430 VRIJDAG 23 JANUARI 4931. begrooting te verdagen. Het is thans half één en de leden zijn zeker niet onwillig geweest om te trachten met de be handeling van de begrooting zoover mogelijk te komen. Aan ieders krachten zijn echter grenzen. De behandeling van de begroot,ing moet er onder lijden, wanneer de Raad zou trachten, de begrooting er nu nog door te jagen. Het is spreker be kend, dat Burgemeester en Wethouders zullen voorstellen verschillende voorstellen in handen van het college om prae- advies te stellen, ten einde daardoor thans tijd te besparen. De begrooting bevat echter enkele punten, waarover toch gesproken moet worden. De Raad heeft geruimen tijd besteed aan de algemeene beschouwingen en het lijkt spreker niet te zijn in overeenstemming met het gewicht van de behan deling van de begrooting, wanneer thans getracht wordt het verdere gedeelte van de begrooting er door te jagen. Burgemeester en Wethouders willen spoed betrachten en de Raad is niet onwillig daaibij mede te werken, maar het is nu tijd de behandeling van de begrooting te verdagen, in het belang van de begrooting zelf en de verzorging van de krachten der leden. Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der halve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter ontraadt den Raad ten stelligste de aan neming van het voorstel van orde van den heer van Eek. Er zijn thans nog slechts weinig belangrijke zaken, welke besproken moeten worden. Voor zoover er belangrijke zaken zijn, is overleg gepleegd, niet om die punten voor praead- vies in handen van Burgemeester en Wethouders te stellen, maar wel om ze in behandeling te brengen in een verga dering, welke binnen zeer korten tijd zal worden gehouden. Spreker vestigt er de aandacht op, dat de lange duur van de besprekingen niet veroorzaakt is door het college, dat zich zeer beperkt heeft. Juist van de zijde van den heer van Eek heeft men een groot gedeelte van den spreektijd in beslag ge nomen. Spreker wil het recht van den heer van Eek en de zijnen daartoe in het geheel niet ontkennen. Daartegenover stelt spreker echter den heer van Eek de vraag: helpt gij ons nu de be grooting afwerken. Het voorstel van den heer van Eek om de verdere behan deling van de begrooting te verdagen, wordt verworpen met 20 tegen 11 stemmen. Tegen stemmen de heeren Zitman, van der Reijden, de Reede, Wilbrink, Parmentier, Wilmer, van Es, Donders, Bergers, Coster, Manders, Eikerbout, van Tol, Meijnen, Tepe, Reimeringer, Splinter, Goslinga, Bosman en ltomijn. Vóór stemmen de heeren van Rosmalen, Verweij, Groene- veld, van Eek, Schüller, mevr. Braggaar—de Does, de heeren Vallentgoed, van Stralen, Kooistra, de Waal en Koole. De volgnrs. 356 tot en met 362 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming aan genomen. Beraadslaging over volgnr. 363, luidende: Jaarwedden en wedden der onderwijzersf 432.786," De heer Groeneveld herinnert aan hetgeen in het Alge meen Verslag en de Memorie van Antwoord over de school geldheffing is gezegd. Het is de vraag, of de toezegging van Burgemeester en Wethouders om de degressie voort te zetten voor gezinnen met meer dan vijf kinderen door aan de tabel len nog enkele kolommen toe te voegen, in de practijk iets beteekent. Het is n. 1. de vraag, of er veel gezinnen zijn met vijf of meer kinderen. Het is bij den kindertoeslag gebleken, dat een dergelijke bepaling weinig beteekent. De heer Goslinga merkt op, dat het andere kinderen betreft. De heer Groeneveld zegt, dat hem dit bekend is. Een groot aantal van die gezinnen is echter reeds nu vrijgesteld van de betaling van schoolgeld. Zou dit in de practijk van eenig belang zijn? De heer Tepe heeft daaromtrent op het oogenblik geen cijfers tot zijn beschikking. Er zijn ongetwijfeld gezinnen met meer dan 5 kinderen, maar hoeveel durft spreker niet te zeggen. Als er niet meer zijn dan er zijn, kan men dit in geen geval aan Burgemeester en Wethouders verwijten. De bedoeling van dit voorstel is tenslotte niet anders dan een verbetering te brengen in de schoolgeldregeling, die speciaal ten goede zal komen aan de groote gezinnen. Overigens is de schoolgeldregeling hier in vergelijking met gelijksoortige regelingen in andere plaatsen niet ongunstig. Volgnr. 363 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. De volgnrs. 364 tot en met 468 worden achtereenvolgens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming aangenomen. Beraadslaging over volgn. 469, luidende: nKosten van het Plaatselijk Schooltoezichtf 400. waarbij in behandeling komt de begrooting van de Plaatselijke Schoolcommissie voor 1931. De heer Groeneveld zegt, dat Burgemeester en Wethouders op sprekers vraag, om de plaatselijke schoolcommissie in meer onderwijszaken te kennen, dat zij zich niet bewust zijn de schoolcommissie niet te hebben gehoord in eenige zaak, waarbij haar advies van nut zou kunnen zijn geweest. Nu kan men over de vraag, of dat advies nuttig zou zijn geweest, ver schillend denkenspreker meent dat het in vele gevallen wel noodig zou zijn geweest. Alle aanvragen van bijzondere scholen komen niet in de schoolcommissie; de secretaris daarvan, de heer Donders, heeft al eens over het weinige werk in die commissie geklaagd. Voor tal van onderwerpen zou het wel nuttig zijn, indien zij deze commissie passeerden; als lid van de onderwijscommissie heeft spreker daarvan eenige ervaring; daar komen tal van zaken, waarover spreker soms wel eens het oordeel der plaatselijke schoolcommissie zou willen weten. Zoo heeft kort geleden een bijzondere school voor haar inrichting een buitensporig groot aantal landkaarten aange vraagd, waarvan zelfs vele dubbel; de onderwijscommissie achtte dit unaniem wel wat royaal; echter zitten in die commissie geen deskundigen op onderwijsgebied, behalve de heer Meijnen. Nu kan spreker zoo'n zaak heel moeilijk be- oordeelen; de samenstelling van de plaatselijke schoolcommissie is echter geheel anders; daarin zitten wel deskundigen, bij zondere en openbare onderwijzers. Het oordeel van die des kundigen zou van buitengewoon nut zijn, waar die in ver schillende scholen werkzaam zijn en daarop dus meer kijk hebben. Er zijn nog tal van andere gevallen. Spreker beperkt zich echter tot een geval, dat sterk voor hem spreekt. Spreker is er echter niet van overtuigd, dat men in tal van onderwijs zaken de schoolcommissie behoort te passeeren. De heer Tepe herinnert er aan, dat deze kwestie thans niet voor de eerste maal is ter sprake gekomen. In het Algemeen Verslag is een zeer vage opmerking ge maakt. Spreker heeft bij het lezen van die opmerking dadelijk vermoed, dat zij afkomstig was van den heer Groeneveld en dat zij sloeg op de zaak, die thans besproken is, aangezien zij ook bij een vorige gelegenheid is ter sprake gekomen. Spreker zou echter den leden van den Raad in overweging willen geven, bij het maken van opmerkingen naar aan leiding van de begrooting meer gepreciseerd aan te geven, wat zij bedoelen. Aangezien de opmerking zeer vaag was, is ook het antwoord zeer algemeen geweest. Burgemeester en Wethouders hebben eenvoudig geantwoord, dat zij zich niet bewust waren van eenige tekortkoming in dit opzicht. Ware meer precies aan gegeven, waarin de tekortkomingen van Burgemeester en Wethouders zouden hebben bestaan, dan zou het antwoord wat uitvoeriger geweest kunnen zijn en had men thans geen tijd aan de bespreking behoeven te besteden. Wat de opmerking betreft, dat bij de plaatselijke school commissie niet genoeg werk aan den winkel is, zegt spreker, dat het voordeel daarvan is, dat de secretaris dier commissie thans zeer mooie letterkundige verslagen kan maken. Overigens komt het Burgemeester en Wethouders niet wenschelijk voor zaken, waarvan de uitvoering behoort tot de competentie van Burgemeester en Wethouders, in de vergadering van de plaatselijke schoolcommissie te brengen. Het komt hun voor, dat dit niet noodzakelijk is en ook weinig nut heeft. De Raad heeft zijn medewerking te verleenen en het College van Burgemeester en Wethouders heeft te beslissen over de mate van medewerking. Spreker kan echter de verzekering geven, dat wanneer Burgemeester en W7ethouders in een bepaald geval nog in dubio verkeeren omtrent de toepassing van een of andere zaak, omtrent de mate, waarin zij hun medewerking zullen verleenen, zij zich van deskundige adviezen zullen voorzien. Wanneer Burgemeester en Wethouders b.v. niet zeker zijn, dat zij in het geval van het al of niet hebben van meer landkaarten den juisten weg bewandelen, voorzien zij zich van adviezen. Het is echter de vraag, of de plaatselijke school commissie in dit geval deskundig is. Spreker twijfelt daaraan, omdat de deskundige leden van de commissie in de minderheid kunnen zijn, zoodat men bij de eindstemming een advies krijgt van leeken. Wanneer men zich eerst wondt in zaken, welke tot de competentie van Burgemeester en Wethouders behooren, tot deskundigen, is men er zeker van een deskundig advies te ontvangen. Dat neemt echter niet weg, dat wanneer zich kwesties voordoen van algemeenen aard, die volgens Burgemeester en Wethouders wel in de plaatselijke schoolcommissie thuis behooren, ook al is het een zaak, die overigens door de wet telijke voorschriften wordt beheerscht, spreker gaarne in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 30