78 DONDERDAG 22 JANUARI 1931. groot aantal verbruikers exorbitante prijzen in rekening werden gebracht, dan zou op die groepen van particuliere verbruikers een grootere winst worden behaald dan nu en zouden, zonder dat de financieele positie der fabrieken werd geschaad, de artikelen aan de industrie tegen lager prijzen kunnen worden afgegeven, maar spreker vraagt of een derge lijke politiek wel aanbeveling verdient. Naar sprekers meening moeten de fabrieken ten aanzien van het industrie-tarief de zaak op zichzelf beschouwen en zien wat voor prijzen zij kunnen bedingen, welke redelijk zijn tegenover alle andere warmte- en krachtbronnen, want de fabrieken zijn wel monopolistisch ten aanzien van de particuliere afnemers, maar niet ten aanzien van de industrie. Op het gebied van industrie hebben zij concurrentie in den vorm van gasmotoren en eigen opwekking en moeten zij wel terdege met haar tarieven uitkomen tegen die concurreerende warmte- en krachtbronnen. Gezien de gestadige toeneming van het debiet, ook voor de industrie, gaat het goed; steeds meer fabrieken zetten haar eigen krachtwinning stop en nemen de electrische aandrijving van de lichtfabrieken, omdat dit voor haar blijkbaar voor- deeliger is. Waar de heer Rosman aanvoerde, dat die gemeentelijke bedrijven altijd duurder zijn dan particuliere, wijst spreker erop, dat de Leidsche Vereeniging van Industiieelen, waar mede de Directie der fabrieken ten aanzien van deze zaak altijd voeling heeft, over de prijszetting van de fabrieken zeer tevreden is en toegeeft, dat de tarieven der lichtfabrieken aan de industrieën, bij die Vereeniging aangesloten, de con currentie met andere industrie-centra mogelijk maken. De Twentsche Centrale in Hengelo is een zuiver particuliere instelling, daarin zit geen dubbeltje overheidsgeld; zij is opge richt door de groote particuliere werkgevers in Twente en er zit niets aan wat de zaak duur zou kunnen maken. Welnu, de Leidsche tarieven voor de industrie zijn niet hooger dan die van die Centrale in Twente. De heer Bosman voegt spreker toe, dat die Twentsche Centrale een veel te hoog dividend uitkeert, maar spreker wijst erop, dat het hier alleen gaat om de concurrentie- mogelijkheid, over de vraag of die door de stedelijke licht fabrieken wordt bemoeilijkt, doordat zij te hooge stroom- prijzen eischen of niet. Dat er voor de gemeente nog iets overblijft is waar, maar tevens heel gelukkig. Dit is een millioen; laat de heer van Eek maar blij zijn, dat dit 1 millioen is, daardoor kan Leiden aan zijn verplich tingen voldoen en is er nog geld in kas. De heer Kooistra zegt: lang leve de gemeente-exploitatie; spreker is daarvoor, wanneer een bedrijf een monopolistisch of een publiek karakter heeft; het onderscheid tusschen de S. D. A. P. en het College is, dat Burgemeester en Wethouders alleen overheidsexploi- tatie willen, wanneer dat noodzakelijk is, dus bij een mono polistisch of openbaar bedrijf, terwijl de S. D. A. P. overheids- exploitatie wil, wanneer het maar mogelijk is. Dat is het groote principieele verschil. De heer Wilmer zegt, dat het dus van de omstandigheden afhangt. De heer Goslinga zegt, dat dit geen omstandigheid is. De broodvoorziening draagt geen monopolistisch of publiek karak ter; iedereen kan dat bakken, maar electriciteit, gas en water kunnen slechts door één lichaam worden voortgebracht. De heer Wilmer weet toch wel wat een monopolistisch karakter ismen moet hierbij niet met woorden schermenmen weet heel goed wat men aan elkaar heeft. Een bedrijf met mono polistisch of publiek karakter behoort in gemeentelijke handen, zooals telefoon, radio-distributie. De heer Manders acht dit ook niet noodig. De heer Goslinga zegt dat de heer Manders dit ervaren zal; wacht maar! Wat betreft den omvang der werkloosheid, als men zoo hoort spreken, is het alsof er geen andere quaestie in geheel Leiden is dan de werkloosheid. Men moet zich evenwel voor overdrijving hoeden. In vergelijking met andere gemeenten en met het geheele land is de omvang der werkloosheid in Leiden niet erg; zij bedraagt hier 50%, dus de helft van die in Amsterdam, 40 van die in Rotterdam, 60 van die in Utrecht; Schiedam, dat kleiner is dan Leiden, telt 2000 werkloozen, dus aanzienlijk meer dan hier. Natuurlijk is werkloosheid voor hem, dien het treft, wel erg, maar of er 10 werkloos zijn, dan wel 1000, voor allen is het even erg; die 10 hebben geen troost, dat zoovele anderen werken, want zij zijn werkloos en die 1000 werkloozen hebben er geen troost bij, dat ergens anders 2000 werkloozen zijn. Dit is bezien uit individueel standpunt volkomen waar, maar bekeken vanuit het standpunt der Overheid is het zoo: Wanneer men de seizoenwerkloosheid uitschakelt, dan werken op elke 100 arbeiders in Leiden er nog 96. Het is dus niet zoo, dat de halve stad werkloos is. Spreker wil het feit, dat 4 der arbeiders werkloos is, niet verkleinen, bij 2 werkloosheid is het ook een groote ramp maar men moet het niet voorstellen also! geen andere zaak de aandacht waard is. In de tweede plaats wil spreker een opmerking maken naar aanleiding van het gesprokene door den heer Wilbrink, die er de aandacht op vestigde, dat er vele menschen zijn, die steeds buiten de stad hun brood hebben verdiend door te gaan werken in Wassenaar, in Voorburg, in de bollenstreek eri in de zeedorpen en die thans werkloos wordende, het werkloozencijfer van Leiden verhoogen. Spreker zegt, dat daarnaast tal van menschen, die in de omgeving van Leiden geregeld hun werk hebben en wier arbeid met de welvaart van Leiden niets te maken heeft, zich hier vestigen, omdat zij het hier aangenamer vinden, omdat hier betere verzorging is in de dagen van werkloosheid, of om andere redenen dagelijks komen dergelijke menschen binnen en nu gaat het toch niet aan de Leidsche burgerij ten volle aansprakelijk te stellen voor al de gevolgen van die werkloosheid, omdat de Leidsche ingezetenen, ook de werkgevers te Leiden, grooten- deelsaan het werkloos zijn van die menschen part noch deel hebben. Spieker wil hiermede aantoonen, dat bij het ontleden van het verschijnsel der werkloosheid moet worden gelet op dezen factor, dat als te Leiden een zoo ruime voorziening wordt getroffen als wordt voorgesteld, de toestrooming van dergelijke elementen uit de omgeving zal toenemen en die menschen weinig geneigd zullen zijn om, als zij buiten de stad werk krijgen, naar het terrein van hun werkzaamheid te verhuizen. De werkverschaffing is uit de voorstellen van deS. D. A.P. verdwenen; al wat de klok slaat is werkverruiming, ook in het voorstel van den heer van Stralen betreffende de Leidsche flout. In dit opzicht nemen de Leidsche sociaal-democraten een uitzonderlijk standpunt in tegenover hun partijgenooten elders, want in andere gemeenten wil die partij wel van werkverschaffing weten. In Haarlem b.v. is dat zoo. De heer van Stralen: Wij hebben er geen bezwaar tegen. De heer Goslinga antwoordt: ja, tegen loonen van het volle bedrijf, maar daarmede beleedigen de heeren hun partij genoot Mr. Gerritsz te Haarlem, omdat die genoegen heeft genomen met een maximum-loon van 22.50 bij de werkver schaffing te Castricum, waartegen van communistische zijde is opgekomen, Er wordt wel gezegd, dat het te laag is, maar zeer veel menschen gaan er voor aan het werk. De heer Vallentgoed voegt spreker toe, dat is voorgesteld ƒ25.Spreker zegt, dat het alleen de vraag is voor welk bedrag de menschen aan het werk gaan. Het is duidelijk, dat Haarlem niet 25.— kon bedingen, terwijl Leiden dat ook niet heeft kunnen doen. Leiden heeft zelfs hoogere loonen voorgesteld en meer laten verdienen, maar daarop is aan merking gemaakt. Dat doen ook de sociaal-democratische Wethouder van Sociale Zaken te Schiedam, de heer de Bruyn, en de sociaal democratische Wethouder Sanders te Dordrecht, vooraanstaande mannen in de S.D.A.P. Spreker zou er nog meer kunnen noemen. Zij kunnen ook niet anders. Hier kan het evenwel niet. Toch is het noodig, en Burgemeester en Wethouders overwegen op het oogenblik uitzending naar de Rijkswerk- verschaffing van een deel der werkloozen, om die althans voor een deel weer te gaan wennen aan werken; dit is een van de groote voordeelen van de werkverschaffing. Dat het geen concentratiekampen zijn, waarheen de men schen verbannen worden, zooals in Rusland naar de sneeuw velden van Archangel, blijkt hieruit, dat in Dordrecht van de 138 menschen, die met de Kerstdagen thuiskwamen, toen hun de keuze werd gelaten tusschen terugkeeren of eerst hun reglementaire kasuitkeering te ontvangen, wat op 1 Januari weer mogelijk was, 130 liever weer teruggingen dan uit hun kas gingen trekken. Aan uitzending van werkloozen zijn natuur lijk groote bezwaren verbonden; Leiden is dan ook een van de laatste groote gemeenten, die er toe overgaan, maar de toestand was gelukkig hier niet zoo, dat men er toe genoopt werd. Nu hebben andere plaatsen de spits afgebeten en de moeilijkheden geëffend. Burgemeester en Wethouders hebben advies gevraagd voor de Sociale Commissie; dat heeft hen nog niet bereikt, maar het is gunstig en ondanks de vele bezwaren in do commissie tegen uitzending, die spreker vol ledig onderschrijft, moest men toegeven dat de moreele bezwaren van het als maar werkloos blijven loopen nog grooter waren. Nu rukt men daarmede wel gezinnen uiteen, door den man ver van huis te zenden, maar daartegenover staat zeer juist, dat tal van andere arbeiders ook hun brood buitenshuis ver dienen, b.v. zeelieden, handelsreizigers, monteurs e.d. Spreker zegt, in aansluiting aan den heer Splinter, dat het College ook niet bezield wordt door een mentaliteit, dat het

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1931 | | pagina 2