138 VRIJDAG 23 JANUARI 1931. Volgens de verordening moet aan iemand, die niet in staat is te betalen, een bijdrage worden gegeven, waarvoor dan het tarief geldt. Wanneer echter een gezin onder een van de rubrieken is te brengen, maar de man kan uit hoofde van zijn omstandigheden in staat geacht worden de verpleeg - kosten over een korten verpleegtijd te betalen, is het kras de gemeentekas daarvoor aan te spreken. De heer Groeneveld gaat van een zeer onjuiste praemisse uit, wanneer hij denkt, dat dit wel de bedoeling is. Er is geen recht geschapen. Art. 1 en art. 10 van de verordening laten de mogelijkheid open niet allen volgens dit tarief te behandelen. Natuurlijk is in het geval, dat de heer Groeneveld heeft aangehaald, geïnformeerd naar de inkomsten van de ouders van de vrouw en den mandit geschiedt buiten den genees kundigen dienst om. Het heeft echter geen rol gespeeld bij het nemen van de beslissing. Als een rapport gevraagd wordt van de organen in Den Haag of Leiden omtrent het gezin, worden opgaven verstrekt, waarbij het gezinsinkomen vermeld staat. Spreker geeft toe, dat dat er niet mede te maken heeft, maar er kunnen gevallen zijn, die zich ook voordoen, dat iemand geacht kan worden in staat te zijn de verpleegkosten te betalen en dat er geen enkele reden is de gemeenschap er voor aan te spreken. Wanneer het zoo zou moeten gaan, dat men zei: ik moet 1.50 betalen, maar er is slechts 1.te verhalen De heer Groeneveld zegt, dat dit niet kan. De heer Goslinga vraagt, waarom dit niet zou kunnen. Spreker kan de verpleegkosten van een vrouw wel op haar man verhalen. De kantonrechter zal zeker niet de ouders van den man noodzaken de verpleegkosten van de schoondochter te betalen. Het is dan veel eenvoudiger te zeggen: de man moet het zelf betalen. Wanneer de heer Groeneveld dergelijke gevallen aan spreker voorlegt en hem daarover interpelleert, zal de Raad bemerken, dat Burgemeester en Wethouders de verordening steeds in dien geest toepassen, dat kan het College ook verdedigen, dat men tenslotte niet de gemeenschap, in casu de gemeente kas laat opdraaien voor kosten, die de menschen zelf best kunnen betalen. Bij een beroep op de rechterlijke macht zou het College daarin ongetwijfeld gelijk krijgen. Burgemeester en Wethouders zeggen terecht de verordening niet te kunnen toepassen, zooals de heer Groeneveld dat wil. Dan zou de gemeente in allerlei administratieve procesjes worden gewikkeld. Deze verordening, die tenslotte een admi nistratieve verordening is, moet naar den geest van de samen stellers worden uitgevoerd, maar de door het College gegeven toepassing is ook niet in strijd met de letter, omdat deze verordening niet het recht schept voor ieder om tegen de daarin genoemde tarieven zijn gezinsleden te laten behandelen. Wanneer iemand niet in staat is het geheel te betalen, geeft de gemeente een bijdrage, maar wanneer hij dit wel kan, is daarvan geen sprake. De heer Koole zegt, dat de Wethouder het doet voorkomen, alsof bij een inkomen van f 36.—, als de vrouw in het zieken huis is, er een overschot zal zijn, zoodat het op den man verhaald kan worden. Spreker wijst echter op het geval van de familie Dubbelaar uit de Witte Rozenlaan; die 2 oude menschen hebben alleen ouderdomsrente, die aangevuld moet worden door de kinderen. Deze zouden volgens de verorde ning vrij van bijpassing zijn geweest, maar moesten ƒ0.50 per verpleegdag betalen; dit is echter willekeurig handelen, en in strijd met de opvatting der verordening. Deze verorde ning wordt dus willekeurig toegepast; de kinderen moesten, naast hetgeen zij reeds voor hun ouders opbrachten, ook nog deze bijdrage betalen. Mocht blijken, dat het op de familie verhaald kan worden, dan is dat de taak van den Armenraad; spreker dringt er op aan de verordening toe te passen, zooals zij vastgesteld is. De heer Goslinga zegt, dat, als de verordening gewijzigd moet worden, dit moet geschieden in de richting van de toepassing van nu. Men moet toch bij een dergelijke admini stratieve verordening allereerst het doel in het oog houden, waarvoor zij gemaakt is en haar ook naar den geest toe passen. Men kan toch niet verlangen dat de gemeente al die menschen voor den kantonrechter gaat halen; wanneer dit in minnelijk overleg of volgens een heel schappelijk tarief gaat, moet men ze dan voor den kantonrechter brengen met de kans, dat die hoogere bedragen nog vaststelt? Dit wordt nu ontkend, maar spreker komt daar wel eens meer. Spreker geeft toe dat er wel eens iets bij is, dat minder juist is. Men moet aantoonen, dat de toepassing van de verordening aan leiding geeft tot onbillijkheden tegenover de burgerij, maar men moet hft College van Burgemeester en Wethouders niet verwijten, dat het de verordening niet zoo toepast, dat iedereen direct in aanraking komt met den kantonrechter. De heer Gioeneveld zou gewild hebben, dat het College den schoon vader en schoonmoeder en den vader en moeder voor den kantonrechter had doen verschijnen om te laten uitmaken, hoeveel zij betalen moesten. Dat zou geen houding voor een gemeentebestuur geweest zijn. Men moet bovendien niet vergeten, dat de strekking van de verordening is, ziekenhuisverpleging te geven. Dat geschiedt. Men mag dan echter ook van degenen, die betalen moeten of onderhoudsplichtig zijn een billijke bijdrage ten bate van de gemeentekas vragen. De heer Koole zegt, dat het mogelijk is, dat, nadat het onderzoek is ingesteld en het te betalen bedrag is bepaald, groote werkloosheid in het gezin ontstaat. De heer Goslinga zegt, dat het bedrag dan onmiddellijk wordt gewijzigd. De heer Koole merkt op, dat hij op dit punt andere ervaringen heeft. De heer Goslinga zegt bereid te zijn over elk geval een interpellatie in den Raad te doorstaan. Spreker beweert niet, dat de ambtenaren geen fouten maken, maar bij een even- tueele interpellatie zal blijken, dat deze verordening in hoofd zaak wordt toegepast naar de letter, maar in moeilijke ge vallen van alimentatie naar den geest. Spreker heeft altijd beroep op de considerans (art. 1). De gemeente zegtals iemand in een ziekenhuis moet worden opgenomen, zal het gebeuren, maar wat de betaling betreft: als iemand zelf of de onderhoudsplichtigen de verpleegkosten kan of kunnen betalen, moet hij of moeten zij die kosten ook betalen. De verordening heeft regel en orde gebracht in de bijdragen. Dat beteekent echter niet, dat iemand zich achter een dergelijke verordening kan verschuilen en zeggen: haal het geld maar in den Haag, Delft of Groningen, want daar wonen mijn schoonouders, terwijl het iemand is, die zelf in goeden doen is. Het College heeft geen tijd om met al der gelijke menschen te correspondeeren of te procedeeren. Het gaat er om, dat ziekenhuisverpleging wordt gegeven en niet alle kosten daarvan klakkeloos worden gebracht voor rekening van de gemeente. De heer Groeneveld zegt, dat hij door het antwoord van den Wethouder nog lang niet bevredigd is. Het antwoord gaat geheel en al buiten de verordening om. De Wethouder redeneert, alsof er geen verordening is en of hij op zijn eigen houtje elk geval kan beoordeelen. De Wethouder beroept zich op artikel 1, maar hij heeft het niet tot het einde toe gelezen, want daar staat, dat dit artikel moet worden uitgevoerd »met inachtneming van de volgende bepalingen." De Wethouder heeft vergeten, dat hij die volgende bepalingen ook in acht te nemen heeft. Spreker heeft uitdrukkelijk aangetoond, dat het woord sin- wonende" in artikel 5 niet bij toeval is opgenomen, maar na een bespreking in den Raad op voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders daarin is geplaatst. Daarmede is uitdrukkelijk vastgesteld, dat alleen rekening kan worden gehouden met de inkomsten van het betrokken gezin. Uitdrukkelijk is vastgesteld, dat de inkomsten van familieleden niet in aanmerking kunnen worden gebracht, behoudens het bepaalde bij de Armenwet. Nu zeggen Burge meester en Wethouders, dat de gemeente die vordering op de ouders door den betrokkene eigenlijk laat incasseeren. Spreker gevoelt er niet veel voor, zooals de Wethouder zegt, om procedures aanhangig te maken tegen die ouders, maar die zijn heelemaal niet aangeschreven tot betaling; die zijn er geheel buiten gelaten. Nu zegt de Wethouder wel: de man kan het zelf betalen, maar dan zal dat tarief volgens het oordeel van den Wethouder te royaal zijn. De heer Goslinga zegt, dat de familie het best kon betalen. De heer Groeneveld zegt, dat nu de familie weer te voor schijn wordt gehaald. De ouders van dien persoon hadden ook heelemaal geen hoog inkomen en kwamen niet in aan merking, maar men heeft er bij geteld de inkomens van de inwonende broeders en zusters, hoewel volgens de wet alleen in aanmerking komen zij, die onderhoudsplicht hebben, waar onder broeders en zusters niet vallen. Spreker blijft er dus bij, dat de Raad de oorspronkelijk voorgestelde verordening gewijzigd heeft, maar dat het College die wijziging nooit heeft uitgevoerd. Spreker geeft toe, dat dit tarief niet slecht is en de ver gelijking met andere plaatsen wel kan doorstaan, maar op die manier schermt het College met een papieren ding, dat niets beteekent; men maakt er in andere plaatsen goeden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 38