8.4 DONDERDAG 22 JANUARI 1931. 1930 op Zondagmiddag in de Stadsgehoorzaal een concert heeft plaats gehad, de conclusie getrokken dat het College over stag was gegaan ten aanzien van het uur, waarop ver makelijkheden worden toegelaten, n.l. 8 uur. Deze onderstelling van den heer Kooistra is onjuist; hij had dit kunnen weten ofschoon spreker hem niet kwalijk neemt, dat hij dit niet weet want zoodra het nieuwe College zijn standpunt ten aanzien van de Zondagswet had bepaald, heeft spreker daarvan mededeeling gedaan, opdat de Raadsleden op de hoogte zouden zijn. Toen is n.l. besloten concerten, zanguitvoeringen en dergelijke, voorzoover deze uit sluitend beoogen het verschaffen van kunstgenot of het behar tigen van een liefdadig doel of een ander algemeen belang door middel van het verschaffen van kunstgenot toe te laten na des namiddags 2 uur, doch bioscoopvoorstellingen zijn vóór des namiddags 8 uur bepaaldelijk niet toegestaan. De politiek van het College staat dus vast en men moet niet trachten daarin nu nog verandering te brengen. De geheele toepassing der Zondagswet is en blijft een hoogst moeilijke zaakzooals de heer Wilmer terecht zeide, is dit een quaestie van omstan digheden, die overal verschillend kunnen zijn, en van com promissen; men moet zien, hoe dit plaatselijk het beste ge regeld kan worden. Dit hangt ook samen met de vraag van den heer Kooistra inzake de voetbalwedstrijden. Dat is een compromis; die wedstrijden worden eenvoudig niet verhinderd, maar er wordt geen ontheffing verleend, zooals de heer Kooistra nu vraagt. Wat spreker heeft gezegd ten aanzien van de toepassing van de Zondagswet, kan hij ook den heer Koole antwoorden, die hetzelfde gevraagd heeft voor de zwemvereeniging. Het College heeft dat nu eenmaal zoo bepaald; het is mogelijk, dat daarin het volgend jaar verandering komt en spreker raadt den heer Koole aan het dan wederom ter sprake te brengen. Nu is er evenwel geen reden voor om daarin ver andering te brengen, te minder waar de heer Koole dezelfde motieven aanvoerdl als verleden jaar. De geheele quaestie van de Zondagswet is op het oogenblik een punt van bespreking bij de politieke partijen; uit de artikelen, die in de laatste dagen daarover verschenen zijn, kan men zien, dat de houding, die van rechts daarbij aan genomen is, veel toegevender en veel gemakkelijker is dan men van links eigenlijk verwachtte. Men moet evenwel niet vergeten, dat dit punt ook bij links eigenlijk wel wat meer zou mogen wegen; ook de heer Meijnen roerde dit gisteren met zijn citaat van Mac Donald even aan: de Zondagsrust is niet een quaestie van rechts of links, maar moet ook door alle linksche partijen worden voorgestaan en noodig geacht en mag niet in het gedrang komen. De toepassing van een nieuw te maken Zondagswet zal daarin vooral een beslissing moeten geven en allen partijen het leven zoo dragelijk moge lijk moeten maken. Spreker heeft met genoegen bemerkt, dat de aanschaffing van een politie-auto in goede aarde gevallen is; op vernieu wing daarvan is aangedrongen. Spreker is het daarmede volmaakt eens. De politie-auto heeft uitstekende diensten bewezensoms moet men vlug ergens hulp verleenen of iemand vervoeren, die men liever niet over straat laat gaan, wanneer dit te veel opzien zou baren. Het is dan ook sprekers bedoeling zoo spoedig mogelijk tot een goede reorganisatie van dien autodienst voor de politie het noo- dige te doen. Mevrouw Braggaarde Does was verontwaardigd over het antwoord, dat zij gekregen had op haar vraag inzake een vrouwelijke hulp bij de politie, doch ten onrechte. Mevrouw Braggaarde Does wenscht een inspectrice, die den geheelen dag dienst doet; op dat standpunt staat spreker niet. Er is niet voldoende werk aanwezig voor zulk een kracht. Mevrouw Braggaar wil die inspectrice allerlei sociaal werk opdragen, dat alleszins de behartiging waard is, doch dat niet tot de politio- neele taak behoort en daarbij ook niet ondergebracht behoeft te worden; daarvoor is aanstelling van een inspectrice niet noodig. Voor eenige zaken is het wel wenschelijk vrouwelijke hulp te hebbenb.v. voor het afnemen van verhooren aan meisjes; in enkele gevallen kan het, hoewel men er bij de politie aarzelend tegenover staat, aanbeveling verdienen. In dien zin heeft spreker ook geprobeerd iemand te vin den, die daartoe bereid was. De passage uit de memorie van antwoord »Ook in het afgeloopen jaar is het gemis aan vrouwelijke hulp bij de politie niet gevoeld." wil dus zeggen, dat spreker geenerlei behoefte gevoeld heeft aan een inspectrice, die volledig dienst doet. »De poging, om een hier ter stede wonende dame politie- bevoegdheid te verleenen, is de poging, door spreker aangewend, om een dame tot onbezoldigd rijksveldwachter te maken, teneinde haar in staat te stellen de noodige verhooren af te nemen. »(Die poging) is niet herhaald, vermits uit ingewonnen informaties nader bleek, dat een herhaalde poging evenmin succes zou hebben." Degene, die spreker op het oog had, was niet genegen onbezoldigd gemeenteveldwachter te worden en de Commis saris der Koningin was niet bereid die dame onbezoldigd rijksveldwachter te maken. Spreker heeft intusschen geen bezwaren tegen benoeming van een vrouwelijke kracht als buitengewoon gemeenteveld wachter en kan thans tot zijn voldoening mededeelen, dat hij er in geslaagd is een geschikt persoon te vinden en dat hij dezer dagen de benoeming verwacht, waartoe hij een voorstel heeft gedaan aan den Commissaris der Koningin. Spreker hoopt, dat mevrouw Braggaar—de Does daarmede tevreden is. De heer Groeneveld heeft de maximum-snelheid voor auto's ter sprake gebracht en achtte hetgeen in de memorie van antwoord daarover gezegd is een soort vrijbrief om de snel heidsbepalingen in de gemeente te overtreden. Dit is echter niet juist. De heer Groeneveld wenscht op zijn vragen in de sectie toch zeker een volledig antwoord; in andere gevallen uit hij allerlei bezwaren en klaagt, dat het College niet precies gedaan heeft, wat hij vroeg. Het College heeft nu precies geantwoord, hoe het er mede staat. Dit wil nog niet zeg gen, dat daarmede een vrijbrief is gegeven om zoo hard te rijden als men maar wil. De heer Groeneveld ging nog verder en meende, al heeft hij het zoo niet gezegd, dat het College het Raadsbesluit, waarbij de maximum snelheid op 25 K.M. werd bepaald zou hebben gesaboteerd. Het College had voorgesteld, geen maximum-snelheid op te nemen, omdat het van meening was, dat met het vrijlaten van de menschen een betere methode tot bestrijding van overmatige snelheden mogelijk zou zijn; dit is evenwel door den Raad niet gewild. De politie heeft natuurlijk al het mogelijke gedaan, maar het is zeer moeilijk overtreding van de maximum-snelheid te constateeren. Voortdurend wordt er op gewezen, dat proces-verbaal moet worden opgemaakt, ook uit hoofde van het artikel der Motor en Rijwielwet, dat zonder een bepaald maximum te noemen, strafbaar stelt het rijden met grootere snelheid dan de veilig heid van het verkeer toelaat. Nu hoopt spreker, dat de heer Groeneveld, terwijl er aan den eenen kant geklaagd wordt over te veel processen-verbaal, niet er op zal aandringen, dat den geheelen dag processen- verbaal worden opgemaakt; dat kan wel, maar dan heeft spreker meer agenten noodig en wordt het lid, dat op minder processen-verbaal aandrong, weer ontevreden. De heer Groeneveld wees verder op het euvel van het parkeeren in de stad. Spreker onderschrijft de bezwaren; het is echter een lastig probleem en het euvel is niet gemakkelijk te verhelpen. Aan een oplossing zijn groote moeilijkheden verbonden en nu wil spreker het grootste bezwaar, de samen stelling van een verordening op het parkeeren, nog niet eens noe men, maar er zijn ook overigens belangrijke bezwaren. Vooreerst het ontbreken van parkeerterreinen, welke men moet hebben in de buurt, waar de menschen hun boodschappen doen of zich tijdelijk willen ophouden, terwijl men niet zal kunnen volstaan met één parkeerplaats, maar er verscheidene moet beschikbaar stellen. Verder zou het aanwijzen van een bepaald parkeerterrein een groot nadeel zijn voor den middenstand, welks belang medebrengt, dat de auto's zoo dicht mogelijk bij zijn winkels kunnen komen. De heer Groeneveld zeide, dat allerlei uitzonderingen zullen moeten worden gemaakt, o. a. voor doktoren en tal van andere personen, hetwelk spreker toegeeft. Misschien krijgt de heer Groeneveld dezer dagen gelegenheid om een parkeerverorde- ning samen te stellen, welke rekening houdt met al de be langen, waarop dient te worden gelet. Indien hij een dergelijke verordening wil maken, zal spreker er met de grootste belang stelling kennis van nemen en zien, of zij in" de Commissie voor de Strafverordeningen er door te krijgen is. Ten aanzien van het Steenschuur kan spreker den heer Groeneveld zeggen, dat ter plaatse een internationaal waar schuwingsbord staat. Wat betreft het zetten van een verkeerspost op het kruis punt HoogewoerdGangetje—KorevaarstraatBreestraat ant woordt spreker, dat de behoefte daaraan niet in sterke mate wordt gevoeld. Zeer zelden gebeurt op die plaats een ongeluk. Op andere punten zou het plaatsen van een verkeersagent meer aanbeveling verdienen. Nu kan spreker met 9 agenten twee posten betrekken, zoodat hij voor een nieuwe verkeers post 4£ agent er bij noodig zou hebben, en waar de kosten per agent op ƒ1600.— zijn te stellen, kunnen de Raadsleden zelf uitrekenen, welke uitgaven voor dezen verkeerspost zouden worden vereischt. Nopens de vraag van den heer Verweij betreffende het geven van verlof aan het gemeente-personeel op 1 Mei, merkt spreker op, dat het blijkbaar de bedoeling is 31 Augustus en 1 Mei in dit opzicht gelijk te stellen. De heer Verweij zegt, dat Burgemeester en Wethouders het karakter van den 1 Mei dag miskennen, maar die gedachtengang is het College vreemd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 8