MAANDAG 16 FEBRUARI 1931.
143
zijds zijn groote teleurstelling uit, dat Burgemeester en Wet
houders in deze geen rekening hebben gehouden met de
uitspraak van den Raad. Spreker weet wel, dat de uitvoering
der wetten niet onderworpen is aan het oordeel van den
Raad; die kan zelfs niet eischen, dat daaromtrent zijn oordeel
wordt gevraagd. Daarmede wordt echter nog al dikwijls de
hand gelicht en in het algemeen wordt de Zondagswet door
Burgemeester en Wethouders toegepast in overeenstemming
met den wil van de meerderheid der bevolking. Nu heeft de
Voorzitter, spreker meent namens Burgemeester en Wet
houders, gezegd dat de Zondagswet hier ook zou worden
toegepast in overeenstemming met den wensch der bevolking.
Hij meende, dat hij dien wensch van de bevolking uit de
uitspraken van den Raad zou afleiden. Nu is een deel van
dien wensch, n.l. het houden van optochten op Zondag, voort
durend door den Raad afgewezen, maar wat het andere deel
betreft, het geven van bioscoopvoorstellingen en van andere
openbare vermakelijkheden op Zondagmiddag, daarvan heeft
de Raad bij gelegenheid van de behandeling der begrooting
de wenschelijkheid wel uitgesproken.
De gedane mededeeling is voor spreker en de zijnen een
teleurstelling, omdat zij die niet hadden verwacht in verband
met het door den Voorzitter gegeven antwoord. De Voorzitter
sprak van een meerderheid van het College van Burgemeester
en Wethouders; er is dus een minderheid en deze zal moeten
bestaan uit 2 leden; spreker neemt aan, dat het besluit is
genomen met 3 tegen 2 stemmen. Het is best mogelijk, dat
de Voorzitter behoort tot degenen, die wenschen, dat die
bioscoop-voorstellingen zullen worden toegelaten na de ge
vallen beslissing in den Raad. In elk geval is deze houding
van de meerdei heid van het College in strijd met de toezegging
van den Voorzitter en met de usance, welke vrij algemeen
wordt gevolgd. Men heeft er bezwaar tegen, dat inbreuk
wordt gemaakt op de strenge bepalingen van de Zondagswet,
als de gemeentenaren zulks niet verlangen. Spreker is echter
overtuigd, dat een belangrijke meerderheid in de gemeente
daartegen geen bezwaar heeft, en waar de Raad dat bekrachtigd
heeft de Katholieke Raadsleden, die vóór sprekers voorstel
hebben gestemd, hebben beter het oordeel van de Katholieke
ingezetenen weergegeven dan zij, die er tegen hebben ge
stemdkanspreker er slechts zijn groote teleurstelling over
uitspreken, dat Burgemeester en Wethouders zich van de
uitspraak van den Raad hebben los gemaakt en tegen den
wil van de meerderheid der Leidsche ingezetenen op den
duur zulk een strenge handhaving van de Zondagswet wenschen
te zien plaats hebben. Spreker kan de bevoegdheid van
Burgemeester en Wethouders niet betwisten, maar hij moet
zijn groote spijt en teleurstelling uitspreken.
De heer Romijn vraagt het woord.
De Voorzitter vraagt of de Raad, waar Burgemeester en
Wethouders hebben verzocht thans over dit onderwerp niet
te discussieeren, aan dat verzoek wil voldoen.
De heer Romijn vraagt of Burgemeester en Wethouders
bereid zijn in een Ingekomen Stuk mede te deelen, welke
motieven zij hebben gehad om zich aan de betreffende uit
spraak van den Raad niet te storen.
De Voorzitter acht het beter, dat de heer Romijn een
interpellatie over dit punt aanvraagt.
Aan de orde is alsnu:
I. Benoeming van vijf Stads-geneesheeren, voor het tijdvak
1 Januari 19311 Januari 1932.
(Zie Ing. St. No. 29.)
De Voorzitter verzoekt den heeren Eikerbout, Kooistra,
van Tol en Romijn het stembureau te vormen.
Worden benoemd de heeren A. Kist, Dr. J. C. M. Timmer
mans, J. A. Schreuder, H. P. Veldhuijzen en P. J. M. Niemer,
ieder met algemeene (27) stemmen.
De Voorzitter dankt den leden van het stembureau voor
de genomen moeite.
II. Praeadvies op het verzoek van Mevr. H. A. Koning
van Wermeskerken, om ontslag als Regentes van het Heilige
Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis.
(Zie Ing. St. No. 41.)
Mevrouw Braggaar—de Does heeft tegen dit voorstel, om
bedoelde dame eervol ontslag te verleenen, geen bezwaar,
maar brengt haar bij eeri vorige gelegenheid gedaan verzoek
in herinnering, n.l. om bij een volgende vacature een per
soon uit de arbeidersklasse te benoemen, omdat de daar ver
pleegd wordende kinderen over het algemeen arbeiderskin
deren zijn; het zou zeer op zijn plaats zijn om een arbeider
in dit bestuur te benoemen, omdat die met hun levenswijze
het beste op de hoogte is. Spreekster verzoekt aan Burge
meester en Wethouders om het College van Regenten van
het Heilige Geest- of Arme Wees- en Kinderhuis te verzoeken,
bij de volgende vacature met dezen wensch rekening te
houden.
De Voorzitter zegt, dat het niet op den weg van het
College ligt bepaalde wenschen aan de Regenten kenbaar te
maken. Daar deze opmerking van mevrouw Braggaar
de Does echter in het Verslag zal verschijnen, kunnen de
Regenten daarmede, voorzoover zij dat wenschen, rekening
houden.
Wordt -zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
praeadvies van Burgemeester en Wethouders besloten.
111. Praeadvies op het verzoek van L. A. Mennes, om eervol
ontslag als Directeur van den Markt- en Havendienst.
(Zie Ing. St. No. 42.)
De heer de Reede constateert, dat Leiden hier weer een
verdienstelijk bedrijfsleider gaat missen wegens onvoldoende
salarieering; spreker spreekt daar zijn spijt over uit. Het
ging er hier niet over, dat de heer Mennes de voorkeur1 gaf
aan een grootere stad boven Leiden. De heer Mennes krijgt
nu een positie, die Leiden hem ook had kunnen verschaffen.
Waar hij tot dusver tot volle tevredenheid van den Raad
en van het College van Burgemeester en Wethouders gewei kt
heeft, is het jammer, dat Leiden hem alleen om die reden
moet missen.
De heer Mennes heeft ontslag verzocht met ingang van 1
Maart a. s.het College stelt echter voor, hem dit te geven
met ingang 15 Maart. Spreker geeft in overweging dien
datum te veranderendit kan toch een groot bezwaar op
leveren; de zaken van belang blijven toch liggen tot ziin
opvolger komt.
De Voorzitter vindt het, evenals de heer de Reede, jammer,
dat de diensten van den heer Mennes, welke door het Col
lege op hoogen prijs worden gesteld, voortaan gemist zullen
moeten worden. In hoeverre er verband bestaat tusschen de
hoogte van het salaris en het besluit van den heer Mennes
om te vertrekken, weet spreker niet. Die zaak is trouwens op
dit oogenblik niet aan de orde.
Dat geen rekening is gehouden met het verzoek van den
heer Mennes om per 1 Maart ontslag te krijgen, houdt
verband met de verordening, welke bepaalt, dat een termijn
van twee maanden in acht genomen moet worden. De Com
missie voor den Markt- en Havendienst heeft aan het College
en aan den Raad geadviseerd in dit geval niet van dien
regel af te wijken en het ontslag met ingang van 16 Maart
te verleenen.
De heer de Reede doet opmerken, dat van die bepaling
der verordening mag worden afgeweken.
De Voorzitter: ln zeer bijzondere gevallen.
De heer de Reede zegt, dat dit een kwestie van appreciatie
is en dat, als men de betreffende bepaling der verordening
in het belang van den functionaris eenigszins ruim uitlegt,
tegen inwilliging van het verzoek van den heer Mennis weinig
bezwaar bestaat, ln het belang van de betrokken personen
worden dergelijke termijnen vaak over het hoofd gezierü
Spreker geeft in overweging den heer Mennes tegemoet te
komen en hem veertien dagen vroeger ontslag te verleenen.
De Voorzitter gelooft niet, dat de heer Mennes er bijzonder
sterk op aangedrongen heeft om dat vervroegde ontslag te
krijgen, en hij vestigt er de aandacht op, dat het niet juist
is om, waar geen bijzondere omstandigheden zich voordoen,
af te wijken van den regel, welke streng wordt nageleefd.
Voorzoover sprekers ervaring reikt, volgen de meeste ge
meenten een dergelijke politiek, zoodat te Leiden, waar men
her haaldelijk ambtenaren uit andere gemeenten krijgt, dezelfde
zwarigheid wordt ondervonden.
Er is in dit geval geen aanleiding om het verzoek van
den vertrekkenden functionaris in te willigen en spreker geeft
den heer de Reede in overweging dienaangaande geen voorstel
in te dienen.
De heer Schüller heeft met genoegen geconstateerd, dat
de motiveering van den heer de Reede hierop berust, dat de
salarissen van het gemeentepersoneel te Leiden te laag zijn,
en spreker hoopt, dat de heer de Reede zich bij de bespreking
van de Commissie ad hoe voor het salarisvraagstuk door