DONDERDAG 22 JANUARI 1931.
85
Het College verstaat die idealen van de S. D. A.P. ten aanzien
van den 1 Mei-dag niet. De portée van hetgeen de S. D. A.P.
op dit gebied wenscht is het publiek te doen gelooven, dat
Nederland niet meer is een eenheidsstaat, maar dat er een
dualiteit is: zij, die aan de zijde van de Koningin staan, en
zij, die dat niet doen. Met die opvatting is spreker het niet
eens. Het Nederlandsche volk is één volk en heeft één
Koningin. Tot dat volk rekent spreker de S. I). A.P. evengoed
als de andere partijen; zij staat niet in een andere positie
tegenover den Staat dan de andere groepen; zij vormt niet
een afzonderlijk volksdeel met een afzonderlijk leven. Er zijn
allerlei groepen, welke min of meer ontevreden zijn over de
inrichting van den Staat, maar daarom staan zij niet tegen
over den Staat; zij blijven de verantwoordelijkheid tegenover
den Staat toch dragen. De S. D. A. P. moet zich daarvan
bewust zijn. De 31ste Augustus is een feestdag van het Neder
landsche volk en de 1ste Mei is een feestdag van een klasse.
Burgemeester en Wethouders hebben er geen bezwaar tegen
om aan de menschen, die den 1-Mei-dag willen vieren, zoo
mogelijk verlof te geven, maar van een gelijkstelling met
den 31 sten Augustus kan geen sprake zijn.
Spreker komt thans tot de sportvelden. Het in orde maken
van die velden ondervindt moeilijkheden. Dit is een van de
onderwerpen, ten aanzien waarvan men bij de uitvoering
eerst bemerkt, welke moeilijkheden moeten worden over
wonnen. Geruimen tijd geleden zijn er plannen gemaakt door
denzelfden architect, die den Leidschen Hout heelt aangelegd.
Die plannen zijn heel mooi en de kosten van uitvoering zijn
begroot, maar gelukkig zijn Burgemeester en Wethouders
niet zonder meer met die plannen bij den Raad gekomen.
Het bleek nl. noodig, om, alvorens plannen aan den Raad
voor te leggen, eenige ervaring op te doen. Dat is ook in dit
geval gebeurd. De plannen, zooals de architect die had ont
worpen, voordat hij in die buurt had gewerkt, moesten ver
anderd worden. De grondsoort en de waterstand spelen in
dezen een groote rol en in dat opzicht had de architect in-
tusschen de noodige ervaring opgedaan. Verschillende factoren,
waarmede rekening moet worden gehouden, zooals ook de
mogelijkheid van exploitatie der sportvelden, en de wensche-
lijkheid om de kosten zoo gering mogelijk te maken, hebben
tot de overtuiging geleid, dat andere plannen eerder voor uit
voering in aanmerking kwamen dan de oorspronkelijke plannen
van den architect. Nieuwe opmetingen moesten gedaan worden
en nu hopen Burgemeester en Wethouders, dat zij uit de
sportwereld de noodige medewerking zullen krijgen en de
noodige verzekering, dat zij met deze zaak kunnen voort
gaan, waarna dan zoo spoedig mogelijk plannen bij den Raad
aanhangig kunnen worden gemaakt, voorzoover het College de
overtuiging krijgt, dat zij voor uitvoering vatbaar zijn. Aan ver
schillende gemeenten is een bezoek gebracht om te zien, hoe
de zaak daar wordt geregeld, en door dat bezoek heeft het
College meer moed gekregen om de zaak aan te vatten. Zooals
men weet, is de sport te Leiden niet zoo mooi en zoo goed
georganiseerd, dat Burgemeester en Wethouders daarin dadelijk
een steun vinden voor welk financieel plan ook, dat zij op
touw willen zetten.
Spreker komt thans tot het stadhuisvraagstuk.
Op de vraag van den heer Eikerbout en op een zelfde
vraag van den heer van der Reijden aangaande hetgeen over
den stand van het stadhuisvraagstuk door den heer Reime-
ringer gezegd zou zijn in de vergadering van een kiesvereeni-
ging, wil spreker alleen mededeelen, dat het College van het ver
handelde in die vergadering geen kennis draagt, noch ten
aanzien van het daar eventueel medegedeelde eenige verant
woordelijkheid op zich neemt.
Ten aanzien van den stand van het stadhuisvraagstuk zelve
wil spreker den Raad het volgende mededeelen.
Zooals bekend is moet het College ingevolge 's Raads be
slissing wederom aanhangig maken een voorstel voor de
aanwijzing van een terrein voor een 2e plan zonder behoud
van den ouden gevel. Daarbij moet het nu tevens zijn mee
ning kenbaar maken over het plan Dudok, dat overeenkomstig
den wensch van den Raad openbaar gemaakt is.
Bij dit praeadvies wil het College ook zijn meening uit
spreken over het voorstel van de Raadsleden Schüller, Groe-
neveld en van Eek.
Bij de voorbereiding daarvan is bij het College het denk
beeld gerezen om zich te doen voorlichten over het reeds
ingediende plan Dudok op zichzelf, als ook in het bijzonder
wat betreft zijn aanpassing aan de omgeving, door eenige
deskundigen op architectonisch en stedebouwkundig gebied.
Of dit denkbeeld voor uitvoering vatbaar zal blijken te zijn
staat nog niet vast.
Voor zoover het College in het bezit van deskundige adviezen
mocht komen, zullen die natuurlijk ook bij het praeadvies
ter kennis van den Raad worden gebracht.
Wat het georganiseerd overleg bij de politie betreft, deelt
spreker mede, dat overleg gepleegd wordt om in de thans
bestaande regeling wijziging te brengen. De desbetreffende
plannen hebben spreker nog niet bereikt, maar zijn nog in
onderzoek bij de verschillende bonden. In dat opzicht zal dit
jaar dus nog wel een en ander geschieden. Er zijn bepaalde
omstandigheden, waarom spreker het georganiseerd overleg
bij de politie op andere basis zou willen opbouwen dan bij
de gemeente en hij gelooft ook niet, dat het aanbeveling zou
verdienen, zoo het wettelijk mogelijk ware, de politie op te
nemen in het centraal georganiseerd overleg. Deze zaak komt
echter binnenkort ter sprake tusschen de bonden en de leiding
der politie.
De heer Vallentgoed heeft gevraagd een wachthuisje aan
den Rijnsburgerweg, dat volgens zijn inzicht noodig is; naar
sprekers inzicht en naar dat van den Commissaris is het dat
echter niet. Dit heft elkaar dus op en het is dus het beste
de zaak te laten, zooals zij is. Laat de heer Vallentgoed dus
later nog eens met deze zaak komen en wachten, of er een
verandering van inzicht intreedt.
De heer Vallentgoed hoopt niet, dat de noodzakelijkheid
daarvan zal blijken, doordat er ongelukken gebeuren.
De Voorzitter hoopt dat ook niet.
Spreker is het met den heer van Rosmalen eens, dat de
tramhalte aan de Utrechtsche brug verlegd zal moeten worden.
Binnenkort zal in bet College behandeld worden een voorstel
om de halte voor het verkeer naar Leiderdorp te verplaatsen
naar de tramremise en die voor het verkeer naar de stad te
verplaatsen naar het punt tegenover het Utrechtsche Veer.
De heer Vallentgoed heeft nog gezegd: het is heel braaf
van den Burgemeester, dat hij een commissie van advies
voor strafzaken heeft benoemd, maar er is geen ophef van
gemaakt en die commissie is niet geïnstalleerd met daverende
redevoeringen. Spreker heeft er over gedacht, maar hij heeft
het ten slotte niet gedaan. Wat had spreker in die plechtige
installatievergadering moeten zeggen? Als spreker het goed
voorhad met de politie, was de eenige rede, die hij had
kunnen houden, deze geweest: ik moet U hier instalieeren
ik heb geen werk voor Uga maar weg en ik hoop, dat ik
U nooit terugzie. Inderdaad heeft spreker overleg gepleegd
met die commissie, maar hij heeft geen reden gevonden
daarvan een bijzondere plechtigheid te makenspreker meent
ook niet, dat daartoe aanleiding was.
De heer Vallentgoed zegt, dat dat ook niet zijn bedoeling
was; spreker heelt alleen gevraagd, waarom dit met stille
trom is gebeurd, zoodat er niets van bekend is geworden.
De Voorzitter zegt, dat, zoodra de leden benoemd waren,
dit aan de politie is medegedeeld.
Spreker is nu aan het einde van zjjn redevoering en doet
een beroep op de Raadsleden om zich bij de replieken zoo
veel mogelijk te beperken. Het College wil gaarne morgen
avond de begrooting aangenomen zien. Er is veel gezegd,
maar er kan nog meer gezegd worden en spreker gelooft
niet, dat een van de Raadsleden in de meening kan ver-
keeren, dat hij, door hier lange redevoeringen te houden,
een ander van de dwalingen zijns weegs zal bekeeren of
daarmede het gemeentebelang bijzonder zal bevorderen. Het
is beter, dat allen weer zoo spoedig mogelijk aan het werk
gaan met een aangenomen begrooting en dat men de ver
kiezingen daar voorbereidt, waar de gemeentenaren er naar
kunnen luisteren.
De heer van Eck kan zich begrijpen, dat het College, dat
met werk overladen is, zeer opziet tegen de behandeling
van de gemeentebegrooting; dat eischt natuurlijk buiten
gewoon veel tijd van voorbereiding. Wanneer de sociaal
democraten toch prijs stellen op een uitvoerige behandeling,
dan is de bedoeling daarvan natuurlijk in geenen deele om
het College op te houden of in het werk te storen. De sociaal
democraten hebben geen behoefte om vóór de verkiezingen
hier nog eens hun denkbeelden uiteen te zetten, maar meenen,
dat het toch wel zin heeft elk jaar een uitvoerige verklaring
te geven van hun standpunt, omdat dan alleen kan begrepen
worden de houding, die zij ten aanzien van verschillende
voorstellen, die hier aan de orde komen, aannemen. Het
geheele jaar worden hier besluiten genomen, waartegen zij
dikwijls principieele bezwaren hebben; het zou geen zin
hebben en ook veel te veel tijd kosten om telkens hun
standpunt uiteen zetten, waardoor zij tot andere conclusies
komen. Spreker acht het echter zeer gewenscht voor de recht
vaardiging van hun standpunt, zoowel in als buiten den Raad,
dat de sociaal-democraten tenminste eens in het jaar ge
legenheid krijgen principieel hun standpunt tegenover dat
van de burgerlijke Raadsmeerderheid uiteen te zetten. Sinds
de S. D. A. P. in den Raad zitting heeft, is het gebruik ge
worden, dat het begrootingsdebat in hoofdzaak beheerscht
wordt eenerzijds door een uiteenzetting van de bezwaren der
sociaal-democraten tegen het beleid van het College en ander
zijds door de bezwaren, die door den Raad en ook door