MAANDAG 16 FEBRUARI 1931.
151
De Voorzitter stelt voor, punt 15 der agenda aan te houden
tot een volgende vergadering.
De heer Parmentier heeft daar bezwaar tegen. Dit verzoek
dateert van 10 October en hierop wordt gewacht. Dit voorstel
is nu reeds 2 keer uitgesteld en spreker heeft er bezwaar
tegen de aanvragers nu nog langer te laten wachten. Er wordt
wel eens geklaagd, dat bouwvergunningen zoo lang uitblijven,
dikwijls ten onrechte, dat weet spreker wel, maar dat een
zaak als deze 5 maanden duurt, acht spreker niet in het belang
der burgerij.
De Voorzitter gelooft, dat het belang der zaak meebrengt,
dat dit voorstel aangehouden wordt. Het is beter volledig
voorgelicht en voorbereid over een zaak te spreken; daaraan
ontbreekt hier door omstandigheden iets,zoodat de besprekingen
misschien anders zouden afloopen dan wanneer deze zaak met
volle kennis van zaken was behandeld.
De heer Schüller zegt, dat de mededeelingen van den
Voorzitter zoo duister zijn. Welke zijn de omstandigheden,
waarom dit voorstel niet kan behandeld worden? Deze zaak
is uitvoerig, en zelfs ter plaatse, onderzocht. Deze zaak is
reeds 2 keer uitgesteld en nu stellen Burgemeester en Wet
houders voor haar weer geen doorgang te laten vinden. Het
gaat er niet om of spreker er in de commissie tegen was,
maar hij vraagt waarom Burgemeester en Wethouders haar
nu weer willen uitstellen.
De heer Splinter zegt, dat men, in verband met het te
dezer zake ingekomen adres van huiseigenaren, bezig is een
oplossing te vinden, waarbij aan enkele bezwaren van die
huiseigenaren wordt tegemoetgekomen. Indien dit zou gelukken,
zou het adres ingetrokken kunnen worden en zou het voor
den Raad gemakkelijker zijn dit voorstel aan te nemen.
Daarom stellen Burgemeester en Wethouders voor dit punt
aan te houden tot de volgende vergadering.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van den Voorzitter tot aanhouding van punt 15 be
sloten.
XVI. Voorstel van Mevrouw Braggaarde Does. in zake
de benoeming van een gemeentelijke Commissie voor School
kindervoeding en -kleeding.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming, op
voorstel van den Voorzitter, besloten tevens aan de orde te
stellen de punten 17 en 18 der agenda.
De Voorzitter stelt tevens aan de orde:
XVII. Voorstel van Mevrouw Braggaarde Does, in zake
de verstrekking van schoenen en schoenreparatie in plaats
van klompen aan daarvoor in aanmerking komende school
gaande kinderen.
XVIII. Voorstel van Mevrouw Braggaarde Does, in zake
de verstrekking van schoolkindervoeding ook gedurende de
vacanties.
Mevrouw Braggaarde Does dankt Burgemeester en
Wethouders, dat zij spreekster onmiddellijk na de behande
ling der begrooting in de gelegenheid gesteld hebben haar
voorstellen toe te lichten.
Het antwoord van den Wethouder op verschillende door
spreekster in de sectie gestelde vragen was zeer sober, daar
hij alleen verwees naar zijn antwoorden, het vorige jaar ge
geven. Spreekster begrijpt wel, dat het voor den Wethouder
niet prettig is telken jare dezelfde antwoorden te moeten
geven, te meer daar hij het gevraagde niet wil toestaan;
wanneer de Wethouder wilde, was het wel mogelijkimmers,
in andere plaatsen wordt het wel gedaan. De Wethouder
moet echter ook bedenken, dat het voor de sociaal-democraten
ook onaangenaam is steeds tevergeefs voorstellen te moeten
doen, die huns inziens practisch en uitvoerbair zijn.
Tijdens de begrootingsdebatten heeft de Voorzitter het
zoozeer bewonderd, dat de Wethouders en de tegenstanders
der sociaal-democratische voorstellen steeds weer op de ge
maakte opmerkingen antwoordden. Volgens spreekster behoeft
die bewondering niet zoo groot te zijn, daar zij toch in de
meerderheid zijn, hier de zaken leiden, zoover als hun macht
gaat. Er mag dus ook wel een woord van respect gesproken
worden aan het adres van hen, die telken jare de voorstellen
doen en verdedigen op een wijze, die toch ook respect
afdwingt, te meer daar zij weten, dat zij van den Raad in
zijn tegenwoordige samenstelling weinig te verwachten hebben.
Als uitzondering is het antwoord op spreeksters vraag, hoe
de normen in Leiden geregeld zijn, haar van zeer veel dienst,
daar zij nu zelf kan uitzoeken, of menschen, die bij haar
komen, ir. aanmerking komen voor schooivoeding. Daarvan
kan spreekster dus een zeer goed gebruik maken en zij brengt
den Wethouder daarvoor dank. Dit beteekent echter niet,
dat spreekster het met de normen geheel eens is; in verge
lijking met andere plaatsen zijn zij aan den lagen kant, het
geen kan blijken uit het volgende staatje:
1
23.—
16.—
7-
2
23.—
18.—
5.-
3
24.—
20.
4.
4
26.
21.50
4.50
5
28.-
23.—
5.
6
30.
24.50
5.50
7
33.
26.
7.—
8
d 35.
27.50
7.50
9
37.—
29.—
8.—
10
38.—
30.50
7.50
Hierbij moet natuurlijk in aanmerking worden genomen, dat
bij de bepaling van het gezinsinkomen met de verdiensten
van inwonende kinderen rekening wordt gehouden, maar die
regeling geldt zoowel te Leiden als in den Haag.
Spreekster geeft in overweging de normen te Leiden te
herzien.
Zij vraagt aan den Voorzitter of het de bedoeling is, dat
zij haar drie voorstellen achtereenvolgens verdedigt.
De Voorzitter acht dat wel het gemakkelijkst.
Mevrouw Braggaar—de Does zegt, dat het wel het vlugste,
niet het gemakkelijkste is, maar als de Voorzitter prijs stelt
op het vlugste, dan is zij bereid aan zijn wensch te voldoen.
De Voorzitter: Gaarne!
Mevrouw Braggaar—de Does komt dan tot haar voorstel
betreffende het verstrekken van schooivoeding, ook tijdens de
vacantie.
Wanneer de Raadsleden zich bij de behandeling van dit
voorstel op het standpunt stellen en het er over eens zijn,
dat arme kinderen dezelfde behoeften hebben als hun eigen
kinderen, dan is het voor hen vanzelfsprekend, dat kinderen,
die door de behoeftige omstandigheden, waarin de ouders
verkeeren, door middel van gemeentelijk subsidie gevoed
worden, tijdens de vacantie die voeding zeker niet kunnen
missen.
Uitspraken van drie doctoren wijzen er op, hoe schadelijk
het is om tijdens de vacantie de voeding stop te zetten. Een
proef, genomen met 109 kinderen, heeft de schadelijke ge
volgen daarvan aangetoond.
De vacanties dienen om de kinderen door verblijf in de
buitenlucht geestelijk en lichamelijk te versterken, opdat zij
in de aanstaande leerperiode het onderwijs met vrucht zullen
kunnen volgen. Dat geldt niet voor enkele, doch voor alle
kinderen.
Wat bereikt men met een maatregel, wanneer de nuttige
werking ervan door inhouding van voedsel tijdens de vacanties
te niet wordt gedaan?
Men hoort moeders vaak zeggen, dat de vacantie zulk een
gunstigen invloed op den eetlust van haar kinderen heeft,
maar is het dan niet vreeselijk, dat dit gunstige verschijnsel
voor de welgestelde moeder een gelukkig verschijnsel en voor
de arme moeder als een ramp beschouwd moet worden?
Nu is aan spreekster door een tegenstander van dit voorstel
wel eens gevraagd, waarom zij niet voorstelt ook 's Zondags
eten te verstrekken; zij wil daarop antwoorden, dat, aangezien
andere kinderen 's Zondags niet vasten, het voor arme kinderen
ook niet gewenscht is dit te doen, doch dat zij, waar met een
Raadsmeerderheid als men hier heeft, zoo moeilijk iets te
bereiken is in het belang der arbeiders, het beter vindt eerst
te trachten het verstrekken van voeding tijdens de vacantie
te bereiken.
Nu zal er wel weer, evenals vorig jaar, op gewezen worden,
dat het verstrekken van voeding tijdens de vacantie in strijd
is met de Leerplichtwet en dat er geen personeel beschikbaar
is, maar spreekster vraagt of dat wettelijk bezwaar alleen
voor Leiden geldt, omdat in andere plaatsen wel schooivoeding
tijdens de vacantie verstrekt wordt.
En wat betreft de hulp bij het toedienen van de voeding,
de Wethouder heeft het vorig jaar gezegd, dat de onderwijzers
te Leiden tijdens de vacantie zoo moeilijk er toe te krijgen
zijn, hulp te verleenen, maar spreekster zou willen vragen:
gaan de onderwijzers uit andere steden, waar wel de voeding
verstrekt wordt, dan niet met vacantie?
Nu zal er wel weer gezegd worden, dat de zorg voor het
Gezinsinkomen, waarbij de kinderen voor
Aantal
sohoolkinderroeding en
-kleeding in aan-
binderen.
merking komen.
VerBohil.
Den Haag.
Leiden.