde dus verminderd met
150.000.Het bedrijf kan zich dan zelf bedruipen door de
baten van hetgeen het voor derden verricht.
De heer Bosman merkt op, dat die rekening niet klopt en
de Wethouder het dan niet goed heeft nagerekend.
De heer Goslinga wijst er op, dat uitdrukkelijk in de toe
lichting staat: »de aflossing van het op te nemen kapitaal
heeft ook in 10 jaren plaats". Men is dan van den aflossings
termijn en het betalen van rente af. Spreker heeft hiermede
een redelijk antwoord gegeven op de vraag van den heer
Bosman, wat er na de tien jaren zal gebeuren. Het is moge
lijk, dat er een paar duizend gulden aan mankeeren zal, maar
hiermede is een redelijke verklaring van den ünancieelen opzet
gegeven.
De heer Bosman geeft toe, dat in het buitenland alleen
particuliere bedrijven dergelijke kortsluithuizen hebben, en
wil, dat de centrales hier ook een zoodanige particuliere in
richting steunen; bovendien heeft hij bezwaar, dat de ge
meente nu geen medezeggenschap krijgt over de benoeming
en bezoldiging van de directeuren en over hun rekenplichtig-
heid. Maar zou de heer Bosman nu waarlijk denken, dat, als
een particulier bedrijf dit deed met steun van de centrales,
de gemeente daarover dan wel zeggenschap zou krijgen; er
zou dan wel eenige invloed op uitgeoefend kunnen worden,
maar geen medezeggenschap. Nu zal het zoo gaan, dat de
aandeelhouders, n.l. gemeenten en provinciën, in hun alge-
meene vergadering een directeur benoemen en zijn bezoldiging
vaststellen; dit gebeurt dus niet speciaal door Leiden alleen,
maar de vertegenwoordigers van Leiden zitten daarbij, zooals
zij ook toegang hebben tot de aandeelhoudersvergadering van
de Bank van Nederlandsche gemeenten. De aandeelhouders