MAANDAG 16 FEBRUARI 1931. 155 XXII. Praeadvies op het verzoek van de Leidsche Slagers- patroonsvereeniging en de R. K. Slagerspatroons /ereeniging »St. Pelagius", in zake verlaging van de slachttarieven. (Zie Ing. St. No. 33.) De heer Bergers zegt, met dit praeadvies niet geheel te kunnen meegaan, omdat verschillende daarin voorkomende punten voor bestrijding vatbaar zijn, maar er thans niet over te zullen spreken, aangezien hij in den loop van het jaar er op hoopt terug te komen. Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het prae advies van Burgemeester en Wethouders besloten. XXIII. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 15 April 1909 (Gem.blad No. 3) tot voorkoming van brand. (Zie Ing. St. No. 35.) Algemeene beschouwingen worden over deze verordening niet gehouden. De artikelen I, II en III worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen, waarna de verordening in haar geheel eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming wordt vastgesteld. XXIV. Verordening, houdende wijziging van de verordening van '25 September 1922 (Gem.blad No. 56) op de Veemarkt. (Zie Ing. St. No. 36.) De Voorzitter zegt, dat de Commissie voor de Strafver ordeningen heeft verzocht dit punt aan te houden. Wordt besloten dit punt aan te houden. XX V. Verordening, houdende wijziging van de verordening van 23 Mei 1912 (Gem.blad No. 18) op het Rijden. (Zie Ing. St. No. 37). Wordt besloten dit punt aan te houden. De Voorzitter zegt nog een paar mededeelingen te moeten doen. In een der vorige Raadsvergaderingen heeft de heer Wilmer gevraagd, of bet geen aanbeveling verdiende éénrichtings verkeer voor te schrijven voor de Uiterstegracht. De Commissaris van Politie heeft hier over gerapporteerd en kwam tot de conclusie, dat zulks niet wenschelijk was, aangezien de verkeersmoeilijkheden daardoor slechts vooreen deel zouden worden verholpen. Daarna is de zaak besproken in de Commissie voor de Strafverordeningen, die van oordeel was, dat deze quaestie onder de oogen gezien zou moeten worden bij de herziening van de Rijverordening, welke thans bij de Commissie in overweging is. Te zijner tijd zal deze zaak dus weer aan de orde komen. Spreker is verder nog een antwoord verschuldigd aan den heer Schüller naar aanleiding van diens verzoek om een fiets- verbod uit te vaardigen voor de St. Jorissteeg. Tegen in williging van dat verzoek bestaat bezwaar. De statistiek van aanrijdingen wijst uit, dat in de St. Jorissteeg zelve zoo goed als geen aanrijdingen plaats vinden. Wel hebben op den hoek van St. Jorissteeg en Levendaal eenige niet ernstige aanrijdingen plaats gehad. De uitmondingen van de stegen, gelegen tusschen Hoogewoerd en Levendaal, zijn niet ongevaarlijk te noemen, maar van dit standpunt uitgaande zouden tientallen stegen gesloten moeten worden. Werd de St. Jorissteeg, welke iets drukker door wielrijders bereden wordt dan de andere stegen tusschen Hoogewoerd en Levendaal, voor wielrijders verboden, dan zou zeer zeker het wielrjjdersverkeer door de overige stegen toenemen en zou men daardoor dus slechts een verplaatsing van het aanrijdingsgevaar krijgen. Wellicht zou het aanbeveling verdienen om bij de uit mondingen van de St. Jorissteeg borden te doen plaatsen met het opschrift: «Gevaarlijke hoek, langzaam rijden". Dienovereenkomstig zullen Burgemeester en Wethouders dan ook waarschijnlijk besluiten. Spreker vraagt of nog iemand iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Coster zegt, dat de laatste maanden verschillende klachten gehoord zijn over het te snel verslijten der electrische lampen. Men heeft daarvan de schuld gegeven aan de instal lateurs, die slechte lampen geleverd zouden hebben, men heeft zelfs een advertentie geplaatst om vooral bij vertrouwde adressen de lampen te koopen, daar men anders de kans beliep lampen te koopen van een uitverkoop, doch den laatsten tijd is gebleken, dat de schuld bij de centrale lag, die 140 Volt spanning levert, terwijl de lampen slechts berekend zijn op 125 Volt; dit toon ik hier aan met een voltmeter. Nu hebben de leveranciers tot nu toe steeds de defecte lampen vergoed, maar nu dit ontdekt is, heeft de fabrikant besloten die lampen niet meer te vergoeden. Het gevolg daarvan is, dat de parti culieren de dupe worden van het te hoog opvoeren der spanning. Is het nu niet wenschelijk hen, die daarvan de dupe zijn geworden, door de gemeente schadeloos te doen stellen De Voorzitter zegt, dat deze vraag onder oogen gezien zal worden. De heer Vallentgoed wijst op den levensgevaarlijken toe stand van den Hoogewoerd, die aan beide zijden opengebroken is geweest en weer gedicht, maar op zoo'n manier, dat men aan alle kanten valt en struikelt over steenen en gaten. Het is een schande, dat dit zoo gemaakt is. Laat men die gaten met zand dichtgooien. De Voorzitter zegt een onderzoek toe. De heer Bergers vestigt de aandacht op den toestand aan de Middelstegracht. De groote wagens van Tieleman en Dros rijden zeer veel aan den verkeerden kantde bestuurder heeft dan ook meermalen bekeuringen gehad, maar hij durft niet om te rijden omdat hij bang is, dat de kant verder zal ver zakken en dat hij in het water komt. De Voorzitter zal dit doen onderzoeken. De heer van Tol zegt, dat de aannemer van de vernienwing van een gedeelte walmuur aan Utrechtsche Veer en Oude Vest begonnen is met dit werk aan het Utrechtsche Veer, terwijl in het bestek uitdrukkelijk staat bepaald, cursief ge drukt zelfs, dat beide werken gelijktijdig moeten worden uit gevoerd. Het staat cursief gedrukt, zoodat er de aandacht op gevestigd moet worden. Nu heeft spreker gehoord, dat de aannemer van plan is om eerst het werk aan het Utrechtsche Veer uit te voeren en daarna te beginnen aan dat aan de Oude Vest, maar hij zou gaarne zien, dat de bepaling in het bestek, dat beide werken tegelijk moeten worden uitgevoerd, werd gehandhaafd, omdat dit zou ten goede komen aan de bestrijding der werkloosheid. De heer Elkerbout geeft in overweging om tijdens de werk zaamheden aan het Utrechtsche Veer ter plaatse geen wiel rijders verkeer toe te laten, omdat de weg tengevolge van het feit, dat de walmuur is opgebroken, te smal is voor veel verkeer. De heer Zitman vestigt de aandacht van Burgemeester en Wethouders op den slechten toestand van het wandelpad langs den Hoogen Rijndijk vanaf de Roomburgerbrug tot aan de grens van de gemeente. De Rijkswaterstaat zal den Rijksweg verbeteren, maar het wandelpad achter de boomen, met de daarnaast gelegen rioolsloot, behoort aan de gemeente en nu verzoekt spreker aan Burgemeester en Wethouders tegelijker tijd de verbetering van dat voetpad ter hand te nemen. Overdag is het alleen bij droog weer begaanbaar en's avonds kan men er nooit loopen, omdat de lantaarns ter plaatse al haar licht op den straatweg werpen en het pad geheel donker is, zoodat men verplicht is op dien gevaarlijken straatweg te loopen. De heer Wilbrink verzoekt Burgemeester en Wethouders, in tegenstelling met den wensch van den heer Eikerbout, het verkeer op het Utrechtsche Veer onveranderd te laten. Hij heeft daar nog geen aanrijdingen gezien. Verder sluit spreker zich ten aanzien van den toestand van de bestrating op de Hoogewoerd aan bij dï klacht, welke daarover door den heer Vallentgoed is geuit. De heer Groeneveld geelt in overweging de weinige grint wegen, welke nog te Leiden bestaan, te verharden met grint en niet met basaltscherven, omdat deze de auto- en rijwiel banden vernielen. De heer Splinter zegt, dat de verschillende zaken, welke zijn te berde gebracht, zullen worden nagegaan. Niemand meer het woord verlangend, sluit de Voorzitter de vergadering.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 15