166
MAANDAG 2 MAART 1931.
zijn uitsluitend publieke lichamen; aan hen is de Directeur
ook rekenplichtig; daarop wordt natuurlijk contróle uitge
oefend, zooals bij een naamlooze vennootschap gebruikelijk is.
Spreker ziet niet in welk bezwaar hiertegen kan worden in
gebracht. Spreker geeft toe: het is een belangrijke zaak en
Commissarissen der Lichtfabrieken stonden er eerst wat vreemd
tegenover, maar toen zij eenmaal doel en beteekenis hiervan
zagen, hebben zij niet langer geaarzeld. Wanneer men eenmaal
den weg opgaat van gemeentelijke voorziening van electrici-
teit, waartegen spreker op zich zelf geen enkel bezwaar heeft,
acht spreker het begrijpelijk, dat men ook overgaat tot ge
meenschappelijke verzorging van de hoogere belangen daar
van; dat ligt in de ontwikkeling en in de natuur der dingen.
Dit is een zekere trustvorming, die echter uitsluitend het
belang der gemeenschap op het oog heeft. Men moet dit zien
als een gemeenschappelijke verzorging van belangen, aan elke
centrale gemeen, doch die door elke centrale op zich zelf niet
behartigd kunnen worden. Deze plannen zijn bij de Neder-
landsche industrie, die zich tot dusver verstoken zag van
opdrachten op dit gebied, in zeer goede aarde gevallen; die
kan nu haar eigen fabrikaten daar laten toetsen en als con
current met de buitenlandsche industrie optreden, die tot nu
toe het monopolie had.
Als leek kan spreker de technische zijde van deze zaak
ook niet geheel beoordeelendat is van hem ook niet te ver
langen; daarvoor zit hij ook niet hier. Spreker wijst echter
op de organisatorische, de sociale en de economische beteekenis
van deze zaak.
Nu acht de heer Bosman het beter, ieder jaar ƒ4000.te
geven en voor ƒ50.000.aandeelen te nemen.
De heer Bosman betwist, of het geven van die ƒ32.000.
a fonds perdu voordeeliger is.
De heer Goslinga zegt, dat dat in de Commissarissen-ver
gadering is uitgerekend; de Directie heeft uitdrukkelijk voor
gerekend, dat het voordeeliger is ƒ32.000.a fonds perdu te
geven, dan elk jaar ƒ4000.plus het accres en bovendien
ƒ50.000.aandeelen te nemen.
Al is dit een grootsch idee, zooals de heer Zitman zeide,
van eenigen weelderigen opzet kan hier niet gesproken worden
het is zeer goed doordacht door al die bedrijven, die er
allemaal over moeten oordeelen; het project is van alle kanten
bekeken. Waar het geheele land hieraan meedoet, zal een zoo
belangrijke centrale als in Leiden zich daaraan niet kunnen
onttrekken.
De heer Bosman zegt, dat zijn vraag naar de tantièmes
den Wethouder blijkbaar buitengewoon zwaar in de ooren
geklonken heeft; toch heeft spreker enkel gevraagd of de
Wethouder iets van de tantièmes afweet. Wanneer een naam
looze vennootschap opgericht wordt en er commissarissen
benoemd worden, genieten die meestal tantième. Spreker weet
niet wie commissaris zullen worden, maar acht het wel van
gewicht dit te weten; het zij evenwel verre van hem, met
zijn vraag een blaam te willen werpen op iemand of de be
stuurders verdacht te willen maken, maar als men de zaak
bespreekt, wat heeft het dan tegen ook die punten te be
spreken
Spreker heeft het nut van zoo'u kortsluithuis niet betwist;
uit ingewonnen informaties is hem het nut wel gebleken, ook
voor de binnenlandsche industrie. Het is voor de Lichtfabrieken
inderdaad thans moeilijk sommige onderzoekingen zelf te doen,
terwijl men daarvoor dan moet zijn in het buitenland, waar
kortsluithuizen bestaan. Zoo'n inrichting kan dus hier te
lande wel nuttig zijn. Spreker heeft dat nut dan ook niet
bestreden. Maar kan het, vraagt hij, niet wat eenvoudiger en
goedkooper? Nu zegt de Wethouder: daarvoor hebben wij
onze deskundigen, n.l. de Directie van de Lichtfabrieken; hij
meent blijkbaar, dat die in het inrichten van een kortsluithuis
het meest deskundig is. De ambtenaren van de centrale zijn
op hun gebied ongetwijfeld heel knappe menschen, maar dat
wil daarom nog niet zeggen, dat zij de meest deskundigen
zijn voor het inrichten en exploiteeren van een kortsluithuis
en hoogspanningslaboratorium. Dat is heel iets anders. Bovendien
heeft het vraagstuk niet alleen een technische zijde, doch ook
een financieelen en commercieelen kant. Op de goede koopman
schap van die heeren vertrouwt spreker niet zoo vast als de
Wethouder; eenig toezicht van deskundige zijde is heusch
niet overbodig; in elk geval zou spreker hun liever niet de
onbeperkte macht van handelen willen laten.
De Wethouder achtte het verder beter, het kortsluithuis
in eigen beheer te nemen en het niet aan particulieren over
te laten, omdat de invloed van de gemeente in dit laatste
geval veel minder groot zou zijn.
Spreker gelooft dat laatste niet.
Integendeel gelooft hij, dat, wanneer de gemeenten of de
gemeentelijke' bedrijven het initiatief hadden genomen, en
aan particulieren de leiding lieten, de invloed van de gemeenten
zeker zoo groot zou zijn als thans, nu men alle macht geeft
aan een naamlooze vennootschap, waarvan men enkel aandeel-
houdster is. Men zou ook veel zuiniger uit geweest zijn en
grootere zekerheid gehad hebben dat de zaak commercieel in
de goede richting werd gestuurd.
De Wethouder heeft in het geheel niet gesproken over het
punt, waarop het vooral aankomt: de financieele verantwoording
van de ontvangen gelden. Degene, wien gelden der gemeente
toevertrouwd worden, moet rekenplichtig blijven tegenover
de gemeenten. Dat is hij niet, wanneer de gemeenten de zaak
leggen in handen van de een of andere naamlooze vennoot
schap, die er mede kan doen, wat zij wil.
Spreker heeft daarom ook gevraagdwaarom zijn de statuten
niet overgelegd en is niet duidelijk aangegeven, hoe de geheele
financieele opzet zal zijn.
Ook na de mondelinge toelichting van den Wethouder is
de Raad te dien opzichte nog even onvoldoende ingelicht.
Op het oogenblik weet nog niemand, misschien zelfs de Wet
houder niet, wie het beheer over de op te richten naamlooze
vennootschap zal voeren en aan welke wetten hij zal zijn
gebonden. Met een zoo slecht toegelicht plan moest de Wet
houder toch eigenlijk niet bij den Raad komen.
De heer Goslinga vestigt er de aandacht op, dat de heer
Bosman het nut van de inrichting van een kortsluithuis
heeft erkend en vindt dit een belangrijke verklaring.
De heer Bosman merkt op, dat hij het nut er van ook nooit
heeft betwist.
De heer Goslinga zegt, dat geen enkele particulier tot de
oprichting van een kortsluithuis zal overgaan, aangezien
dat op zichzelf geen rendabele onderneming is, hetgeen wel
blijkt uit de cijfers van de schriftelijke toelichting van dit
voorstel.
Enkele zeer groote fabrieken hebben een eigen kortsluit
huis, maar het is juist de bedoeling van dit voorstel om zich
daarvan los te maken en het monopolie van die fabrikanten
te breken.
De heer Bosman heeft gevraagd, hoe een dergelijke inrich
ting werkt.
Wanneer de gemeente een onderstation moet inrichten en
een offerte ontvangt van de Heemaf, die transformatoren wil
leveren, wordt elk artikel, dat de gemeente ontvangt, eerst
in dat kortsluithuis beproefd, waarvoor dan ook een attest
gegeven wordt. Het groote voordeel is, dat men een onaf
hankelijk, vrijstaand lichaam heeft, een groot laboratorium,
waar men die dingen kan laten toetsen. Dit is van groot
belang voor de fabrieken, omdat men nu aan de particulieren
is overgeleverd. Nu zegt de heer Bosman: men houdt het
niet in eigen hand. Dat is toch wel heel eigenaardig gerede
neerd. Alle plaatsen, Amsterdam, Utrecht, Delft, Rotterdam
enz., doen het gezamenlijk; natuurlijk heeft Leiden maar een
paar stemmen in het kapittel, maar het zijn publiekrechtelijke
lichamen, die allemaal hetzelfde belang hebben. De gemeenten
hebben het wel in eigen hand; Leiden heeft wel wat te zeggen
het kan zich op de aandeelhoudersvergadering laten vertegen
woordigen; het heeft hier echte medezeggenschap, geen namaak-
of would-be-medezeggenschap. De naamlooze vennootschap
blijft financieel verantwoordelijk aan de gemeente. De heer
Bosman zegt: als men aan de een of andere naamlooze vennoot
schap geld gaat geven, maar het is hier niet de een of andere
naamlooze vennootschap; het is een eigen vennootschap van
de gemeenten en het geld, dat zij ontvangt, moet zij natuurlijk
aan de aandeelhouders verantwoorden, dus ook aan Leiden
en spreker ziet geen enkele reden, waarom dit ook niet zal
gebeuren.
Het betreft hier geen nieuwe onderneming; het betreft hier
de N.V. K.E.M.A. te Arnhem die al eenige jaren bestaat,
die uitbreiding geeft aan haar installaties door dit kortsluit
huis. Indien spreker geweten had, dat de heer Bosman gaarne
kennis genomen had van de statuten van deze onderneming,
had hij ze gaarne overgelegd; hij is alsnog bereid dat te doen
Daar zit niets geheimzinnigs in. Inderdaad zijn enkele direc
teuren van groote bedrijven commissaris van deze naamlooze
vennootschap. De Urheber van deze zaak was wijlen de heer
Bellaert Spruit, directeur van het Limburgsche Provinciale
eleclriciteitsbedrijfdeze is jarenlang president-commissaris
geweest. Het denkbeeld van dit kortsluithuis is oorspronkelijk
gelanceerd vanuit Amsterdam, waar men behoefte daaraan
heeft gevoeld. Spreker is het volkomen met den heer Bosman
eens, dat deze zaak zoo goedkoop mogelijk en zonder eenige
geldverspilling moet worden tot stand gebracht en hij is
bereid die opmerking over te brengen ter plaatse waar zulks
dienstig kan zijn, maar spreker gelooft niet, dat de pientere
directeuren van de electriciteitsbedrijven, een dergelijke aan
sporing van een ondeskundigen Raad hard noodig hebben.
Spreker ziet hier geen geldverspilling, maar integendeel een
uitrekenen wat men doen kan en wat het beste is en hoe