VRIJDAG 23 JANUARI 1931.
129
Gertenbach verricht zeer veel liefdewerk voor die instelling.
Aan het opvoedende werk verbindt hij voor de bewoners een
werkverschaffing, waarvan spreker direct wil zeggen, dat de
wijze, waarop dit geschiedt niet spreker's volle instemming
kan hebben. Men heeft er een school en een badinrichting
en men leert de menschen op welke manier zij een huis
moeten bewonen en schoonhouden.
Iemand, die door ziekte niet in staat was te werken, daar
door aan lager wal geraakte, rnet zijn gezin uit zijn woning
werd gezet en op straat kwam te staan, werd in de contróle-
woningen opgenomen. De directeur zocht lichte werkzaam
heden voor hem. De woningen zijn verdeeld in drie klassen.
Het gezin werd spoedig van de derde klasse naar de tweede
klasse overgeplaatst. L)e man betaalde den bijslag, welke voor
de woningen wordt gegeven en hetgeen men geen huur noemt,
uit hetgeen hij in de werkverschaffing verdiende. Door zijn
loon was hij in staat zich en zijn gezin goede voeding te
geven. Na anderhalf jaar werd hij overgeplaatst naar een
gemeentelijke woning.
Het gezin, dat door de maatschappelijke ellende, maar in
hoofdzaak door den ziektetoestand van den man naar beneden
was gedrukt, werd door de inrichting omhoog gebracht.
Als Burgemeester en Wethouders hun taak zoo zien, zal
spreker gaarne van Burgemeester en Wethouders de mede-
deeling ontvangen, dat voor een onderdak voor deze menschen
wordt gezorgd. Spreker ziet echter de toekomst donker in,
wanneer hij van het College verneemt, dat het toch maar
menschen zijn, die nergens betalen en op straat worden gezet.
Het is spreker niet om een uitspraak van den Raad te doen,
maar hij zou gaarne vernemen, hoe Burgemeester en Wet
houders het mogelijk achten voor die daklooze gezinnen te
zorgen.
De heer Manders sluit zich gaarne bij den heer Kooistra
aan, inzooverre dat, wanneer iets mogelijk is, het voor die
gezinnen ook gedaan moet worden. De Commissie van Fabricage
heeft dat gebouw bezocht en spreker vond het verschrik
kelijk; bij hem kwam onwillekeurig de vergelijking op met
schoothondjes, die soms veel beter behandeld en gehuisvest
worden. Hoe moeilijk het vraagstuk ook is, het komt niet te
pas dat die menschen zoo gehuisvest zijn, terwijl veel beesten
een beter lot hebben. Wanneer het mogelijk is, iets te doen,
geeft spreker dat ten zeerste in overweging.
De heer Splinter is bij zijn bezoek aan het gebouw met
de Commissie van Fabricage ook getroffen door de slechte
huisvesting. Spreker heeft de zaak onmiddellijk in Burge
meester en Wethouders besproken en den Directeur van het
Bouw en Woningtoezicht opgedragen na te gaan op welke
wijze hierin verbetering aan te brengen is en van zijn bevin
dingen rapport uit te brengen. Dat rapport heeft Burge
meester en Wethouders nog niet bereikt. Spreker heeft het
intusschen echter ontvangen. Burgemeester en Wethouders
zullen zien, of tot verbetering van de huisvesting der be
trokkenen iets gedaan kan worden.
Spreker zal nu niet ingaan op den aard der in het gebouw
wonende gezinnen; dat heeft nu toch geen reden. De heer
Kooistra was bang, dat men nu nog extra onderhoud aan
het gebouw zou laten verrichten; voor die vrees bestaat geen
grond, slechts de noodzakelijkste herstellingen, die in geen
geval achterwege kunnen blijven, zullen worden aangebracht.
Deze zaak heeft sprekers volle aandacht.
De heer Kooistra verzoekt Burgemeester en Wethouders
zoo mogelijk daar een schoorsteen te doen maken, want die
menschen moeten nu een petroleumkachel branden voor
verwarming. Spreker veronderstelt, dat die nieuwe huisjes
niet zoo heel vlug klaar zullen komen; is het nu niet mogelijk
door het aanbrengen van pijpen die menschen in staat te
stellen des winters een kachel te stoken?
De heer Splinter zal het onder de oogen zien, maar weet
niet of dat gemakkelijk zal gaan.
De heer Groeneveld heeft in de sectie gevraagd, of het
havelooze scherm in de Gehoorzaal, dat bijna even oud is als
de Gehoorzaal zelf, niet door een ander kan worden vervangen.
Burgemeester en Wethouders zijn er mede eens, dat het meer
dan tijd wordt, dat er een meer toonbaar scherm komt en
zullen bij den pachter op verbetering aandringen; spreker
hoopt er het beste van.
Op sprekers vraag, betreffende staking van het gebruik van
het reclamescherm, heeft hij geen bevredigend antwoord
gekregen.
Het valt spreker zeer tegen, dat Burgemeester en Wet
houders niet inzien, welke bezwaren er tegen bestaan. De
vorm van gemeentelijke explotatie bij de Stadsgehoorzaal
bevredigt ongeveer iedereen. Ieder, die bekend is met de
particuliere exploitatie van zalen in andere plaatsen, weet,
dat de zaalhuren daar eenige malen hooger zijn dan van de
Stadsgehoorzaal.
Hoewel de zaal niet meer voldoet aan de eischen van de
moderne kunst, mag zij er toch wel zijn. De zaal is in
behoorlijke kleuren geschilderd, terwijl door verguldsel eenige
versiering is aangebracht.
Het vreeselijke reclamescherm bederft echter het interieur
geheel en al. Het valt spreker zeer tegen, dat Burgemeester
en Wethouders in dit opzicht zoo weinig smaak hebben.
Burgemeester en Wethouders zeggen: de pachter heeft er
voordeel van. Wat heeft de bevolking daarmede echter te
maken, wanneer er een zaal mede wordt ontsierd? Het pacht-
contact verzet zich niet tegen het aanbrengen en het hebben
van het reclamescherm. Maar in dat contract staat zeker ook
niet, dat het moet worden opgehangen.
Maar bovendienwelk recht heeft de pachter om, wanneer
door een ander de zaal van de gemeente is gehuurd en die
ander dus als het ware in zijn eigen huis is, allerlei rommel
op te hangen. Spreker meent, dat de huurder het recht heeft
te zeggen: haal die vieze dingen weg.
Spreker zou nu gaarne willen vernemen, of een huurder
moet gedoogen, dat de pachter, omdat hij er voordeel van
heeft (welk voordeel intusschen niet zoo groot zal zijn), zoo'n
smerig reclamescherm in de zaal ophangt en daarmede de
zaal ontsiert.
Wat de opmerking van het verslag over de acoustiek van
zaal betreft, zeggen Burgemeester en Wethouders, dat meer
malen een deskundig onderzoek naar de verbetering van de
acoustiek is ingesteld. Spreker verzoekt thans de rapporten
van die onderzoekingen neder te leggen in de leeszaal, ter
inzage van de leden.
De heer Splinter zegt, dat het scherm telkens wordt ge
plaatst en weggenomen. Het heeft veel te lijden, zoodat ook
een nieuw scherm er binnen korten tijd zeer verwaarloosd
uit zou zien.
Aan de reclame valt op het oogenblik niets te doen. Alleen
wanneer een nieuw pachtcontract wordt gesloten, zou daarin
de bepaling opgenomen kunnen worden, dat zij niet meer
geplaatst mag worden.
De heer Groeneveld vindt het verbazend leelijk, maar ook
in den schouwburg en de bioscooptheaters wordt met behulp
van een scherm of het doek reclame gemaakt.
De heer Groeneveld vraagt een rapport over de acoustiek
in de zaal, maar daaromtrent is geen rapport uitgebracht en
spreker kan het dus niet overleggen. Wel zijn proeven ge
nomen; op enkele plaatsen in de zaal is de acoustiek beter
dan op andere. Spreker wil de aangelegenheid nog wel eens
onder oogen zien, maar of er verbeteringen zijn aan te bren
gen betwijfelt hij. De klacht is reeds van jaren her.
De heer Bergers komt wel eens een enkelen keer in den
schouwburg, maar heeft nog nooit gehoord, dat iemand zich
aan dat reclamescherm geërgerd heeft.
De heer Groeneveld zegt, dat de Wethouder een verge
lijking maakt met andere plaatsen, maar daar heeft spreker
nog nooit een reclamescherm gezien; men heeft in de bios
copen wel reclames in den vorm van lichtbeelden, wat toch
altijd nog mooier is dan deze reclames. Het groote verschil
is echter, dat een bioscoopexploitant in eigen huis is niemand
kan hem dat beletten, maar in de gehoorzaal is het wat anders.
Men huurt die zaal en is dus in eigen huis en spreker meent,
dat de pachter niet gerechtigd is allerlei rommel in die ver
huurde zaal te hangen. Huurt men een bioscoopzaal af, en
wenscht de huurder, dat geen reclames zullen worden ver
toond, dan zal de eigenaar daaraan gevolg moeten geven;
evenzoo is het hier. De pachter zou er wel de wasch te
drogen kunnen hangen van zijn gezin. Waar is het begin en
waar het einde? Het is het onbetwistbare recht van den
huurder, dat er geen rommel wordt opgehangen, die hij niet
hebben wil, tenzij volgens het pachtcontract de pachter daartoe
de vrijheid heeft. Voorzoover spreker weet, staat daarvan
echter niets in het contract.
De heer Bergers heeft er zich nooit aan gestootendan
heeft hij even weinig smaak als Burgemeester en Wet
houders.
Het deskundig onderzoek naar de acoustiek schijnt nogal
gemoedelijk te hebben plaats gehad; misschien is daarover
aan verschillende personen, die er geen verstand van hebben
hun meening eens gevraagd, maar dat is sprekers bedoeling
niet. Spreker wil een zeer deugdelijk onderzoek door enkele
personen, op dit gebied deskundig, die dan ook een behoorlijk
rapport uitbrengen; dan kan altijd de zaak nog eens beke
ken worden.
Volgnr. 355 wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
De heer van Eck stelt voor, thans de behandeling van de